Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 3 augustus 2018 heeft de directeur bijstand of vertegenwoordiging door [appellant] met ingang van 6 augustus 2018 voor een duur van 3 maanden geweigerd. Bij besluit van 30 november 2018 heeft de directeur van de Belastingdienst het door [appellant] tegen het besluit van 3 augustus 2018 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. [appellant] werkt als juridisch adviseur en verleent rechtsbijstand aan cliënten in geschillen met de Belastingdienst over de BPM (belasting personenautos en motorrijwielen). Omdat [appellant] zich volgens de Belastingdienst regelmatig schuldig heeft gemaakt aan onacceptabel gedrag tegenover medewerkers van de Belastingdienst, heeft de directeur [appellant] geweigerd als gemachtigde voor een periode van eerst 3 en daarna nog eens 6 maanden. Volgens [appellant] is deze weigering op grond van artikel 2:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in strijd met de grondrechten vervat in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. |