Uitspraken Sociale Zekerheid

Uitgever Sdu
Tijdschrift Uitspraken Sociale Zekerheid
Datum 17-04-2023
Aflevering 5
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep 18-01-2023
CiteertitelUSZ 2023/72
SamenvattingBeoordeling in bezwaar door arts bezwaar en beroep. Niet-verzekeringsarts in bezwaar. Geregistreerde verzekeringsarts in primo. Zorgvuldigheid.
Samenvatting (Bron)Algemeen kader medische beoordeling in bezwaar. Beoordeling in bezwaar door arts bezwaar en beroep. Weigeren een WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen aanleiding bestaat voor twijfel aan de juistheid van het oordeel van de arts bezwaar en beroep. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd, voor zover de rechtbank niet heeft beslist op het beroep tegen het niet tijdig beslissen. De Raad zal het beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog niet-ontvankelijk verklaren. Toewijzing verzoek om vrijstelling van het betalen van griffierecht.
AnnotatorE. van den Bogaard
LinkVolledige tekst annotatie (Westhoff.nl)
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:99
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep 01-03-2023
CiteertitelUSZ 2023/73
SamenvattingOverzicht niet-eindgeselecteerde functies, Ingeschakelde deskundige.
Samenvatting (Bron)Beëindigen WIA-uitkering. Het onderzoek van de deskundige is zorgvuldig geweest. De conclusie van de deskundige dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante wordt gevolgd. Dit betekent dat het Uwv terecht deze functies aan de schatting ten grondslag heeft gelegd.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:379
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep 23-02-2023
CiteertitelUSZ 2023/77
SamenvattingUitsluitingsgrond, Verblijf buiten Nederland anders dan wegens vakantie, Herleving, Coronavirus.
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek om verlenging van de herlevingstermijn van de WW-uitkering. Niet is voldaan aan de voorwaarde dat terugkeer naar Nederland onmogelijk is of was (vanwege reisbeperkingen door de coronacrisis zoals sluiten van grenzen/geen vliegverkeer). Appellante heeft erkend dat in haar geval terugkeer naar Nederland voor 1 juli 2020 mogelijk was. Het Uwv heeft de in het 'Landelijk Bericht IM Uitkeren' neergelegde gedragslijn dan ook consistent toegepast.
AnnotatorG.C. Boot
LinkVolledige tekst annotatie (NDSZ.nl)
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:367
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 09-03-2023
CiteertitelUSZ 2023/78
SamenvattingCompensatie transitievergoeding, Wsw-arbeid.
Samenvatting (Bron)Het standpunt van het Uwv dat niet wordt voldaan aan de in artikel 7:673e, eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste van het BW neergelegde voorwaarde voor compensatie van de betaalde transitievergoedingen aan de achttien voormalig werknemers en dat de aanvragen om compensatie daarom moeten worden afgewezen, wordt onderschreven. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de situatie van appellante als Wsw-werkgever niet een bijzondere omstandigheid oplevert op grond waarvan artikel 7:673e, eerste lid, van het BW hier buiten toepassing moet worden gelaten.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:445
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 10-01-2023
CiteertitelUSZ 2023/79
SamenvattingIntrekking, Terugvordering, Inkomsten, Niet overleggen van stukken, Gevolgen schending medewerkingsverplichting.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering van bijstand. Niet overleggen van stukken. Gevolgen schending medewerkingsverplichting. Het enkele feit dat door de schending van de medewerkingsverplichting geen gegevens of bewijsstukken voorhanden zijn die zien op een periode voor de schending, maakt niet dat daardoor het recht op bijstand over die periode niet kan worden vastgesteld. Uitgangspunt is namelijk de situatie zoals de betrokkene die heeft weergegeven en waarop de bijstandsverlening is gebaseerd. Alleen als gegronde en concrete twijfel bestaat over de rechtmatigheid van de verleende bijstand over die periode is door het ontbreken van de betreffende gegevens of bewijsstukken het recht op bijstand niet vast te stellen zodat intrekking is gerechtvaardigd. Daarvan is in dit geding geen sprake. Het recht op bijstand kan wel worden ingetrokken vanaf de schending van de medewerkingsverplichting. De schending doet zich voor op het moment dat niet wordt voldaan aan een concreet verzoek om medewerking van het college.
