Uitgever | Sdu |
---|
Tijdschrift | Uitspraken Sociale Zekerheid |
Datum | 31-07-2014 |
Aflevering | 9 |
Rubriek | Boeten, maatregelen, terug- en invordering |
Titel | Rechtbank Noord-Nederland 04-03-2014 (met noot)
|
---|
Citeertitel | USZ 2014/241
|
Samenvatting | Boete, Schending inlichtingenplicht, Doorlopende schending, Overgangsrecht, Strijd met de in art. 7 EVRM en art. 15 IVBPR neergelegde bepaling dat geen zwaardere sanctie wordt opgelegd dan die welke gold ten tijde van het plegen van de overtreding, Overgangsrecht blijft buiten toepassing voor zover dit in strijd is met genoemde internationaalrechtelijke bepaling. |
Samenvatting (Bron) | Naar het oordeel van de rechtbank is (toepassing van) artikel XXV, tweede lid, van de Wet aanscherping in strijd met de in artikel 7 EVRM en artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van het IBPR vastgelegde bepaling dat geen zwaardere sanctie wordt opgelegd dan die welke gold ten tijde van het plegen van de overtreding. Eenzelfde bepaling is thans eveneens neergelegd in artikel 49, eerste lid, tweede volzin, van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
Artikel XXV van de Wet aanscherping dient slechts buiten toepassing te worden gelaten voor zover dit in strijd is met bovengenoemde internationaalrechtelijke bepaling. Dit betekent dat uitsluitend voor de overtreding, voor zover die is begaan in de periode tot 1 januari 2013 moet worden uitgegaan van de regels omtrent de boetetoemeting zoals die golden tot 1 januari 2013. |
Annotator | A. Tollenaar
|
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Uitspraak | ECLI:NL:RBNNE:2014:1412 |