Milieu & Recht

UitgeverWolters Kluwer
TijdschriftMilieu & Recht
Datum31-12-2012
Aflevering10
TitelRaad van State, 29-08-2012, 201102730/1/A4 (met noot)
CiteertitelM en R 2012/152
SamenvattingBevoegd gezag-/afvalstoffenkwestie; 'afvalvoorschriften' in milieuvergunning voor betoncentrale vernietigd omdat college van GS heeft miskend dat vliegas (mogelijk) geen afvalstof is.
Samenvatting (Bron)Besluit waarbij het college voorschriften verbonden aan de eerder aan appellante verleende milieuvergunning voor een betoncentrale, heeft ingetrokken en nieuwe voorschriften aan deze vergunning heeft verbonden. Appellante kan zich niet verenigen met de voorschriften die haar verplichten tot het beschrijven van een acceptatie- en verwerkingsbeleid en een systeem voor administratieve organisatie en interne controle voor de afvalstof vliegas. Zij stelt dat de vliegas die zij inneemt geen afvalstof is, zodat deze voorschriften niet nodig zijn. De Afdeling overweegt dat de vraag of vliegas een afvalstof is, moet worden beoordeeld met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting betrekt appellante de vliegas ofwel rechtstreeks van verschillende kolengestookte elektriciteitscentrales ofwel van de Vliegasunie, waar zij tevoren nader is bewerkt. Voor zover de vliegas rechtstreeks wordt betrokken van kolengestookte elektriciteitscentrales, overweegt de Afdeling dat (…) het college bij het nemen van het bestreden besluit ervan is uitgegaan dat de vliegas die vrijkomt bij de elektriciteitscentrales een nadere bewerking moet ondergaan alvorens zij bij de productie van betonmortel kan worden ingezet. Ter zitting heeft appellante gesteld dat de vliegas die zij direct van de elektriciteitscentrales afneemt, zonder nadere bewerking in haar productieproces kan worden ingezet. Het college heeft de stelling van appellante dat het productieproces bij elektriciteitscentrales kan worden gestuurd met het oog op de kwaliteit van de vliegas en aldus mede is gericht op verkrijging van vliegas met een hoge kwaliteit, niet gemotiveerd weerlegd of nader onderzocht. Aan het standpunt van het college dat de vliegas niet als bijproduct in de zin van art. 5 van Richtlijn 2008/98/EG kan worden aangemerkt omdat zij nadere bewerking behoeft en niet wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces, ligt dan ook onvoldoende onderzoek ten grondslag. Het bestreden besluit is op dit punt in strijd met art. 3:2 Awb. Voor zover de vliegas wordt betrokken van de Vliegasunie, overweegt de Afdeling het volgende. Appellante heeft ter zitting toegelicht dat de kwaliteit van vliegas afkomstig van de elektriciteitscentrales in bepaalde gevallen zodanig is, dat zij niet direct kan worden ingezet als grondstof voor het vervaardigen van betonmortel. In dat geval ondergaat de vliegas een nadere bewerking of kwaliteitsbehandeling bij de Vliegasunie. (…) Het college stelt dat de vliegas op het moment dat zij de elektriciteitscentrales verlaat, een afvalstof is. Vervolgens moet, aldus het college, de vraag worden beantwoord of de eventuele bewerkingshandelingen tot gevolg hebben dat vliegas de kwalificatie van afvalstof verliest. Met een beroep op het arrest van het Hof van Justitie van 11 november 2004, C-457/02, Niselli, (LJN: BG1366) is het college van mening dat de vliegas eerst haar kwalificatie als afvalstof verliest op het moment dat zij daadwerkelijk nuttig is toegepast en een afgewerkt product vormt. (…) De Afdeling overweegt dat het Hof van Justitie in voormeld arrest van 11 november 2004, (Niselli), punt 52, heeft geoordeeld dat gesorteerd en mogelijk voorbehandeld schroot, dat voor de staalindustrie een secundaire grondstof vormt, als afvalstof gekwalificeerd moet blijven tot het daadwerkelijk is gerecycleerd tot ijzer- en staalproducten, met name tot het in het bewerkingsproces waarvoor het is bestemd, een afgewerkt product vormt. In de daaraan voorafgaande stadia kan het immers nog niet als gerecycleerd worden beschouwd, aangezien dat bewerkingsproces nog niet is voltooid, aldus het Hof van Justitie. Verder heeft het Hof van Justitie in dat arrest voor recht verklaard dat het begrip afvalstof niet aldus moet worden uitgelegd dat het alle productie- of consumptieresiduen uitsluit die kunnen worden of daadwerkelijk worden hergebruikt in een productie- of consumptiecyclus, zonder dat zij een voorafgaande bewerking ondergaan en zonder dat zij schade aan het milieu berokkenen, dan wel nadat zij een voorafgaande bewerking hebben ondergaan doch zonder dat enige handeling van nuttige toepassing noodzakelijk is. Niet in geschil is dat de Vliegasunie de vliegas, afkomstig van kolengestookte elektriciteitscentrales, bewerkt en geschikt maakt als grondstof ten behoeve van de productie van betonmortel. De vliegas wordt onder meer gezeefd en in bepaalde verhoudingen gemengd om de kwaliteit te optimaliseren. Het aldus verkregen product wordt als grondstof voor de productie van betonmortel op de reguliere markt aangeboden en tegen een commerciële prijs verkocht. Het kan zonder nadere bewerking en zonder nadelige milieugevolgen worden toegepast bij de productie van betonmortel. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat de vliegas na deze bewerking door de Vliegasunie een stof is waarvan de Vliegasunie zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Op het moment dat de vliegas bij appellante als grondstof binnenkomt, is daaraan het karakter van afvalstof ontvallen. De verwijzing door het college naar het arrest van het Hof van Justitie van 11 november 2004 (Niselli) leidt niet tot het door het college beoogde doel. Uit dit arrest volgt niet dat alle productie- en consumptieresiduen die worden hergebruikt afvalstof blijven totdat zij daadwerkelijk zijn gerecycleerd dan wel in het bewerkingsproces afgewerkte producten vormen. Verder is in dit geval het bewerkingsproces van de vliegas voltooid op het moment dat zij bij de Vliegasunie als grondstof voor de betonmortelproductie geschikt is gemaakt. Gelet op het vorenstaande is de vliegas die afkomstig is van de Vliegasunie en binnen de inrichting wordt gebruikt ten behoeve van de vervaardiging van betonmortel, geen afvalstof. De beroepsgrond slaagt.
AnnotatorB. Arentz
Pagina730-732
Artikel aanvragenVia Praktizijn
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BX5995