AnnotatorM.W. Venderbos
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:38
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 24-01-2023
CiteertitelUSZ 2023/80
SamenvattingIntrekking, Terugvordering, Bankrekeningen, Kasstortingen, Onbekende inkomstenbron, Recht op bijstand wel vast te stellen.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering van bijstand. Kasstortingen op bankrekening niet gemeld. Onbekende geldstroom niet aannemelijk gemaakt. Recht op bijstand wel vast te stellen. Door de ontvangst van de kasstortingen niet te melden hebben appellanten over periode 1 de op hen rustende inlichtingenverplichting geschonden. Het college heeft met de verwijzing naar de kasstortingen niet aannemelijk gemaakt dat appellanten in periode 1 en de periode daarvoor een onbekende geldstroom hebben gehad. Dit betekent dat het recht op bijstand over periode 1 kan worden vastgesteld door de kasstortingen in die periode als inkomen van appellanten in mindering te brengen in de maanden waarin de stortingen hebben plaatsgevonden. Voor een integrale intrekking van de bijstand over periode 1 is geen grondslag, maar wel voor herziening van de bijstand over die periode.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:190
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 24-01-2023
CiteertitelUSZ 2023/81
SamenvattingAfwijzing, Aanvraag om aanvullende bijstand, Gehuwd met niet-rechthebbende partner, Toepassing art. 24 Pw, Individualiseringsbeginsel, Afstemming, Bewijslastverdeling, Aanvraagsituatie, Geen sprake van zeer bijzondere omstandigheden.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag om aanvullende bijstand. Gehuwd met niet-rechthebbende partner. Geen grond voor afstemming ogv art. 18 lid 1 PW. Bewijslastverdeling. Voor een individuele afstemming in de vorm van een verlaging dan wel een verhoging van de bijstand is slechts plaats in zeer bijzondere situaties. Het is aan degene die deze afstemming wenst om aannemelijk te maken dat zich een zeer bijzondere situatie voordoet als hiervoor bedoeld. In dit geval gaat het anders dan appellant stelt echter niet om een ambtshalve toepassing van artikel 24 van de PW door het college. Het gaat hier namelijk om een aanvraagsituatie waarbij om (aanvullende) bijstand wordt gevraagd met toepassing van afstemming naar een hoger bedrag dan de toepasselijke norm. Hierbij geldt, anders dan mogelijk zou kunnen worden afgeleid uit één van de uitspraken van 17 december 2019, te weten die onder nummer ECLI:NL:CRVB:2019:4105, overeenkomstig de hoofdregel geen zelfstandige onderzoeksplicht voor het college, maar ligt de stelplicht en bewijslast omtrent het bestaan van zeer bijzondere omstandigheden die tot afstemming nopen bij de aanvrager, in dit geval dus bij appellant. Appellant is er niet in geslaagd om het bestaan van een zeer bijzondere situatie aannemelijk te maken.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:197
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 24-01-2023
CiteertitelUSZ 2023/82
SamenvattingMedeterugvordering, Gezamenlijke huishouding, Uitzondering, Zorgbehoefte, Discriminatoir onderscheid.
Samenvatting (Bron)Medeterugvordering. Gezamenlijke huishouding. Discriminatoir onderscheid. De uitzondering op de gelijkstelling van ongehuwd samenwonenden met gehuwden betreft een ongerechtvaardigd onderscheid in behandeling van gelijke gevallen als bedoeld in artikel 26 van het IVBPR, voor zover deze uitzondering wegens het bestaan van een zorgbehoefte is beperkt tot bloedverwanten in de tweede graad. De wetgever heeft nagelaten om zelf een regeling te treffen die de discriminatie opheft. Inmiddels zijn na het arrest van de Hoge Raad uit 2017 meer dan vijf jaar verstreken. De Raad ziet hierin aanleiding in te grijpen en de ongerechtvaardigde ongelijke behandeling op te heffen. Overeenkomstig de uitspraak van de Raad uit 2016 dient artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de PW, voor zover de uitzondering wegens het bestaan van een zorgbehoefte is beperkt tot bloedverwanten in de tweede graad, wegens strijd met voornoemde verdragsbepaling buiten toepassing te worden gelaten.
