Jurisprudentie Bestuursrecht

UitgeverSdu
TijdschriftJurisprudentie Bestuursrecht
Datum24-01-2021
Aflevering1
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 17-11-2020 (met noot)
CiteertitelJB 2021/13
SamenvattingVertrouwensbeginsel, Zorgvuldigheidsbeginsel.
Samenvatting (Bron)Winkeltijdenwet, artikel 2 Winkeltijdenverordening Hilversum 2018 (Winkeltijdenverordening 2018), artikel 7 en 10 Appellant exploiteert een avondwinkel. In geschil is of verweerder bij het in bezwaar gehandhaafde primaire besluit de verkoop van zwak-alcoholhoudende drank na 22:00 uur had moeten toestaan. Verweerder had de aanvraag van appellant om verlenging van zijn ontheffing moeten opvatten als een verzoek om continuering van het aan de ontheffing verbonden voorschrift op grond waarvan de verkoop van zwak-alcoholhoudende drank is toegestaan (hierna: de toestemming). Deze toestemming was beperkt tot een periode van één jaar, waarna zou worden geëvalueerd en beslist over continuering. Op grond van het overgangsrecht was verweerder bij zijn besluitvorming niet gebonden aan inhoudelijke criteria of randvoorwaarden uit de Winkeltijdenverordening 2018. Dat betekent dat voor verweerder ruimte bestond met inachtneming van alle relevante feiten en omstandigheden en na afweging van alle betrokken belangen te besluiten. Beroep op het vertrouwensbeginsel. Beoordeling vindt plaats aan de hand van drie stappen. Appellant mocht er gezien de gedane uitlatingen op vertrouwen dat de toestemming met een periode zou worden verlengd, nu er geen klachten waren binnengekomen. De toezegging strekte mede gezien de latere uitlatingen van de ambtenaar en de onzekerheid waarmee de toestemming van het begin af aan was omgeven evenwel niet zover dat hij erop mocht vertrouwen dat de toestemming tot in lengte van jaren zou worden gecontinueerd. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder dient opnieuw te beslissen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. Concreet betekent dit dat verweerder in het kader van de door hem te maken belangenafweging dient te bezien of en in hoeverre aanleiding bestaat alsnog toestemming te verlenen gedurende een bepaalde (overgangs-)termijn, dan wel te voorzien in enigerlei compensatie in verband met het niet nakomen van de toezegging dat bij een positieve evaluatie zou worden verlengd.
AnnotatorC.L.G.F.H. Albers
Artikel aanvragenVia Praktizijn
UitspraakECLI:NL:CBB:2020:852