ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0915 Raad van Discipline Amsterdam 10-037A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0915
Datum uitspraak: 25-08-2010
Datum publicatie: 26-08-2010
Zaaknummer(s): 10-037A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht van politie. Indien een advocaat zijn cliënt, de verdachte, bezoekt op het politiebureau, dient deze advocaat zich te conformeren aan de verzoeken van de politieambtenaren. Doet hij dat niet, dan handelt hij klachtwaardig.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 25 augustus 2010

in de zaak 10-037A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 28 januari 2010 binnengekomen klacht van:

klager

tegen:

de heer mr.

Verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 27 januari 2010, door de raad ontvangen op 28 januari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 22 juni 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 17 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 27 januari 2010 genoemde inventarislijst.

2. Klacht

2.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt ter gelegenheid van zijn bezoek aan een verdachte op het politiebureau op 28 april 2008, als gevolg waarvan hem is verzocht het politiebureau te verlaten.

2.2. Klager legt de volgende feitelijkheden aan zijn klacht ten grondslag; verweerder had alcoholhoudende drank genuttigd, verweerder heeft zich beroepen op zijn rechten als advocaat terwijl hij als vriend door de verdachte was benaderd, verweerder heeft gedreigd een klacht tegen onder andere klager in te zullen dienen, verweerder heeft zich voorgedaan als lid van de Commissie voor Politieklachten, verweerder heeft geprobeerd het politieonderzoek te manipuleren, verweerder is vriendschappelijk omgegaan met de verdachte in aanwezigheid van politieambtenaren, verweerder heeft klager onheus bejegend en verweerder heeft zich niet aan de huisregels gehouden.

3. Feiten

3.1. Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2. Aan klager, in zijn hoedanigheid van hulpofficier van justitie, werd op 28 april 2008 een verdachte voorgeleid, van welke verdachte het rijbewijs moest worden ingevorderd. De verdachte had geen rijbewijs of ander identiteitsbewijs bij zich. Als gevolg hiervan heeft de verdachte verweerder - een vriend van haar - gebeld om haar te helpen haar paspoort te (doen) brengen naar het gebouw waar zij werd vastgehouden. Verweerder is gekomen. Verweerder heeft zich bij binnenkomst op het politiebureau als advocaat gelegitimeerd. Klager heeft hem geïnformeerd over de zaak en heeft verweerder meegedeeld dat de verdachte zich recalcitrant gedroeg.

3.3. Over de feitelijke gang van zaken nadien lopen de lezingen van klager en verweerder uiteen. Verweerder is uiteindelijk door twee politieambtenaren naar buiten gebracht. Voordat verweerder het politiebureau verliet, bestond voor de politieambtenaren aanleiding een blaastest bij verweerder af te nemen. De uitslag van deze blaastest was negatief, zodat de uitslag verweerder niet verhinderde weer met zijn auto te vertrekken.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. De raad constateert dat partijen het niet eens zijn over de feitelijke gang van zaken op het politiebureau op 28 april 2008. Het enige waarover partijen het eens zijn, is dat (i) verweerder zich bij binnenkomst op het politiebureau als advocaat heeft gelegitimeerd, zodat hij in hoedanigheid van advocaat van de verdachte op het politiebureau is verschenen, (ii) verweerder bij binnenkomst op het politiebureau de verdachte in ieder geval heeft gezoend op haar wangen in aanwezigheid van de politie, (iii) bij verweerder een blaastest is afgenomen, van welke blaastest de uitslag negatief was en (iv) verweerder door twee politieambtenaren naar buiten is gebracht.

4.2. De raad is van oordeel dat verweerder door het zoenen van de verdachte niet de afstandelijkheid in acht heeft genomen die mag worden verwacht van een advocaat die beroepshalve contact heeft met een verdachte, ook al is hij met deze persoon bevriend.

4.3. Nu de verklaringen van twee andere politieambtenaren, die naast klager bij het bezoek van verweerder op het politiebureau aanwezig waren, (voor het grootste gedeelte) overeenkomen met de verklaring van klager, acht de raad het echter niet aannemelijk dat de feitelijke gang van zaken is geweest zoals verweerder stelt. De raad neemt daarbij ook in aanmerking dat verweerder niet steeds consistent heeft verklaard over de feitelijke gang van zaken, bijvoorbeeld met betrekking tot de vraag op welke wijze hij naar het politiebureau is gekomen en op welke wijze hij de Commissie voor Politieklachten ter sprake heeft gebracht. Uit het feit dat verweerder door twee politieambtenaren naar buiten is gebracht, blijkt dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek c.q. de vordering van klager (en/of de politieambtenaren) het pand te verlaten.

4.4. Hoewel verweerder in hoedanigheid van advocaat de verdachte opzocht en het voor verweerder van meet af aan duidelijk was dat hij enkel kwam voor het halen van de sleutels van verdachte teneinde haar papieren naar het politiebureau te (laten) brengen, had verweerder zich hoe dan ook dienen te conformeren aan de verzoeken van klager en/of de andere politieambtenaren. Het geheel van bovenstaande samenhangende omstandigheden, te weten (a) de feiten die wél vaststaan, (b) de verklaringen van de twee andere politieambtenaren op grond waarvan niet aannemelijk is dat het verloop van de feiten is geweest zoals verweerder stelt, (c) het feit dat verweerder niet consistent is in zijn verklaring over de feitelijke gang van zaken en (d) het feit dat klager en/of de andere politieambtenaren verweerder hebben moeten verzoeken het pand te verlaten zonder dat verweerder daaraan gevolg gaf, maakt dat de raad van oordeel is dat verweerder zich heeft gedragen op een wijze die het vertrouwen in de advocatuur heeft beschaamd. De klacht is derhalve gegrond.

5. Maatregel

5.1. Met inachtneming van alle omstandigheden van het geval acht de raad het opleggen van de maatregel van enkele waarschuwing op zijn plaats.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. R.P.F. van der Mark, mr. B.E. van der Molen, mr. B. Roodveldt en mr. A. de Groot, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2010.

voorzitter           griffier

Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.