AnnotatorH.W.M. Nacinovic
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:218
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCOVID-maatregelen
TitelCentrale Raad van Beroep 24-01-2023
CiteertitelUSZ 2023/83
SamenvattingAfwijzing Tozo-uitkering, Vereiste inschrijving in KvK, Discriminatieverbod, Geen strijd.
Samenvatting (Bron)Afwijzing Tozo. Niet voldaan aan vereiste van inschrijving in KvK. Geen strijd met discriminatieverbod. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat het in de Tozo gestelde vereiste van inschrijving in het handelsregister een dergelijk specifiek nadeel oplevert voor vrouwen. De enkele stelling dat onder de Regeling meer vrouwen dan mannen werken en het feit dat werken op basis van de Regeling geen inschrijving in het handelsregister van de kamer van Koophandel vergt, is daarvoor onvoldoende. Er is dan ook geen grond om het in de Tozo gestelde vereiste van inschrijving in het handelsregister als indirect discriminatoir aan te merken.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:169
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 24-01-2023
CiteertitelUSZ 2023/84
SamenvattingIntrekking, Terugvordering, Bankrekeningen, Kasstortingen, Onbekende inkomstenbron, Recht op bijstand niet vast te stellen.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering van bijstand. Bankrekeningen en stortingen niet gemeld. Anders dan is overwogen in de andere zaken van appellanten (zie ECLI:NL:CRVB:2023:190) kan in de hier voorliggende zaken het recht op bijstand niet per maand worden vastgesteld aan de hand van de gestorte bedragen. De frequentie van de kasstortingen, de hoogte van de gestorte bedragen tot soms wel duizenden euros per dag en het totaalbedrag aan stortingen in de periodes in geding, zijn van een geheel andere grootte dan die van de in de periode van 9 januari 2017 tot en met 28 november 2018 gestorte bedragen. Gelet op de hoogte en frequentie van de bedragen die in de periodes in geding op de bankrekeningen van appellanten zijn gestort, was in die periodes sprake van een aanzienlijke contante geldstroom, waarvoor een plausibele verklaring moet kunnen worden gegeven. Het ging hier niet om incidenteel ontvangen geldbedragen. Appellanten hebben niet inzichtelijk gemaakt, ook niet in hoger beroep, waar dat contante geld vandaan kwam.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:191
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 30-01-2023
CiteertitelUSZ 2023/85
SamenvattingToekenning, Toepassing kostendelersnorm, Bewijslastverdeling, Zakelijke relatie.
Samenvatting (Bron)Toekenning bijstand. Kostendelersnorm. Bewijslast. Zakelijke relatie. De last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor toepassing van de kostendelersnorm is voldaan, rust in beginsel op het college. Dit geldt ook voor een besluit tot toekenning van bijstand naar de kostendelersnorm. Aan de voorwaarden voor toepassing van de kostendelersnorm is niet voldaan. De bewoners B en C hadden hoofdverblijf in dezelfde woning als appellant, maar zij hadden een zakelijke relatie. Het maakt niet uit dat alle bewoners gezamenlijk de volledige huurprijs van de woning opbrachten die was verschuldigd. Aan de criteria voor een zakelijke relatie is niet voldaan als in feite één prijs wordt opgebracht door de bewoners gezamenlijk, maar dat geldt alleen in de situatie dat als gevolg daarvan het deel van elk van de bewoners onder het niveau van een commerciële prijs zakt. In dit geval is niet in geschil dat de bewoners elk een commerciële prijs betaalden.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:202
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekMaatschappelijke ondersteuning
TitelCentrale Raad van Beroep 02-02-2023
CiteertitelUSZ 2023/86
SamenvattingMelding, Verstrekte maatwerkvoorziening, Kwalificatie, Brief, Passende bijdrage.
