Gezondheidszorg Jurisprudentie

UitgeverSdu
TijdschriftGezondheidszorg Jurisprudentie
Datum14-12-2007
Aflevering8
RubriekOverheidsregulering
TitelRechtbank 's-Gravenhage, 30-10-2007, KG 07/1099 (met noot)
Citeertitel«GJ» 2007/164
SamenvattingLeeftijdsgrens van 75 jaar bevolkingsonderzoek borstkanker. Leeftijdsdiscriminatie? Objectieve rechtvaardiging. Vordering afgewezen.
Samenvatting (Bron)Eiseressen vorderen - zakelijk weergegeven - de Staat op straffe van een dwangsom te veroordelen om de leeftijdsgrens van 75 jaar bij het bevolkingsonderzoek op borstkanker (BOB) af te schaffen. Zij voeren daartoe het volgende aan. Vrouwen moeten zelf kunnen bepalen of zij aan onderzoek blijven deelnemen, ongeacht hun leeftijd. Voor het handhaven van de leeftijdgrens zijn geen medische, technische of andere rechtvaardigingsgronden. Door vrouwen ouder dan 75 jaar uit te sluiten van het BOB maakt de Staat zich schuldig aan discriminatie in strijd met onder meer artikel 1 Grondwet, artikel 14 EVRM, artikel 26 BUPO, de artikelen 1 en 2 Vrouwenverdrag (CEDAW), artikel 2 ICESCR, en daarmee tevens aan een onrechtmatige daad ingevolge artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek). De voorzieningenrechter overweegt onder meer dat aan de hand van de in dit kort geding beschikbare documentatie niet met de hier vereiste hoge mate van aannemelijkheid kan worden vastgesteld dat de redenen waarom de Staat de hier bedoelde bovengrens toepast, onvoldoende solide zijn om het gemaakte onderscheid te kunnen rechtvaardigen. In haar advies van 2001 heeft de Commissie WBO van de Gezondheidsraad, die geacht mag worden te hebben gerapporteerd overeenkomstig de toenmalige stand van de wetenschap, de huidige leeftijdsgrens kennelijk acceptabel geoordeeld. Het vrij recente onderzoek van Fracheboud c.s. wijst er evenmin op dat voor de leeftijdsgrens geen objectieve grond bestaat. Bij deze stand van zaken moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat voor (het onderscheid dat wordt gemaakt door) de geldende leeftijdsgrens een objectieve rechtvaardiging is te vinden, te weten - kort gezegd - het gegeven dat borstkanker bij vrouwen op hoge(re) leeftijd eerder waarneembaar is dan bij jongere vrouwen, maar langzamer groeit, waardoor met het stijgen van de leeftijd van de betrokken personen een vroegtijdige ontdekking en een daarop gevolgde behandeling, waaraan altijd óók nadelen zijn verbonden, in steeds mindere mate de kwaliteit van het leven verhogen of levensverlengend werken. Weliswaar is, naar zich laat aanzien, slechts in beperkte mate gevolg gegeven aan de toezegging van de toenmalige Minister in haar brief van 3 juli 1997 aan de Tweede Kamer om gedurende tien jaar de gevolgen van de beoogde uitbreiding te monitoren, maar hieruit volgt niet dat het gehandhaafde onderscheid discriminerend en dus onrechtmatig is. Deze uitkomst leidt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van eiseressen in de kosten van dit kort geding.
AnnotatorY.M. Drewes , A.C. Hendriks
Pagina1041-1049
Artikel aanvragenVia Praktizijn
UitspraakECLI:NL:RBSGR:2007:BB6695