ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1037 Raad van Discipline Amsterdam 10-069A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1037
Datum uitspraak: 14-09-2010
Datum publicatie: 27-09-2010
Zaaknummer(s): 10-069A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Deskundigen, getuigen en adviseurs
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht over een verweerder die zijn cliënt op betalende basis heeft bijgestaan terwijl de cliënt in aanmerking kwam voor een toevoeging. Er was al een toevoeging verleend aan een voorgaand advocaat wat volgens de raad betekent dat de cliënt op de hoogte was van de mogelijkheid op basis van een toevoeging te procederen. Onder deze omstandigheden kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Een ander klachtonderdeel waarin klager klaagt over een telefoongesprek dat is gevoerd tussen verweerder en een nieuwe gemachtigde van klager, is niet ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van persoonlijk belang van klager bij deze klacht.    

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 14 september 2010

in de zaak 10-069A

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 23 februari 2010, door de raad ontvangen op 25 februari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 13 juli 2010. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Zowel klager als verweerder zijn verschenen. Klager werd bijgestaan  door zijn gemachtigde.

1.3. De raad heeft kennisgenomen van:

de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, en van de stukken genummerd 1 t/m 20, genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. Klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet heeft geschonden en heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt, door:

1. bij aanvang en gedurende de rechtsbijstand niet te overleggen met klager of er termen waren om te trachten voor door de overheid gefinancierde rechtshulp in aanmerking te komen, terwijl verweerder wist dat klager geen inkomen had en in aanmerking kwam voor een toevoeging;

2. als voorwaarde voor de behandeling van de strafzaak een voorschot van EUR 3.000,- te eisen en later een bedrag van EUR 10.295,61 te declareren;

3. telefonisch aan de organisatie Al Haqiqa te laten weten dat hij geen reactie zal geven en dat hij een klacht zou indienen bij de officier van justitie wegens dreigementen.

3. Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 In juni 2008 heeft de vader van klager zich gewend tot “X” Advocaten, op welk kantoor verweerder toen werkzaam was, omdat zijn zoon in voorlopige hechtenis zat in het huis van bewaring in Almelo. De vader van klager heeft verweerder toen gevraagd om de strafzaak van zijn zoon over te nemen van een voorgaande advocaat aan wie een toevoeging was verleend. Volgens verweerder heeft de vader van klager toen tegen verweerder gezegd dat hij geen vertrouwen had in een “gratis” advocaat van de overheid. Verweerder heeft zich vervolgens als opvolgend advocaat van klager gesteld.

3.2 Verweerder heeft met de vader van klager afgesproken dat zijn werkzaamheden betalend zouden plaatsvinden. Verweerder heeft een voorschotdeclaratie ad EUR 3.000,- aan de vader van klager gestuurd, welk bedrag kort daarna is voldaan door de moeder van klager. Vervolgens zijn maandelijkse declaraties gestuurd waarbij het openstaande bedrag steeds op het betaalde voorschot in mindering is gebracht. In totaal heeft verweerder, inclusief het voorschot van EUR 3.000,-, een bedrag van EUR 13.295,61 gedeclareerd. Eerst stuurde hij de declaraties aan de vader van klager en nadat klager in vrijheid was gesteld, stuurde hij de declaraties rechtstreeks aan klager. Na de betaling van het voorschot van EUR 3.000,- is door klager of zijn ouders geen betaling meer verricht.

3.3 De strafzaak was veertien dagen na 25 september 2008 geëindigd. Verweerder heeft nog werkzaamheden ten behoeve van klager verricht tot in december 2008.

3.4 Toen betaling van het openstaande bedrag, ook na aanmaning, uitbleef heeft verweerder klager bericht bij email van januari 2009 dat dit bedrag (€ 10.295, 61) werd gecrediteerd en heeft verweerder deze werkzaamheden gedeclareerd bij de raad voor de rechtsbijstand, gebruikmakend met de eerder aan zijn voorganger verstrekte last tot toevoeging.

3.5 In 2009 heeft de huidige gemachtigde van klager telefonisch contact opgenomen met verweerder. Verweerder heeft zich jegens de gemachtigde beroepen op zijn geheimhoudingsplicht aangezien hij niet beschikte over een door klager verstrekte volmacht. Na dit telefoongesprek tussen verweerder en de nieuwe gemachtigde van klager heeft verweerder een klacht bij de officier van justitie ingediend tegen de gemachtigde van klager wegens dreigementen. De gemachtigde van klager verweet verweerder op zijn beurt dat hij onterecht niet zou hebben geprobeerd voor klager door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen, terwijl klager wel in aanmerking zou komen voor een toevoeging.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Met het eerste klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij geen overleg heeft gepleegd over de mogelijkheid door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. Het is juist dat een advocaat verplicht is met zijn cliënt bij het begin van een zaak te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. Echter, in dit specifieke geval had klager bij zijn in bewaringstelling al een toevoeging verkregen, te weten van zijn eerste advocaat. Klager en zijn vader waren derhalve volledig op de hoogte van de mogelijkheid om klager op grond van door de overheid gefinancierde rechtshulp te laten bijstaan. Desondanks heeft klagers vader ervoor gekozen op betalende basis een advocaat in te schakelen, waartegen klager destijds geen bezwaar heeft gemaakt. De stelling van verweerder dat de vader van klager hem heeft gezegd geen vertrouwen te hebben in een “gratis” advocaat van de overheid, is door klager en zijn gemachtigde niet betwist. Hoewel het aanbevelenswaardig was geweest als verweerder het voorgaande  schriftelijk aan klager en zijn vader had bevestigd, is het handelen van verweerder vanwege de specifieke omstandigheden van het geval niet tuchtrechtelijk laakbaar. Het eerste klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

4.2 Klachtonderdeel 2. betreft de klacht van klager dat verweerder als betalend advocaat van klager heeft willen optreden. Verweerder heeft deze klacht gemotiveerd betwist en aangevoerd dat hij dit niet als voorwaarde voor dienstverlening heeft gesteld, maar dat klagers vader juist wenste dat hij als betalend advocaat zou optreden. Verweerder heeft klager bezocht voordat het voorschot was voldaan en toen betaling van zijn declaratie uitbleef heeft hij deze gecrediteerd Verweerder heeft vervolgens alsnog gebruik gemaakt van de reeds verstrekte toevoeging. De raad moet concluderen dat derhalve feitelijk niet is komen vast te staan dat verweerder alleen op betalende basis als advocaat voor klager wilde optreden. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

4.3 Het derde klachtonderdeel betreft een telefoongesprek dat is gevoerd tussen verweerder en de gemachtigde van klager. Partijen verschillen van mening over het verloop en de inhoud van dit telefoongesprek. Wat wel vaststaat is dat verweerder op dat moment niet beschikte over een door klager ondertekende volmacht en daarom terecht met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht niet inhoudelijk over klagers strafzaak heeft willen spreken. Nu de klacht een telefoongesprek betreft waar klager  geen partij bij was valt niet in te zien dat klager een tuchtrechtelijk te respecteren persoonlijk belang heeft bij deze klacht, nog afgezien van het feit dat niet vaststaat hoe dat gesprek is verlopen. Klager is dan ook niet-ontvankelijk in het derde klachtonderdeel.

 BESLISSING:

de raad van discipline:

• verklaart klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond;

• verklaart klachtonderdeel 3 niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 14 september 2010 door mrs. D.J. Markx, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, A. Gerritsen-Bosselaar, J.J. Trap. M. Pannevis, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.

Voorzitter       Griffier

Deze beslissing is in afschrift op 14 september 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

• klager

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

• klager

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

 076-548 4607.