Ars Aequi

UitgeverStichting Ars Aequi
TijdschriftArs Aequi
Datum07-09-2006
Aflevering9
RubriekAnnotaties
TitelRechtbank Maastricht, 19-05-2006, AWB 03 / 451 BESLU (met noot)
CiteertitelAA 2006, 655
Samenvatting'O Sint Servatius, beschermer van Maastricht, bewaar in dit gewest het heil door u gesticht...'
Samenvatting (Bron)Eiseres, een woningbouwcorporatie, heeft een woningbouwproject in de gemeente Luik (B) uitgevoerd. Verweerder heeft bij besluit van 29 december 2003 aan de activiteiten van eiseres in Luik niet de status van experiment op grond van artikel 49 van het Besluit beheer sociale huursector (BBSH) gegeven, omdat – kort gezegd – het hier gaat om activiteiten buiten het rechtsgebied van de Woningwet en van het BBSH. Verder zijn de activiteiten van eiseres naar de mening van verweerder niet toegestaan in het kader van de circulaire MG-2001-04, de zogenaamde Buitenlandcirculaire. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het project in Luik terecht heeft geweigerd in het kader van voornoemde Buitenlandcirculaire. Eiseres kan geen beroep doen op de uitzonderingssituaties, die vermeld staan in deze circulaire. Met betrekking tot de weigering om aan het bouwproject in Luik een experimenteerstatus als bedoeld in artikel 49 van het BBSH te geven, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat het BBSH een regeling inhoudt voor de rol van toegelaten instellingen in het kader van de Nederlandse volkshuisvesting, maar uit deze regeling is niet af te leiden dat deze rol zich onder alle omstandigheden zou moeten beperken tot het grondgebied van Nederland. Vast staat dat eiseres door verweerder niet is toegestaan haar werkterrein buiten haar statutair werkgebied – te weten: buiten Nederland en in België – uit te breiden. Nu deze handelwijze van verweerder tot gevolg kan hebben dat eiseres wordt beperkt in de mogelijkheden om in het buitenland te investeren, is de rechtbank van oordeel dat deze beperking valt onder het toepassingsbereik van artikel 56 van het EG-verdrag dat een verbod inhoudt het vrije kapitaalverkeer te belemmeren. Het feit dat eiseres, als rechtspersoon naar burgerlijk recht, tevens een publieke taak verricht staat daar op zichzelf niet aan in de weg. Eiseres heeft het geld geleend aan haar Belgische dochteronderneming, die de betwiste bouwactiviteiten in België uitvoert met behulp van die geldlening. Deze directe investering in de vorm van deelneming in een onderneming valt naar dezerzijds oordeel onder het kapitaalverkeer. Wel kan de uitoefening van voornoemde publieke taak onder omstandigheden meebrengen dat de inbreuk op het vrije kapitaalverkeer in het licht van de in artikel 58 van het EG-verdrag genoemde uitzonderingsgronden, dan wel op grond van de zogenaamde “rule of reason” gerechtvaardigd is. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de sociale huisvesting op zichzelf als een uitzonderingsgrond in de zin van artikel 58 van het EG-verdrag kan worden beschouwd. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit niet voldoende heeft gemotiveerd waarom met de in het bestreden besluit besloten beperking van het vrije kapitaalverkeer tevens voldaan is aan de overige, in het kader van de toepassing van artikel 58 van het EG-verdrag te stellen eisen, te weten dat de maatregel noodzakelijk en proportioneel is. Het onvoorwaardelijke karakter van de in het bestreden besluit opgenomen beperkende maatregel op de vrijheid van het kapitaalverkeer moet in strijd worden geacht met artikel 56 van het EG-verdrag.
AnnotatorH.J. van Harten , J.H. Jans
Pagina655-663
Artikel aanvragenVia Praktizijn
UitspraakECLI:NL:RBMAA:2006:AX3105