Rechtspraak Sociale Verzekeringen

UitgeverWolters Kluwer
TijdschriftRechtspraak Sociale Verzekeringen
Datum16-12-2016
Aflevering11
RubriekRechtbanken
TitelRechtbank Noord-Nederland 26-08-2016 (met noot)
CiteertitelRSV 2016/184
SamenvattingVoorzieningenrechter — Jeugdwet — gebruikelijke zorg — pgb
Samenvatting (Bron)Jeugdwet. Niet in geschil is dat verzoeker ASS (niveau 2) heeft, met daarbij kenmerken van ADHD. De namens verzoeker ingediende aanvraag om een jeugdhulpvoorziening is afgewezen op de grond dat volgens verweerder sprake is van gebruikelijke zorg. Uit de bijlage bij het primaire besluit blijkt dat verweerder de in het zorgplan genoemde knelpunten van verzoeker heeft getoetst aan de hand van de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ, bijlage 3 inzake Gebruikelijke zorg, 2014, Werkinstructie van 1 januari 2014, Versie 8.0. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat in het primaire besluit, zoals dat thans luidt, onvoldoende is gemotiveerd waarom de in het zorgplan genoemde knelpunten vallen binnen het kader van gebruikelijke zorg. Niet inzichtelijk is gemaakt waarom verweerder zich op het standpunt stelt dat de knelpunten van verzoeker vallen onder gebruikelijke zorg. De enkele motivering in het primaire besluit dat de knelpunten vallen onder gebruikelijke zorg, waarbij is verwezen naar de Werkinstructie van 1 januari 2014, Versie 8.0, is daartoe onvoldoende. Verweerder is met het aan het primaire besluit klevende motiveringsgebrek er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat verzoeker niet is aangewezen op een jeugdhulpvoorziening voor individuele begeleiding in de vorm van een pgb. Hoewel het geconstateerde gebrek aan het primaire besluit in bezwaar door een deugdelijkere motivering kan worden hersteld, dient verweerder in de nadere besluitvorming zich in bezwaar gemotiveerd uit te laten of verzoeker al dan niet recht heeft op een jeugdhulpvoorziening voor individuele begeleiding. Daarbij is van belang geacht dat nog onderzoek van verzoeker zal plaatsvinden door dr. Y.M. Dijkxhoorn, klinisch neuropsycholoog en dat zij een rapport over verzoeker zal opstellen. Gelet op het voorgaande en de bestaande onzekerheid over de afloop van de bezwaarprocedure, heeft de voorzieningenrechter in het kader van een belangenafweging het belang in het voordeel van verzoeker uit laten vallen. Het belang van verzoeker bij toekenning van een pgb voor het leveren van individuele begeleiding weegt zwaarder dan het belang van verweerder bij onmiddellijke uitvoering van het primaire besluit. Het verzoek is toegewezen en de voorlopige voorziening zal inhouden dat het primaire besluit wordt geschorst en dat verzoeker vanaf 1 juni 2016 in aanmerking komt voor individuele begeleiding voor 4 uur per week in de vorm van een pgb. Daarbij is aansluiting gezocht bij het voorstel van 18 juli 2016, inhoudende dat vanaf 1 juni 2016 in afwachting van de rapporten van Dijkxhoorn aan (namen broer en zus)afzonderlijk een indicatie wordt toegekend voor 4 uur per week voor individuele begeleiding in de vorm van een pgb. Verzoeker kampt met dezelfde problematiek als zijn broer en zus.
AnnotatorS. Vogels , C.W.C.A. Bruggeman
Artikel aanvragenVia Praktizijn
UitspraakECLI:NL:RBNNE:2016:4048