Jurisprudentie in Nederland

UitgeverSdu
TijdschriftJurisprudentie in Nederland
Datum08-05-2021
Aflevering4
TitelCentrale Raad van Beroep 19-11-2020 (met noot)
CiteertitelJIN 2021/74
SamenvattingVertrouwensbeginsel, Toezegging,Regeling partieel uittreden, Pensioenopbouw.
Samenvatting (Bron)Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting stelt de Raad vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de verminderde pensioenopbouw, zoals deze voor het eerst met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 is toegepast bij de salarisbetaling van november 2018, in feite het gevolg is van de verhoging van de pensioenrichtleeftijd ingevolge de Wet VAP. Hier is aan de orde een wijziging van regelgeving en een nieuw standpunt van de Belastingdienst over de aard van de RPU, welke van invloed zijn op de hoogte van de af te dragen pensioenpremies en daarmee op de pensioenopbouw van betrokkene na toekenning van de RPU. Nu belanghebbenden er in het algemeen niet op mogen vertrouwen dat de ten tijde van de toekenning geldende regelgeving onverminderd van kracht zal blijven, rust in zo’n situatie op het betrokken bestuursorgaan als regel geen verplichting om compensatie te bieden voor het door de verandering ontstane nadeel. De omstandigheden van het geval kunnen dit anders maken, met name indien sprake is van het door het bestuursorgaan gedane toezeggingen. In dit geval heeft de korpschef in het besluit tot toekenning van de RPU zonder voorbehoud vermeld dat alle aan het salaris gerelateerde aanspraken, zoals bijvoorbeeld pensioenopbouw (en dus ook de te betalen pensioenpremie), gelijk blijven. Naar het oordeel van de Raad is onder die omstandigheden sprake van een aan de korpschef toe te rekenen toezegging waaruit betrokkene redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat de deelname aan de RPU niet van invloed zou zijn op de pensioenopbouw en daarmee op de te betalen pensioenpremie. Het belang van betrokkene bij nakoming van deze toezegging moet wel worden afgewogen tegen het algemeen belang. In dit geval moet worden geoordeeld dat de korpschef niet gehouden is om aan de gerechtvaardigde verwachtingen te voldoen. Onder de omstandigheden mocht de korpschef het algemeen belang laten prevaleren boven het belang van appellante om de toezegging na te komen. Het hoger beroep van appellante slaagt niet.
AnnotatorC.L.G.F.H. Albers
Artikel aanvragenVia Praktizijn
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2881