Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht

UitgeverSdu
TijdschriftNederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht
Datum03-02-2012
Aflevering3
RubriekFormeel belastingrecht
TitelHof 's-Hertogenbosch, 09-09-2011, 10/00233 t/m 10/00236, MK IV (met noot)
CiteertitelNTFR 2012/120
SamenvattingCorrectie aftrek licentiebetalingen houdt geen stand wegens ontbreken nieuw feit.
Samenvatting (Bron)Belanghebbende, een bv, had in 1977 als bedrijfsomschrijving productie en handel in roestwerende en reinigingsmiddelen. Recent is de bedrijfsomschrijving groothandel in coating en chemicaliën. Op 19 december 1975 heeft belanghebbende een licentieovereenkomst gesloten met T. T is een rechtspersoon uit Liechtenstein die op hetzelfde adres is gevestigd als een (indirect) aandeelhouder van belanghebbende. De licentieovereenkomst ziet op terbeschikkingstelling van receptuur en knowhow voor de productie van reinigingsmiddelen en roestwerende middelen. De bedragen die belanghebbende aan T betaalt, zijn door belanghebbende als ondernemingskosten in aanmerking genomen. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur zich op het standpunt dat de licentieovereenkomst geen betekenis heeft en legt een navorderingsaanslag op. De rechtbank (NTFR 2010/1197) heeft geoordeeld dat de zakelijkheid van de licentiebetalingen niet aannemelijk is geworden. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de recepturen van T afkomstig waren en dat deze een handelswaarde bezaten. Ook is niet aannemelijk geworden dat iemand bij T specifieke kennis had met betrekking tot een immaterieel actief, of dat T überhaupt beschikte over enig immaterieel actief. De licentieovereenkomst is een dekmantel voor betalingen aan T en er is opzettelijk onjuist aangifte gedaan, aldus de rechtbank. In hoger beroep oordeelt het hof anders. Het antwoord op de vraag of belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de licentiekosten zijn betaald en dat deze uitgaven een zakelijk karakter hebben, kan volgens het hof in het midden blijven, nu het voor navordering vereiste nieuw feit ontbreekt. Belanghebbende bestaat reeds ruim 35 jaar, de licentieovereenkomst is kort na de oprichting gesloten en deze overeenkomst is diverse malen door de Belastingdienst beoordeeld en gevolgd. In een controlerapport uit 1985 staat zelfs dat de reden voor het instellen van de controle was het onderzoek naar het “weglekken” van winst naar het buitenland en er werd gevraagd bijzondere aandacht te besteden aan de samenhang tussen de verschillende rechtspersonen. Gelet op de diverse controles, waarbij de licentieovereenkomst en de concernstructuur uitgebreid aan de orde zijn geweest, oordeelt het hof dat belanghebbende er op mocht vertrouwen dat de inspecteur de aftrek van de licentiebetalingen op haar inhoudelijke merites had beoordeeld en geaccepteerd. De inspecteur heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende ter zake van de aftrek te kwader trouw was. (Hoger beroep gegrond.)
Annotator Hendriks
Pagina24-24
Artikel aanvragenVia Praktizijn
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2011:BU5154