ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1855 Raad van Discipline Amsterdam 10-094H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1855
Datum uitspraak: 27-07-2011
Datum publicatie: 27-07-2011
Zaaknummer(s): 10-094H
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie:  Publicatie op internet door verweerder van foto’s en processtukken in familiezaak. Foto’s waren verweerder toegezonden ten behoeve van zijn cliënt in het kader van een rechterlijke beslissing omtrent informatieverschaffing. Vergeefs beroep op vrijheid van meningsuiting door verweerder. Klacht gegrond. Voorwaardelijke schorsing van een maand.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 27 juli 2011

in de zaak 10-094H

_______________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

Mr.

v e r w e e r d e r

Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 16 maart 2010, bij de raad binnengekomen op 18 maart 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 17 augustus 2010. Tijdens de zitting is de behandeling van de klacht geschorst in verband met een door verweerder gedaan  verzoek tot wraking van de raad.

1.3 Op 15 november 2010 is het wrakingverzoek behandeld door de wrakingskamer van de raad. Bij de beslissing van 1 december 2010 (zaak 10-308H) is het verzoek tot wraking van de raad afgewezen, is bepaald dat een door verweerder ingediend verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling wordt gesteld en is bepaald dat een volgende verzoek tot wraking van verweerder niet in behandeling zal worden genomen voor zover dat verzoek op dezelfde feiten en omstandigheden is gegrond als de feiten en omstandigheden die in de beslissing van 1 december 2010 ontoereikend zijn geoordeeld.

1.4. Vervolgens zijn partijen opgeroepen voor de zitting van 19 april 2011 voor de voortzetting van de behandeling van de klacht.

1.5 De raad heeft kennis genomen van:

a) de in 1.1 vermelde brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem en van de stukken genummerd 1-18 in de bij die brief gevoegde inventarislijst, welke inmiddels door de griffie is aangevuld en thans de stukken 1 tot en met 24 vermeldt;

b) een brief van verweerder van 15 april 2011, met bijlagen.

De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt door foto’s van de twee minderjarige kinderen van klaagster, welke foto’s verweerder, in zijn hoedanigheid van  advocaat van de voormalige echtgenoot van klaagster, van de advocaat van klaagster ter uitvoering van een informatieregeling tussen klaagster en haar voormalige echtgenoot toegezonden had gekregen, zonder toestemming van klaagster op het internet, te weten zijn website, heeft geplaatst.

Feiten

3.1 Klaagster was tot juni 2007 gehuwd met de cliënt van verweerder.

3.2 Omtrent de omgangsregeling met de minderjarige kinderen van partijen, die bij klaagster wonen, was een procedure aanhangig bij het hof Amsterdam. Ter uitvoering van een informatieregeling tussen klaagster en de cliënt van verweerder heeft de advocaat van klaagster verweerder, namens klaagster, op 5 maart 2009 twee foto’s gezonden van de twee kinderen. Deze foto’s waren met de door klaagster geschreven toelichting bestemd voor de cliënt van verweerder teneinde de cliënt van verweerder te informeren over (de ontwikkeling van) zijn kinderen.

3.3 Op 23 maart 2009 heeft verweerder in de omgangsprocedure tussen klaagster en zijn cliënt een aanvullend verweerschrift bij de rechtbank te Amsterdam ingediend. Op de omslag van het verweerschrift heeft verweerder, zonder toestemming van klaagster, de hem op 5 maart 2009 toegezonden foto’s van de twee minderjarige kinderen van klaagster afgedrukt, met ter hoogte van de ogen van de kinderen een balk en met op de omslag afgedrukt de teksten: “Gijzeling & Escalatie” en “Gijzeling & Escalatie. In 38 stappen.”.

3.4 Bij de brief van 6 mei 2009 heeft klaagster zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem beklaagd over dit gebruik van de foto’s. Na bemiddeling door de deken heeft verweerder bij zijn brief van 25 juni 2009 zijn excuses aangeboden voor het door hem gemaakte gebruik van de foto’s. Klaagster heeft daarop de klacht ingetrokken. In zijn brief van 25 juni 2009 schreef verweerder aan een stafmedewerkster van de deken:

 “Naar aanleiding van mijn onderhoud met de Deken, eergisteren, en uw bericht van zojuist bevestig ik u dat ik zonder meer bereid ben [klaagster] mijn excuses aan te bieden voor het gewraakte gebruik van de foto’s op de bewuste omslag. Bij dezen dus. Het spijt me dat mijn eerdere excuses, iets anders verpakt en verwoord in mijn mail aan haar advocaat van 16 april jl., kennelijk onvoldoende uit de verf gekomen zijn en toch deze procedure nodig hebben gemaakt. Ik verzoek u een en ander aan [klaagster] over te brengen, waarvoor mijn dank.”

