AB Rechtspraak Bestuursrecht

UitgeverWolters Kluwer
TijdschriftAB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum03-12-2021
Aflevering45
RubriekCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 07-09-2021 (met noot)
CiteertitelAB 2021/326
SamenvattingSamenloop van strafrechtelijke en tuchtrechtelijke procedure kan leiden tot schending van zwijgrecht.
Samenvatting (Bron)Accountantstuchtrecht. Bevoegdheid Openbaar Ministerie tuchtklacht in te dienen. Artikel 124 Wet RO. Samenloop strafrecht en tuchtrecht. Détournement de pouvoir. Evenredigheidsbeginsel. Artikel 6 EVRM (criminal charge). Betrokkene heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd wegens de vrees dat hetgeen hij in de tuchtzaak verklaart tegen hem wordt gebruikt in de strafzaak tegen hem. Het OM heeft onderkend dat bij samenloop van de strafrechtelijke en de tuchtrechtelijke procedure het uitgangspunt in laatstgenoemde procedure, dat de accountant in het belang van de goede beroepsuitoefening over zijn aan de orde gestelde handelen of nalaten openheid van zaken geeft, in conflict kan komen met het in het strafrecht geldende nemo-teneturbeginsel. Naar aanleiding van de discussie over de vrees van betrokkene voor mogelijke doorbreking van zijn zwijgrecht indien hij zich in de tuchtprocedure inhoudelijk zou verweren heeft het OM, na afstemming met de behandelend advocaat-generaal, bij brief van 26 juli 2018 verklaard dat de door betrokkene in de tuchtprocedure af te leggen verklaring niet zal worden gevoegd in de lopende strafzaak. Naar het oordeel van het College heeft het OM met de brief van 26 juli 2018 de bij betrokkene levende vrees onvoldoende beantwoord. Deze brief zag slechts op het niet in de lopende strafzaak voegen van in de tuchtprocedure af te leggen verklaringen van betrokkene. Het OM heeft pas ter zitting van het College ondubbelzinnig de toezegging gedaan dat de uitspraken in de tuchtrechtelijke procedure tegen betrokkene niet terecht zullen komen in het strafdossier dat het OM aan de strafrechter voorlegt. Naar aanleiding van deze toezegging van het OM heeft betrokkene ter zitting van het College verklaard dat hij bij deze stand van zaken in de gelegenheid wenst te worden gesteld om in deze tuchtprocedure alsnog inhoudelijk verweer te voeren. Naar het oordeel van het College dient betrokkene, mede gelet op het verdedigingsbeginsel, daartoe in de gelegenheid te worden gesteld. De zaak is ter afdoening naar de accountantskamer verwezen.
AnnotatorA.C. Hendriks
Artikel aanvragenVia Praktizijn
UitspraakECLI:NL:CBB:2021:857