ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2545 Raad van Discipline Amsterdam 11-195U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2545
Datum uitspraak: 20-03-2012
Datum publicatie: 20-03-2012
Zaaknummer(s): 11-195U
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klachten tegen de eigen advocaat. Klacht over onzorgvuldige communicatie gegrond omdat verweerder belangrijke stukken niet aangetekend aan de cliënt heeft gestuurd en niet tijdig een zittingsdatum heeft doorgegeven. Klacht over onzorgvuldige onttrekking ongegrond. Berisping.

Beslissing van 20 maart 2012

in de zaak 11-195U

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 21 juni 2011 met kenmerk RvT 1011-8917MG/SD, door de raad ontvangen op 22 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 januari 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- De hiervoor genoemde brief aan de raad van 21 juni 2011 met de stukken 1 t/m 17 zoals die zijn genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

- Een fax van 21 september 2010 van verweerder aan de rechtbank Amsterdam, sector bestuursrecht.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klaagster is gebruiker van een scootmobiel. Zij wilde de scootmobiel aan de voorzijde van haar huis stallen in plaats van in de schuur achter haar huis. Zij heeft daarvoor een vergoeding voor de kosten van een stalling aangevraagd, die haar door de gemeente Huizen is geweigerd. Daarbij heeft de gemeente Huizen ook gesteld dat de stalling aan de voorkant van het huis niet geplaatst mag worden op grond van het geldende bestemmingsplan.

2.2 Nadat een bezwaarschrift van klaagster door de gemeente ongegrond was bevonden heeft zij zich in januari 2010 tot verweerder gewend met het verzoek voor haar een beroepsprocedure bij de rechtbank in te stellen. Verweerder heeft medio maart 2010 een formeel beroepschrift bij de rechtbank Amsterdam ingediend, waarmee de termijn voor het indienen van een beroep was veilig gesteld. De gronden van het beroep moesten nog nader worden aangevuld.

2.3 Verweerder heeft medio juni 2010 de gronden aangevuld waarna de gemeente enige tijd later een verweerschrift heeft ingediend.

2.4 Verweerder en klaagster hebben afgesproken dat verweerder met behandelend artsen zou bellen om verklaringen te verkrijgen die, indien in het voordeel van klaagster, zouden worden aangewend in de beroepsprocedure. Verweerder heeft met behandelend artsen gebeld. Er zijn geen verklaringen ingediend in de procedure.

2.5 Verweerder heeft klaagster op 23 juli 2010 het volgende geschreven: “Ik stel u dan ook voor om het beroep in te trekken vanwege het volstrekt afwezig zijn van een medische onderbouwing van uw standpunt (…). Graag krijg ik van u bericht of u het eens bent met het intrekken van het beroep, zo ja, dan zal ik de rechtbank en de wederpartij daarvan berichten.”

2.6 Per e-mail van 4 augustus 2010 heeft klaagster aan verweerder het volgende laten weten: “Zoals u zegt heb ik niets te verliezen bij een verloren rechtzitting en wil deze dan gewoon laten plaatsvinden.”

2.7 Per fax van 21 september 2010 aan verweerder zijn partijen uitgenodigd voor de behandeling van het beroep ter zitting op 2 november 2010. In de fax staat het volgende vermeld: “U kunt binnen een week na de datum van deze uitnodiging verzoeken om wijziging van de datum en het tijdstip van de zitting. Binnen die termijn stemt de rechtbank in met dat verzoek, tenzij de zittingsdatum in overleg met u is vastgesteld. Doet u het verzoek pas na afloop van deze termijn, dan stemt de rechtbank er alleen in uitzonderlijke omstandigheden mee in.”

2.8 Verweerder heeft klaagster op 1 oktober 2010 een brief gestuurd. Verweerder heeft bij die brief de originele (medische) documenten die hij in januari 2010 van klaagster had ontvangen aan klaagster retour gestuurd. Tevens heeft verweerder bij die brief de uitnodiging voor de zitting op 2 november aan klaagster doorgestuurd. De brief van 1 oktober 2010 is niet aangetekend gestuurd. Klaagster stelt die brief niet te hebben ontvangen. Verweerder heeft geen kopie van de originele documenten van klaagster behouden voor zijn dossier.

2.9 Op 26 oktober 2010 heeft verweerder aan klaagster het volgende geschreven: “U weigert te beslissen of u de procedure intrekt. Reden waarom ik de rechtbank Amsterdam heb bericht dat ik mij onttrek aan de zaak. Dat betekent dat de zaak nog niet is doorgehaald bij de rechtbank. Desgewenst kunt u zelf optreden of u laten vertegenwoordigen door een ander. Voor de goede orde wijs ik u erop dat ik voornemens ben om de declaratie bij de raad voor rechtsbijstand in te dienen. Dat betekent dat u voor deze kwestie geen toevoeging meer kan krijgen.” Verweerder heeft de rechtbank bericht dat hij zich aan de zaak onttrok.

2.10 De zitting bij de rechtbank heeft op 2 november 2010 plaatsgevonden zonder aanwezigheid van klaagster en verweerder. Op aandringen van klaagster heeft vervolgens een nieuwe zitting plaatsgevonden op 8 februari 2011. De rechtbank heeft het beroep nadien ongegrond verklaard.