3.5 Begin december 2009 heeft klaagster geconstateerd dat verweerder het gehele procesdossier, inclusief onderliggende correspondentie, van de echtscheidings- en omgangsregelingsprocedure tussen klaagster en de cliënt van verweerder, delen van het strafdossier van zijn cliënt en de hem op 5 maart 2009 toegezonden foto’s van de twee kinderen van klaagster en de cliënt van verweerder, wederom zonder toestemming van klaagster, op het internet, te weten op zijn website, had geplaatst. Bij de brief van 2 december 2009 aan de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem heeft de advocaat van klaagster daarom namens klaagster om heropening van de klachtprocedure tegen verweerder gevraagd.

3.6 Tevens heeft klaagster in kort geding de veroordeling van verweerder gevorderd tot verwijdering van de sub 3.5 hierboven bedoelde stukken van het internet. Bij  vonnis van 22 januari 2010 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem verweerder geboden de processtukken van de civiele procedure tussen klaagster en de cliënt van verweerder, inclusief alle onderliggende correspondentie en foto’s, en de processtukken van de strafprocedure van de cliënt van verweerder, voor zover die stukken herleidbaar zijn tot de kinderen van klaagster, van het internet te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op straffe van een dwangsom.

 Beoordeling

4.1 Verweerder heeft in deze klachtprocedure naar voren gebracht dat hij aandacht wil voor het probleem van eergerelateerd geweld en de nazorg daarvan nu de problemen en procedures tussen zijn cliënt en klaagster daarmee verband houden. Zijn handelen houdt verband met het vragen van deze aandacht. Wat daar ook van zij, in deze tuchtrechtelijke procedure gaat het alleen om de vraag of verweerder gehandeld heeft zoals een behoorlijk advocaat betaamt, zoals bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, en staat de door verweerder bedoelde problematiek niet ter beoordeling. De klacht is ingediend door verweerders tegenpartij zodat de raad als uitgangspunt bij de beoordeling zal nemen de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid heeft de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is echter niet onbeperkt, deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat zich onnodig grievend uitlaat of indien de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig worden geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.2       Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat hij de hem op 5 maart 2009 toegezonden foto’s op het internet heeft geplaatst omdat hij dit in het belang van zijn cliënt achtte, mede in het kader van voornoemde problematiek. Verweerder heeft zich voorts beroepen op zijn vrijheid van meningsuiting. Tevens heeft verweerder aangevoerd dat hij met zijn brief van 25 juni 2009 (zie 3.4) geen excuses heeft gemaakt voor het plaatsen van de foto’s op de omslag van het aanvullende verweerschrift, maar slechts voor de schrik die dit heeft veroorzaakt bij klaagster, zodat klaagster ten onrechte stelt dat zij op grond van die excuses ervan uit mocht gaan dat verdere publicatie van die foto’s achterwege zou blijven.

4.3 Het publiceren van de foto's van de kinderen van partijen, alsmede van alle processtukken en correspondentie op internet heeft een grove inbreuk gemaakt op de privacy van klaagster en de kinderen van partijen, zonder dat hiermee een redelijk doel werd bereikt dat niet op een andere manier kon worden verwezenlijkt. Naar het oordeel van de raad kan niet gezegd worden dat dat nodig was, zelfs niet in het kader van het vragen van aandacht van de door verweerder bedoelde problematiek. Niet valt in te zien dat zulks - zoals verweerder heeft betoogd - in het belang van zijn cliënt kon zijn in verband met de aanhangige procedures, terwijl het ook voor verweerder duidelijk had moeten zijn dat dit schadelijk voor klaagster en de kinderen was of kon zijn. Van een advocaat kan worden verwacht dat hij - alvorens hiertoe over te gaan - een afweging maakt met betrekking tot de vraag of hij hiermee niet een te grote inbreuk maakt op de privacy van de wederpartij en de kinderen van partijen. De foto's heeft verweerder ontvangen van klaagsters advocaat in het kader van de uitvoering van een rechterlijke beslissing, uitsluitend ten behoeve van zijn cliënt, en niet ter verdere verspreiding. Dat met processtukken en correspondentie tussen advocaten in een familiezaak als de onderhavige behoedzaam moet worden omgegaan spreekt vanzelf. De raad heeft geen aanwijzingen dat verweerder voormelde afweging heeft gemaakt of rekening heeft gehouden met de vertrouwelijkheid van de stukken.

