ECLI:NL:TADRARL:2018:87 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-744

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:87
Datum uitspraak: 16-04-2018
Datum publicatie: 16-04-2018
Zaaknummer(s): 17-744
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat; Niet gebleken is dat verweerster in strijd met de afspraak een concept verweerschrift te laat aan klaagster heeft gestuurd. Ten aanzien van de klacht over de kwaliteit van de werkzaamheden, zoals de gestelde taal-en spelfouten en de bezwaren tegen de opzet en opbouw van het concept, is de raad van oordeel dat deze bezwaren niet zodanig zijn dat het concept als beneden de maat moet worden gekwalificeerd. Ten aanzien van het verwijt dat de kantoorgenoot/jurist van verweerster het telefoongesprek tussen klaagster en verweerster heeft kunnen volgen, oordeelt de raad dat zulks niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is omdat ook de kantoorgenoot een geheimhoudingsplicht heeft en verweerster verantwoordelijk is voor het handelen van deze kantoorgenoot. De klacht is in alle onderdelen ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 16 april 2018

in de zaak 17-744

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij e-mail van 16 maart 2017 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 1 september 2017 met kenmerk 2017 KNN043, door de raad ontvangen op 4 september 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 februari 2018 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief met bijlage van klaagster van 30 januari 2018

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klaagster is radioloog. Tegen haar is een klacht ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) te Amsterdam. Aanvankelijk werd klaagster bijgestaan door een jurist van de Vereniging van Artsen Automobilisten (VvAA). Omdat zij over deze bijstand niet tevreden was, heeft de VvAA op 2 april 2016 de zaak van klaagster overgedragen aan verweerster, die door de VvAA wordt ingehuurd voor ondersteuning in tuchtzaken.

2.2    Het verweerschrift in klaagsters zaak moest op 3 mei 2016 worden ingediend. Verweerster heeft op verzoek van klaagster uitstel gevraagd en verkregen tot 17 mei 2016.

2.3    Op 11 mei 2016 heeft klaagster een second opinion gevraagd aan een andere advocaat, die uiteindelijk de belangenbehartiging van verweerster heeft overgenomen en een verweerschrift heeft ingediend.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster zowel op de inhoudelijke kant van de zaak als in haar bejegening van en communicatie met klaagster is tekortgeschoten als ook in de nakoming van afspraken, welke bezwaren onderstaand nader worden gespecificeerd.

a)    Verweerster heeft in strijd met de afspraak het eerste concept-verweerschrift niet op 25 april 2016 aan klaagster doen toekomen; klaagster heeft het concept eerst op 27 april 2016 te 18.00 uur ontvangen.

b)    Het door verweerster opgestelde concept was kwalitatief onder de maat: veel spel- en taalfouten, tekstuele fouten, onnauwkeurigheden, inconsequente volgorde en moeilijk te volgen.

c)    Verweerster heeft in strijd met de afspraak het tweede concept niet op vrijdag 6 mei 2016 aan klaagster  doen toekomen. Klaagster heeft dit pas op 9 mei 2016 ontvangen.

d)    Verweerster liet klaagster merken dat zij klaagster niet serieus nam door opmerkingen als “ik ben hier de jurist, u de dokter” en “als wij niet mijn manier van werken volgen, kunnen wij niet samenwerken”.

e)    Klaagster heeft kosten moeten maken voor de inschakeling van een andere advocaat, omdat zij het niet eens was met de aanpak van verweerster.  Ook de nieuwe advocaat achtte het door verweerster opgestelde concept onder de maat.

f)    Verweerster heeft een derde laten meeluisteren met de telefoongesprekken, die zij met klaagster voerde, zonder klaagster hierover te informeren.

Toelichting.

3.2    Tijdens het eerste telefonische contact is afgesproken dat  klaagster op maandagavond 25 april 2016 het eerste concept van verweerster zou ontvangen zodat klaagster dit op dinsdag en woensdag kon doornemen. Klaagster had geregeld dat zij daarvoor die beide dagen de tijd had, waarna het concept op donderdagmorgen 28 april 2016 met klaagster zou worden besproken. Klaagster heeft het concept echter eerst op 27 april 2016 om 18.00 uur ontvangen, zodat zij dit niet zorgvuldig heeft kunnen doornemen vóór het gesprek van 28 april 2016. Verweerster heeft daarvoor geen excuses aangeboden.

3.3    Nadat verweerster op verzoek van klaagster het RTG om uitstel had verzocht, heeft klaagster op 3 mei 2016 het eerste concept met de door haar gewenste aanpassingen aan verweerster gestuurd. Verweerster zou de aanpassingen verwerken en klaagster op 6 mei 2016 een tweede concept sturen. Klaagster heeft dit echter pas op 9 mei 2016 ontvangen, weer zonder excuses van de kant van verweerster. Verweerster gaf wel aan dat zij die avond bereikbaar was voor overleg. Klaagster kon het document niet openen en heeft verweerster gebeld, maar zij kreeg geen gehoor. Op dinsdagmorgen heeft verweerster een versie gestuurd die klaagster wel kon openen. Toen bleek dat de door klaagster gewenste aanpassingen niet waren verwerkt en het concept nog vol stond met tekst- en taalfouten, alsmede inhoudelijke fouten.

4    VERWEER

4.1    Verweerster betwist dat zij tekort is geschoten. Zij heeft bij haar werkzaamheden alleen de belangen van klaagster voor ogen gehad. Het contact met klaagster verliep van het begin af aan moeizaam.

4.2    Verweerster betwist voorts dat zij klaagster heeft toegezegd het concept-verweerschrift op maandag 25 april 2016 klaar te hebben. Er was dan ook geen reden om excuses aan te bieden. Verweerster heeft zich altijd correct en beleefd opgesteld in haar contacten met klaagster.

4.3    Verweerster ontkent dat het concept doorspekt was met fouten.

4.4    Verweerster heeft wel degelijk bij het opstellen van de derde versie rekening gehouden met de opmerkingen van klaagster. Daarbij heeft zij aangegeven waarom en hoe zij bepaalde keuzes heeft gemaakt.

4.5    Tijdens de telefoongesprekken met klaagster stond de telefoon op de luidspreker zodat verweerster notities kon maken en/of wijzigingen aanbrengen in het concept. Bovendien, zo heeft verweerster ter zitting verklaard, wordt haar kantoorgenoot-jurist extern ingehuurd en valt voor wat betreft zijn werkzaamheden onder haar verantwoordelijkheid.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Verweerster zou hebben toegezegd dat klaagster het eerste concept-verweerschrift op 25 april 2016 ’s avonds zou ontvangen. Ter toelichting heeft verweerster een verklaring overgelegd van de gastouder van haar kind die heeft verklaard dat klaagster de extra opvangtijden van 27 april en 7 en 8 mei 2016 heeft geannuleerd. Voorts heeft klaagster een notitie overgelegd van haarzelf, die gedateerd is op 22/4, waarin zij heeft genoteerd dat zij “maandagavond per mail” het concept zal ontvangen en verder heeft zij het rooster van haar werk overgelegd, waaruit zou blijken dat zij dinsdagmiddag 26/4 was uitgeroosterd. Deze stukken zijn naar het oordeel van de raad onvoldoende om het verwijt gegrond te verklaren, omdat de inhoud door klaagster zelf is opgesteld. Daaruit blijkt niet dat verweerster concrete toezeggingen heeft gedaan over data en tijdstippen waarop zij stukken naar klaagster zal sturen. Ook de verklaring van de gastouder kan niet als overtuigend bewijs dienen. Daaruit blijkt evenmin van toezeggingen van de kant van verweerster. Er kan sprake zijn van een misverstand, maar, wat daar van zij, de overgelegde stukken zijn onvoldoende om ervan uit te gaan dat er een concrete toezegging over data en/of tijdstip is gedaan. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b) en e)

5.2    De klachtonderdelen b en e worden gezamenlijk behandeld. Het gaat hier om de kwaliteit van de werkzaamheden van verweerster. Klaagster stelt dat die onder de maat zijn gebleven en dat zij daardoor kosten heeft moeten maken om een andere advocaat in te schakelen. In dit kader moet getoetst worden of  verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. Het enkele feit dat een andere advocaat een afwijkende mening heeft, betekent niet dat de werkzaamheden die verweerster heeft verricht niet voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De raad is van oordeel dat de spel- en taalfouten weliswaar niet gewenst zijn, maar niet gesteld kan worden dat daardoor de kwaliteit van het opgestelde concept beneden de maat is; temeer daar het nog om concepten gaat. Hetzelfde geldt ten aanzien van de bezwaren tegen de opzet en opbouw van het concept. Iedere advocaat heeft zijn eigen stijl, wat niet betekent dat slechts één opzet van een stuk als goed heeft te gelden. Het concept van verweerster mag dan op sommige punten minder geslaagd van opzet zijn, dat betekent niet dat het stuk beneden de maat is en beneden de voor advocaten geldende professionele standaard is. Dat klaagster ervoor gekozen heeft een andere advocaat in te schakelen, is haar eigen keuze. Nu de raad van oordeel is dat niet is komen vast te staan dat de kwaliteit van de werkzaamheden van verweerster onder de maat is, komt de raad niet toe aan een oordeel over de kosten van de opvolgende advocaat. Deze beide klachtonderdelen zijn ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.3    Verweerster erkent dat zij had toegezegd het concept op 6 mei 2016 aan klaagster te zullen doen toekomen. Uit een e-mail van klaagster van die dag begreep zij echter dat klaagster er geen bezwaar tegen had dat zij het stuk de daaropvolgende maandag zou ontvangen. In die e-mail staat:

“Even voor de goede orde: ik zou vandaag van u de nieuwe versie krijgen van het bezwaarschrift. Ik hoop dat het maandag wel komt”

Naar het oordeel van de raad is niet onbegrijpelijk dat verweerster hieruit heeft afgeleid dat klaagster geen bezwaar had tegen toezending van het nieuwe concept op maandag, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Ad klachtonderdeel d)

5.4    Verweerster heeft ontkend dat zij de litigieuze opmerkingen heeft gemaakt, terwijl klaagster dit klachtonderdeel niet nader heeft onderbouwd. Ook anderszins is niet gebleken dat verweerster klaagster niet serieus heeft genomen, zodat het in dit klachtonderdeel gestelde niet is komen vast te staan. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel f)

5.5    Ter zitting is komen vast te staan dat degene die heeft meegeluisterd een kantoorgenoot-jurist is. De raad is van oordeel dat zijn handelen onder de verantwoordelijkheid van verweerster valt. Deze kantoorgenoot heeft evenals verweerster een geheimhoudingsplicht. De handelwijze van verweerster is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, nu ook deze kantoorgenoot geen mededelingen mag doen aan derden over hetgeen hij heeft gehoord. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond;

Aldus gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. F. Klemann, M.J.J.M. van Roosmalen,  leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 april 2018.

Griffier                                                                                      Voorzitter

Verzonden d.d. 16 april 2018.