Samenvatting (Bron) | Milieustrafrecht. Het hof overweegt dat een afvalstof (i.c. oogstrestanten van uien) in de zin als in het arrest is weergegeven weliswaar door nuttige toepassing - daargelaten of de onderhavige gestelde beoogde toepassing (onderwerken in de grond) als zodanig is te duiden - het karakter van afvalstof kan verliezen. Echter, van die beoogde toepassing was nog geen sprake, zodat naar het oordeel van het hof de stof nog steeds een afvalstof is.
Hoewel het hof tot de conclusie komt dat verdachte voldoet aan de voorwaarden die de Vrijstellingsregeling plantenresten en tarragrond stelt aan vrijstelling op het stortverbod ex artikel 10.2 Wm, dient de wijziging van artikel 2 Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen naar het oordeel van het hof weliswaar te worden geduid als een verandering van wetgeving die blijk geeft van een gewijzigd inzicht van de wetgever, doch niet ten aanzien van de strafwaardigheid van de onderwerpelijke gedraging, zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid, Sr. Het hof zal bij de strafoplegging evenwel rekening houden met de omstandigheid dat verdachte in augustus/september 2005 materieel gezien wel voldeed aan de voorwaarden die de Vrijstellingsregeling plantenresten en tarragrond sinds 15 november 2005 stelt aan het storten van oogstrestanten. Volgt toepassing artikel 9a Sr. |