2.11 Bij brief van 19 november 2010 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder originele stukken van klaagster per gewone post aan haar heeft teruggestuurd, welke stukken nooit bij klaagster zijn aangekomen;

b) verweerder zich als advocaat heeft teruggetrokken zonder daarbij de vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen en waardoor de belangen van klaagster zijn geschaad;

c) verweerder de zittingsdatum van 2 november 2010 niet direct aan klaagster heeft doorgegeven, waardoor klaagster onvoldoende tijd zou hebben gehad om een nieuwe datum voor de zitting aan te vragen;

d) klaagster belafspraken heeft gemaakt met de betrokken artsen en dat verweerder die afspraken niet is nagekomen; en

e) klaagster is benadeeld door verweerder omdat verweerder lang heeft gewacht met het sturen van de toevoegingsgegevens aan de opvolgende advocaat en verweerder reeds op die toevoeging had gedeclareerd.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Het staat vast dat klaagster originele (medische) documenten aan verweerder heeft overhandigd voor de behandeling van de zaak. De raad is van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door deze stukken terug te sturen zonder dat aangetekend te doen, zonder daarvan kopieën te maken en zonder te hebben geverifieerd of klaagster zelf kopieën van die stukken in haar bezit had. Een advocaat moet bekend zijn met het risico dat stukken in de postbehandeling zoek kunnen raken, welke risico zich kennelijk ook heeft verwezenlijkt. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b) stelt de raad voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij kan een advocaat niet verplicht worden om een opdracht aan te nemen of voort te zetten die hij onhaalbaar acht. Wel dient de advocaat de beslissing om de behandeling van een zaak te beëindigen tijdig kenbaar te maken en dient hij de cliënt te wijzen op de te nemen stappen zodat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

4.3 De raad begrijpt niet goed waarom verweerder het nodig vond om de behandeling van de zaak niet voort te zetten. De procedure bij de rechtbank was immers bijna afgerond en klaagster wilde, hoewel zij bekend was met haar slechte juridische positie, de zaak toch voortzetten. Gelet op hetgeen de raad onder 4.2 heeft overwogen stond het verweerder echter desalniettemin vrij zich terug te trekken omdat hij de zaak onhaalbaar achtte. Verweerder heeft dat besluit ook regelmatig en tijdig bij klaagster aangekondigd. Klaagster is voorts niet als gevolg van dat besluit benadeeld. De onttrekking zelf heeft namelijk niet tot gevolg gehad dat klaagster in een procedureel nadelige positie is komen te verkeren. Het is evenmin gebleken dat klaagster als gevolg van de onttrekking anderszins is benadeeld. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.4 Verweerder is door de rechtbank per fax van 21 september 2010 op de hoogte gebracht van de datum van de zitting op 2 november 2010. Verweerder kreeg een week de gelegenheid om wijziging van die datum te bewerkstelligen. Het staat vast dat verweerder de zittingsdatum pas per brief van 1 oktober 2010 aan klaagster heeft doorgegeven.

4.5 Dit klachtonderdeel is gegrond. Verweerder was voornemens zich terug te trekken en was ervan op de hoogte dat klaagster de zaak wilde doorzetten en dat zij (vanwege haar medische beperkingen) extra zorg en hulp nodig zou hebben bij een zitting, bijvoorbeeld de hulp van een schrijftolk. Onder die omstandigheden had het op de weg van verweerder gelegen zich binnen de door de rechtbank gegeven termijn tot klaagster te wenden. Voorts geldt dat verweerder ook later, toen hij ervan op de hoogte raakte dat klaagster de brief van 1 oktober 2010 niet had ontvangen, klaagster niet uitdrukkelijk op de zittingsdatum van 2 november 2010 heeft gewezen.

Ad klachtonderdeel d)

4.6 Niet is komen vast te staan dat verweerder en klaagster de expliciete afspraak hebben gemaakt dat verweerder op de door klaagster afgesproken data en tijdstippen zou bellen met behandelend artsen. Voorts staat vast dat verweerder met behandelend artsen heeft gebeld. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

4.7 De raad overweegt dat, ongeacht of verweerder een schriftelijk verzoek daartoe heeft gekregen van een opvolgend advocaat, overname van de aan klaagster verleende toevoeging door een opvolgend advocaat mogelijk was geweest. Zelfs als een advocaat al op een verleende toevoeging heeft gedeclareerd is het voor een opvolgend advocaat mogelijk de behandeling van de zaak over te nemen en daarvoor een evenredige vergoeding te ontvangen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

5 MAATREGEL

5.1 De raad overweegt dat klaagster is benadeeld door het handelen van verweerder. Klaagster is immers originele (medische) stukken kwijt die voor haar van belang waren. De raad is bovendien, op grond van de stukken en de behandeling ter zitting, van oordeel dat verweerder zich in deze zaak heeft bediend van een afstandelijkheid die onnodig was en van gedrag dat op sommige momenten zelfs ongepast was. De raad acht, mede daarom, de maatregel van een berisping passend en geboden.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a) en c) gegrond;

- verklaart de klachtonderdelen b), d) en e) ongegrond; en

- legt aan verweerder de maatregel van een berisping op.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, G.J.W. Pulles, M. Ynzonides, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. R.A. Veldman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl