Milieu & Recht

UitgeverWolters Kluwer
TijdschriftMilieu & Recht
Datum02-07-2013
Aflevering6
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State, 20-03-2013, 201105928/1/A4 (met noot)
CiteertitelM en R 2013/6, nr. 81
SamenvattingM.e.r.-beoordelingsbesluit; vertrekpunt van de m.e.r.-beoordeling (gemelde of vergunde situatie) + indringendheid van toetsing.
Samenvatting (Bron)Besluit waarbij een revisievergunning als bedoeld in art. 8.4, lid 1 van de Wm (oud) is verleend voor een inrichting voor het vervaardigen, bewerken of verwerken van chloor, isocyanaten en synthetische polymeren. Appellanten betogen onder meer dat de onderzoeksplicht als bedoeld in art. 3:2 Awb met zich brengt dat het college bij het vaststellen van de contour van het plaatsgebonden risico (hierna: PR-contour) proactief de in de QRA toegepaste inputgegevens ter plaatse had moeten controleren. Het college stelt dat de PR-contour aan de hand van de door vergunninghouder naar voren gebrachte inputgegevens overeenkomstig het Bevi, de Revi en de Handleiding Bevi is berekend. (…) De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de onderzoeksplicht als bedoeld in art. 3:2 Awb in dit geval verder strekt dan de toepassing van de ingevolge de Revi voorgeschreven reken- en beoordelingssystematiek en dat het college ter plaatse alle inputgegevens voor het verlenen van de vergunning had moeten controleren. Het is na de vergunningverlening aan een bestuursorgaan om te controleren of de inrichting overeenkomstig de vergunning, waaronder in dit geval begrepen de in de QRA gehanteerde inputgegevens, in werking is. Hetgeen appellanten hebben aangevoerd geeft geen grond voor het oordeel dat het college in dit geval bij het beoordelen van de vergunningaanvraag van deze gebruikelijke beoordelingswijze had moeten afwijken. (…) Appellanten betogen dat in de QRA ten onrechte geen rekening is gehouden met de mogelijkheid van een terroristische aanslag. Blijkens het deskundigenbericht is het risico op terroristische aanslagen geen onderdeel van de rekenmethodiek Bevi. Mogelijke terroristische aanslagen worden aangepakt via het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en hoeven daarom niet in de QRA te worden meegenomen, aldus het deskundigenbericht. Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de mogelijkheid van een terroristische aanslag in de QRA had moeten worden betrokken. (…) Appellanten stellen verder dat het college bij de beoordeling van de externe veiligheid ten onrechte geen rekening heeft gehouden met domino-effecten als bedoeld in art. 7, lid 1 van het Brzo. De Afdeling overweegt dat art. 7 van het Brzo verplichtingen inhoudt voor zowel het bevoegd gezag als de exploitant van de inrichting. Op grond van gegevens van de exploitant wijst het bevoegd gezag inrichtingen aan ten aanzien waarvan de risico’s van een zwaar ongeval of de gevolgen daarvan ten gevolge van de ligging van die inrichtingen ten opzichte van elkaar en de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in die inrichtingen groter kunnen zijn dan op grond van de in die afzonderlijke inrichtingen aanwezige hoeveelheden kan worden verwacht. Het gaat hier niet om een aspect dat bij de berekening op grond van de rekenmethodiek Bevi moet worden betrokken. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat deze beroepsgrond tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden. (…)
AnnotatorB. Arentz
Pagina371-376
Artikel aanvragenVia Praktizijn
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ4974