Jurisprudentie Bestuursrecht

UitgeverSdu
TijdschriftJurisprudentie Bestuursrecht
Datum20-10-2011
Aflevering13
TitelHoge Raad, 12-07-2011, 10/05151 CW (met noot)
CiteertitelJB 2011/207
SamenvattingCassatie in belang der wet. Aanscherping rechtspraak wat betreft veranderingen in regels van sanctierecht. Lex mitior. Uniforme toepassing rechtspraak Hoge Raad in strafrecht en bestraffend bestuursrecht. Rechtseenheid.
Samenvatting (Bron)Cassatie in het belang der wet. Art. 1.2 Sr. EHRM Scoppola. De HR vat rechtspraak samen over art. 1.2 Sr. De HR ziet aanleiding zijn rechtspraak aan te scherpen wat betreft veranderingen in regels van sanctierecht. Voor die regels, die zowel het specifieke strafmaximum als meer algemene regels met betrekking tot de sanctieoplegging kunnen betreffen, heeft voortaan te gelden dat een sedert het plegen van het delict opgetreden verandering door de rechter met onmiddellijke ingang - en dus zonder toetsing aan de maatstaf van het gewijzigd inzicht van de strafwetgever omtrent de strafwaardigheid van de vóór de wetswijziging begane strafbare feiten - moet worden toegepast, indien en voor zover die verandering in de voorliggende zaak ten gunste van de verdachte werkt. Opmerking verdient in dit verband dat eventueel door de wetgever geformuleerde bijzondere overgangsbepalingen zullen moeten passen binnen internationale regelgeving. Indien dat niet het geval is, zal de rechter deze bepalingen buiten toepassing moeten laten. De HR blijft echter bij zijn bestendige rechtspraak met betrekking tot veranderingen die verband houden met delictsomschrijvingen, waaronder begrepen veranderingen in de bestanddelen alsmede het vervallen van strafbaarstellingen, bijvoorbeeld in verband met de invoering van een ander handhavingsregime. Daarbij merkt de HR op dat die rechtspraak goede grond heeft omdat de strafrechtelijke aansprakelijkheid in beginsel wordt bepaald door de regelgeving die geldt ten tijde van het plegen van het strafbare feit. Een uitzondering daarop wordt echter gerechtvaardigd ingeval sprake is van een verandering van inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van de vóór de wetswijziging begane strafbare feiten. Dat inzicht kan overigens ook door de wetgever worden vastgelegd in bijzondere overgangsbepalingen - hetgeen de duidelijkheid ten goede komt.
AnnotatorC.L.G.F.H. Albers
Pagina1032-1041
Artikel aanvragenVia Praktizijn
UitspraakECLI:NL:HR:2011:BP6878