Jurisprudentie Bestuursrecht

UitgeverSdu
TijdschriftJurisprudentie Bestuursrecht
Datum24-06-2013
Aflevering7
TitelRaad van State, 17-04-2013, 201109374/1/A1 (met noot)
CiteertitelJB 2013/114
SamenvattingRoltrappen, Veiligheidsniveau, Interne markt, Vrij verkeer van goederen, Handelsbeperking, Harmonisatie, volledige, Rechtstreekse toepassing richtlijn, Richtlijnconforme interpretatie, Facultatieve bepaling richtlijn, Omgekeerde rechtstreekse verticale werking, verbod op ~.
Samenvatting (Bron)Verlenen bouwvergunning tweede fase voor het bouwen van een OV-terminal onder voorwaarde dat de leuningen van de roltrappen berekend worden op een horizontale belasting van 3 kN/m¹. Dit betekent dat het college voor de roltrappen een gelijkwaardig veiligheidsniveau heeft geëist als voor vaste trappen als bedoeld in art. 2.2, eerste lid, in verbinding gelezen met art. 2.24, tweede lid, van het Bouwbesluit 2003. De Afdeling stelt vast dat de Machinerichtlijn en de bijbehorende NEN-EN 115-1 van toepassing zijn op de voorwaarde. De Afdeling is van oordeel dat het Bouwbesluit 2003 geen dwingende eisen voor de belasting van roltrappen voorschrijft. Dientengevolge biedt het Bouwbesluit 2003 geen grondslag voor de voorwaarde die door het college ten aanzien van de roltrappen aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 1 februari 2010 is verbonden. De door het college gestelde voorwaarde heeft tot gevolg dat roltrappen die voldoen aan NEN-EN 115-1 en daarmee aan de Machinerichtlijn, niet in de OV-terminal geïnstalleerd mogen worden en dat deze moeten worden aangepast, naar gesteld met aanzienlijke kosten als gevolg. Zodoende ziet de Afdeling zich voorts gesteld voor de vraag of de Machinerichtlijn toelaat dat verdergaande beschermende maatregelen worden genomen dan bepaald in de geharmoniseerde norm. Nu van de afwijkmogelijkheden die de Machinerichtlijn biedt door de (centrale) overheid geen gebruik is gemaakt, kan het college op basis van het nationale recht geen beschermende voorwaarde stellen die verder gaat dan volgt uit de bij deze richtlijn horende volledig geharmoniseerde norm. Het opleggen van de verdergaande beschermende voorwaarde door het college komt in feite neer op een beroep op de rechtstreekse toepassing van art. 15 van de Machinerichtlijn dan wel een uitleg van het Bouwbesluit 2003 in het licht van art. 15 van de Machinerichtlijn. Het college heeft art. 15 Machinerichtlijn niet mogen tegenwerpen via richtlijn conforme interpretatie van het Bouwbesluit 2003. Uit het arrest van het HVJEU, C-227/09 (Accardo) volgt dat er geen verplichting tot richtlijn conforme interpretatie bestaat wanneer het gaat om een facultatieve afwijkbepaling, zoals in artikel 15 van de Machinerichtlijn. Voorts volgt uit het arrest Accardo (overweging 53) dat de richtlijn zich ook niet verzet tegen richtlijn conforme interpretatie in geval van facultatieve bepalingen, indien mogelijk. Voor de beoordeling van die mogelijkheid is het nationale recht bepalend, waarbij de lidstaten gebonden zijn aan de algemene beginselen van het Unierecht, waaronder het rechtszekerheidsbeginsel. Allereerst biedt het Bouwbesluit 2003 geen grondslag voor de door het college gestelde voorwaarde. Voorts blijkt uit het Warenwetbesluit machines dat niet is beoogd om gebruik te maken van de mogelijkheid om af te wijken van de Machinerichtlijn. Het toepassen van een strengere voorwaarde uit het Bouwbesluit 2003 is in zoverre niet in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever in het Warenwetbesluit machines. Reeds omdat dit in strijd zou zijn met het rechtszekerheidsbeginsel is het onder deze omstandigheden niet mogelijk om het Bouwbesluit 2003 via richtlijnconforme interpretatie als rechtsgrond te gebruiken voor het stellen van een strengere voorwaarde. Nu art. 15 van de Machinerichtlijn niet is geïmplementeerd in de Nederlandse rechtsorde, kan het college art. 15 van de Machinerichtlijn naar het oordeel van de Afdeling niet rechtstreeks tegenwerpen. Gelet op het voorgaande, heeft het college aan de bouwvergunning ten aanzien van de roltrappen niet een voorwaarde mogen verbinden die strenger is dan volgt uit NEN-EN 115-1. Het hoger beroep is gegrond. Vernietigt uitspraak Rb. Utrecht van 13-07-2011, LJN: BR4092.
AnnotatorJ.M.H.F. Teunissen
Pagina646-656
Artikel aanvragenVia Praktizijn
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ7904