Samenvatting (Bron)De rechtbank heeft zich ten onrechte onbevoegd verklaard. Het college heeft ten onrechte geen onderzoek verricht en appellante heeft zes weken na de brief geen aanvraag ingediend. Hierdoor is de beslistermijn van artikel 2.3.5, tweede lid, van de Wmo 2015 nog niet aangevangen. Dit betekent dat appellante het college te vroeg in gebreke heeft gesteld. De rechtbank had het beroep niet tijdig beslissen daarom niet-ontvankelijk moeten verklaren.
AnnotatorR. Imkamp
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:247
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 23-02-2023
CiteertitelUSZ 2023/87
SamenvattingHulphond, Therapeutische doelstelling, Passende bijdrage, Weigering.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag pgb voor maatwerkvoorziening bestaande uit de aanschaf van een PTSS-hulphond, inclusief training en gebruikskosten. Het college heeft voldoende gemotiveerd dat een hulphond in het geval van appellant geen passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:349
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Den Haag 08-03-2023
CiteertitelUSZ 2023/88
SamenvattingBelangen kinderen, Opvang, Onderzoek, IVRK.
Samenvatting (Bron)Wmo 2015. IVRK. EVRM. Maatschappelijke opvang. Stappenplan. Onderzoek dat uitgevoerd moet worden in het kader van de aanvraag om opvang en de rol die de belangen van de kinderen daarbij spelen.
UitspraakECLI:NL:RBDHA:2023:3132
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Den Haag 08-03-2023
CiteertitelUSZ 2023/89
SamenvattingBelangen kinderen, Opvang, Onderzoek, IVRK.
Samenvatting (Bron)Wmo 2015. IVRK. EVRM. Maatschappelijke opvang. Stappenplan. Onderzoek dat uitgevoerd moet worden in het kader van de aanvraag om opvang en de rol die de belangen van de kinderen daarbij spelen.
UitspraakECLI:NL:RBDHA:2023:3130
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 15-03-2023
CiteertitelUSZ 2023/90
SamenvattingWerknemer, Mantelzorger, Pgb.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag om een WW-uitkering. Er is geen sprake geweest van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Appellant is geen werknemer geweest in de zin van artikel 3, eerste lid, van de WW en was dus niet verzekerd voor de WW. Geen beroep op het vertrouwensbeginsel.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:479
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoeten, maatregelen, terug- en invordering
TitelCentrale Raad van Beroep 24-01-2023
CiteertitelUSZ 2023/91
SamenvattingHerziening, Terugvordering, Boete, Inkomsten niet gemeld, Hoogte boete, Doorlopende schending, Maximumboete, Aanvang overtreding, Geen sprake van verjaring, Geen matiging vanwege draagkracht.
Samenvatting (Bron)Herziening en terugvordering van bijstand. Boete. Inkomsten niet gemeld. Hoogte boete niet juist vastgesteld. Gelet op de start van de overtredingsperiode op 1 januari 2010 is het college ten onrechte uitgegaan van het maximumboetebedrag zoals dat gold in 2019. Bij een overtreding die een aanvang heeft genomen vóór 1 januari 2013 en na die datum is doorgelopen, moet voor wat betreft de maximumboete worden aangesloten bij het maximumboetebedrag zoals dat op 1 januari 2013 gold. In de situatie van appellanten dient de boete dus met toepassing van artikel 2, zevende lid, van het Boetebesluit te worden bepaald op 5.200,-. Dat het college ervoor heeft gekozen om de periode voor 21 december 2014 niet te betrekken in de vaststelling van het benadelingsbedrag maakt niet dat van een hoger boetebedrag mag worden uitgegaan dan het maximumboetebedrag zoals dat gold op 1 januari 2013.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:173
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekInternationaal
TitelCentrale Raad van Beroep 23-02-2023
CiteertitelUSZ 2023/92
SamenvattingGrensoverschrijdende situatie, Unierecht, Aanvraag WIA-uitkering, Verplichting UWV om relevante medische stukken op te vragen bij het orgaan van een andere EU-lidstaat, Alleen bij concrete aanwijzingen.
