AB Rechtspraak Bestuursrecht

UitgeverWolters Kluwer
TijdschriftAB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum21-02-2023
Aflevering8
RubriekRechtbanken
TitelRechtbank Limburg 28-10-2022 (met noot)
CiteertitelAB 2023/52
SamenvattingVerschoonbare termijnoverschrijding.
Samenvatting (Bron)Verschoonbare termijnoverschrijding. In lijn met de uitspraak van deze rechtbank van 23 maart 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:2220, ziet de rechtbank in dit geval aanleiding uit te gaan van een minder strikte uitleg van artikel 6:11 van de Awb dan in de heersende rechtspraak wordt gevolgd. Dat de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar is, komt onder meer doordat de betrokkene niet over beroepsmatige rechtsbijstand beschikt en dat er geen derde (meer) was ingeschakeld voor hulp of advies. Betrokkene heeft zelfstandig geen ervaring met procedures bij de bestuursrechter. Verder blijkt van psychiatrische problematiek bij betrokkene. De rechtbank acht het voorstelbaar dat betrokkene door zijn psychiatrische problematiek die ook speelde in de periode van de bezwaartermijn, een minder groot denk- en doenvermogen had. Hoewel betrokkene fysiek en mentaal gezien misschien wel in staat was een bezwaarschrift in te dienen of dit te laten doen, heeft hij de verkeerde inschatting gemaakt dat dit niet nodig was. De rechtbank is van oordeel dat het op grond van de combinatie van omstandigheden begrijpelijk is dat betrokkene na de brief dacht dat hij van alle problemen af was. Hoewel in zijn algemeenheid misschien verwacht mag worden dat iemand dit voor alle zekerheid navraagt, is de rechtbank van oordeel dat dit door de genoemde omstandigheden in die periode niet aan betrokkene tegengeworpen kan worden. Dat betrokkene na ontvangst van het dwangbevel alsnog bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit, pleit ervoor dat betrokkene toen pas besefte dat hij toch nog een bedrag moest terugbetalen. Betrokkene heeft toen wel snel actie ondernomen en hulp ingeroepen. Dit maakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
AnnotatorR. Ortlep
Artikel aanvragenVia Praktizijn
UitspraakECLI:NL:RBLIM:2022:8404