AB Rechtspraak Bestuursrecht

UitgeverWolters Kluwer
TijdschriftAB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum30-09-2016
Aflevering36
RubriekABRvS
TitelRaad van State 22-06-2016 (met noot)
CiteertitelAB 2016/345
SamenvattingPassagier heeft doeltreffende civielrechtelijke rechtsgang voor handhaving van Verordening nr. 261/2004 niet benut en verzoekt de staatssecretaris om bestuursrechtelijke handhaving. Na prejudiciële verwijzing oordeelt het Hof van Justitie van de EU dat de Verordening niet verplicht tot bestuursrechtelijke handhaving in individuele gevallen. Staatssecretaris onbevoegd.
Samenvatting (Bron)Bij uitspraak van 11 maart 2015 in zaak nr. ECLI:NL:RVS:2015:699 heeft de Afdeling het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) verzocht bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op een vraag, de behandeling van het hoger beroep van [appellante] geschorst tot het Hof uitspraak heeft gedaan en iedere verdere beslissing aangehouden. Voor het procesverloop voorafgaande aan deze uitspraak wordt verwezen naar de verwijzingsuitspraak. Bij arrest van 17 maart 2016 in de gevoegde zaken C-145/15 en C-146/15 inzake [partij A] en [partij B] tegen de staatssecretaris onderscheidenlijk [appellante] tegen de staatssecretaris (ECLI:EU:C:2016:187) heeft het Hof deze vraag beantwoord. [appellante], de staatssecretaris en Koninklijke Luchtvaart Maatschappij (hierna: KLM) hebben een reactie op het arrest van het Hof ingediend.
AnnotatorC.N.J. Kortmann
Artikel aanvragenVia Praktizijn
UitspraakECLI:NL:RVS:2016:1733