Samenvatting (Bron)Weigeren WIA-uitkering. De besluitvorming van het Uwv is niet onzorgvuldig geweest. Het medisch onderzoek mocht in Nederland plaatsvinden en het Uwv hoefde in dit geval geen nadere stukken op te vragen bij het Belgische orgaan. Afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:364
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekInternationaal
TitelCentrale Raad van Beroep 24-02-2023
CiteertitelUSZ 2023/93
SamenvattingGrensoverschrijdende situatie, Unierecht, Verzekering voor AOW, Werkzaamheden als uitzendkracht, Toepasselijke wetgeving op grond van Verordening 883/2004 in de periodes gelegen tussen nieuwe uitzendovereenkomsten, Wetgeving van het woonland.
Samenvatting (Bron)Deze uitspraak is een vervolg op een prejudiciële vraag van 17 december 2020 aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) (verwijzingsbeslissing)1 en het arrest van het Hof van 13 oktober 2022.2 Op betrokkene was tijdens de tussenliggende periodes niet de Nederlandse, maar de Duitse wetgeving van toepassing. Geen onjuiste vaststelling tussenliggende periodes. Met het pensioenoverzicht is niet een ongerechtvaardigde inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van betrokkene.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:385
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursprocesrecht
TitelCentrale Raad van Beroep 24-01-2023
CiteertitelUSZ 2023/94
SamenvattingBBZ 2004, Oplegging voorwaarden, Beroep niet-ontvankelijk, Ontbreken procesbelang.
Samenvatting (Bron)Oplegging voorwaarden aan bijstandverlening ogv BBZ 2004. Beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken procesbelang. Niet gesteld noch gebleken dat het eventuele niet nakomen van de in het besluit opgelegde voorwaarden en verplichtingen door appellanten heeft geleid tot het niet of tot een te laag bedrag uitbetalen van bijstand aan appellanten of tot een herziening of terugvordering van het recht op bijstand over die periode door het college. Het bestreden besluit kan niet meer van belang is voor toekomstige besluiten. Het is daarnaast op voorhand onaannemelijk dat de door appellanten gestelde schade het gevolg is van opgelegde voorwaarden en verplichtingen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:193
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 28-02-2023
CiteertitelUSZ 2023/95
SamenvattingIntrekking, Terugvordering, Op geld waardeerbare werkzaamheden, Procesrecht, Goede procesorde, Digitale zitting.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering van bijstand. Deels digitale zitting. Appellanten hebben terecht aangevoerd dat in dit geval een grondslag ontbreekt voor het (deels) digitaal houden van de zitting. Nu niet is gebleken dat appellanten hierdoor zijn benadeeld, ziet de Raad geen reden om daaraan consequenties te verbinden voor de aangevallen uitspraak. Het college heeft aannemelijk gemaakt dat appellant in de te beoordelen periode op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht die hij niet heeft gemeld. Gelet op de omvang van de werkzaamheden heeft het college terecht de bijstand van appellanten ingetrokken en beëindigd omdat het recht op bijstand niet is vast te stellen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:448
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursprocesrecht
TitelCentrale Raad van Beroep 28-02-2023
CiteertitelUSZ 2023/96
SamenvattingNiet tijdig beslissen op aanvraag, Eisen ingebrekestelling, Risicosfeer college, Dwangsom.
Samenvatting (Bron)Ten onrechte geen dwangsommen toegekend. Ingebrekestelling voldoet aan eisen. Uit de ingebrekestellingen is duidelijk dat deze zien op een aanvraag van 17 mei 2019 voor kosten van fysiotherapie en op een aanvraag van 23 mei 2019 voor deurwaarderskosten. De omstandigheid dat het college de in de ingebrekestelling aangeduide aanvragen niet kan koppelen aan de aanvragen zoals die zijn ingediend, omdat die aanvragen bij het college in het ongerede zijn geraakt, ligt in de risicosfeer van het college.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2023:392
Artikel aanvragenVia Praktizijn