4.4 Dat de naam van klaagster en van haar minderjarige kinderen onleesbaar zijn gemaakt in de processtukken, zoals door verweerder is aangevoerd, doet niet ter zake. Klaagsters advocaat heeft onweersproken aangevoerd dat de URL van de website waarop verweerder het procesdossier, de onderliggende stukken en de foto’s van de kinderen heeft geplaatst, de achternaam van verweerders cliënt bevat, die tevens de achternaam van de kinderen is. Lezing van het procesdossier, in combinatie met de URL van de website, kan derhalve tot de namen van de kinderen leiden.

4.5 Dat verweerder door middel van zijn brief van 25 juni 2009 slechts zijn excuses voor de schrik heeft willen aanbieden die het gebruik van de foto’s op de omslag van het aanvullende verweerschrift bij klaagster zou hebben veroorzaakt, en niet voor het gebruik van die foto’s, kan niet als juist worden aanvaard omdat verweerder bij zijn sub 3.4 hierboven aangehaalde brief uitdrukkelijk zijn excuses heeft aangeboden voor het gebruik [onderstreping raad] van de foto’s. De redenering dat slechts excuses zijn aangeboden voor de schrik die het gebruik van de foto’s bij klaagster heeft veroorzaakt, en niet voor het gebruik van die foto’s zelf, komt de raad gekunsteld voor.

4.6 Met betrekking tot verweerders beroep op zijn vrijheid van meningsuiting overweegt de raad als volgt. Volgens vaste jurisprudentie geldt de vrijheid van meningsuiting ook voor advocaten, maar de bijzondere aard van het juridische beroep brengt wel mee dat hun optreden in het openbaar discreet, eerlijk en waardig dient te zijn (EHRM 30 november 2006, NJ 2007, 368). Onder omstandigheden kan een advocaat gerechtigd zijn in het openbaar – zelfs buiten de rechtszaal – uitlatingen te doen in het belang van zijn cliënt. De advocaat dient daarbij echter wel te goeder trouw en in overeenstemming met de juridische ethiek te handelen. Zoals hiervoor  overwogen is de raad van oordeel dat het belang van verweerders cliënt in de gegeven omstandigheden de publicatie op internet niet  vergde, terwijl verweerder anderzijds wel een grove  inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de kinderen van zijn cliënt en van klaagster heeft gemaakt. In deze omstandigheden kan verweerders handelen dan ook niet te goeder trouw of in overeenstemming met de juridische ethiek worden beschouwd in de hiervoor bedoelde zin. Het beroep van verweerder op zijn vrijheid van meningsuiting kan derhalve niet in de weg staan aan de conclusie van de raad dat verweerder door de publicatie op internet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Op grond van al het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerders handelen de belangen van klaagster onnodig en onevenredig  heeft geschaad  zoals hiervoor in 4.1 bedoeld.

4.7 Zoals uit het voorgaande blijkt heeft de raad voldoende informatie om thans tot een beslissing op de klacht te komen, zodat verweerders verzoek tot het horen van deskundigen wordt afgewezen.

MAATREGEL:

De raad is van oordeel dat verweerder zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat  betaamt. Mede gelet op het feit dat hij het vertrouwen dat door klaagster in hem werd gesteld heeft geschonden door de hem, ter doorzending aan zijn cliënt, toegezonden foto’s voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor deze foto’s hem waren toegezonden, dat hij onvoldoende oog heeft gehad voor de kwetsbare positie waarin de minderjarige kinderen van klaagster zich bevinden en dat hij, ondanks zijn excuses voor het eerdere gebruik van de foto’s, de foto’s op het internet heeft geplaatst, acht de raad  de maatregel van een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor één maand passend en geboden. 

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand;

- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad van discipline later anders zal oordelen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. P.W.M. Huisman, mr. B.E. van der Molen, mr. B. Roodveldt en mr. D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. J. Meuleman als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 27 juli 2011.

voorzitter         griffier

Deze beslissing is in afschrift op 27 juli 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster;

- verweerder;

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem; en

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder; en

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend, tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

 De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

 076 – 548 4607.