ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0492 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3212/09.44

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0492
Datum uitspraak: 12-10-2009
Datum publicatie: 15-04-2010
Zaaknummer(s): R. 3212/09.44
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: De financiële afspraken zijn door de advocaat vastgelegd en door de cliënt in de klachtprocedure weersproken. Klager heeft de klacht terzake feitelijk niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Het is tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de advocaat de cliënt geen afschrift heeft doen toekomen van de cassatie schriftuur. De advocaat heeft voorts ongeoorloofde druk op de cliënt uitgeoefend om hem tot betaling van zijn declaratie te bewegen.

 PROCEDUREVERLOOP

1.1             Bij brief van 17 september 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 4 mei 2009.

1.2             De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.3             De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 24 augustus 2009. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen.

FEITEN

2.1             Op 9 april 2008 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak gedaan op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter te Leeuwarden van de Rechtbank Leeuwarden van 11 december 2006, krachtens welke uitspraak aan klager een geldboete van € 130,-- is opgelegd, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door twee dagen hechtenis.

2.2             Naar aanleiding van deze uitspraak heeft klager zich gewend tot verweerder voor juridisch advies.

2.3             Bij e-mail bericht van 22 augustus 2008 heeft klager verweerder, voorzover in deze relevant, het volgende geschreven:

            “In ons laatste telefoongesprek op 22 aug. ’08 zijn wij overeengekomen, dat u bij de Hoge Raad een Cassatieverzoek wilt indienen, om Cassatie af te dwingen, ondanks de bepaling van Art. 427 lid 2 sub b, SV, dat in de regel geen Beroep in Cassatie openstaat voor een boete van minder dan 250 euro. (…..) Ik ben blij, dat we hebben kunnen afspreken, dat u deze poging zult ondernemen op basis van “No cure – No pay”. Natuurlijk moet u daarvoor kunnen beschikken over alle stukken en andere informatie. “

2.4             Op 1 september 2008 heeft verweerder klager, voorzover in deze relevant, geschreven:

            “In hoger beroep is door de AG gevorderd en is het Hof gekomen tot het opleggen van een geldboete van € 130,--. Daarmee of daardoor hebt u zich inderdaad de pas laten afsnijden voor een beroep in cassatie. In zoverre moet ik mr. K. (red.) gelijk geven. (….).  In toevoegingszaken bedraagt de vergoeding aan de advocaat gemiddeld € 1.500,-- excl. BTW; moet ik uw zaak betalend aannemen, dan geldt een soortgelijk bedrag, alsdan nog te vermeerderen met 3,5% kantoorkosten (…..).

2.5             Op 9 september 2008 heeft verweerder klager per e-mail een opdrachtbevestiging gestuurd, voorzover in deze relevant is daarin opgenomen:

            “U heeft mij in de maand augustus 2008 de opdracht verstrekt om u bij te staan in een strafzaak. Ik bevestig u dat ik deze opdracht aanvaard en in verband daarmee graag het volgende met u overeen kom: (…) Financiële afspraken. Met u is besproken dat u niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Het honorarium bedraagt € 235,-- per uur, exclusief belaste en onbelaste verschotten en omzetbelasting (…).

2.6             Per e-mail bericht van 11 september 2008 heeft verweerder klager onder meer bericht:

             “1. U heeft ons reeds schriftelijk op d.d. 22 augustus 2008 opdracht versterkt,     ik verwijs u naar uw verstuurde e-mail. 2. Wij hebben u n.a.v. uw email op d.d. 1 september 2008 een brief gestuurd waarin wij u een kosten indicatie hebben medegedeeld. 3. U heeft n.a.v. ons schrijven van 1 september 2008 verweerder (red.) mondeling op d.d. 8 september 2008 opdracht verstrekt om de zaak door te zetten. 4. Op 9 september 2008 heeft verweerder (red.) volgens afspraak een schriftuur ingediend bij de Hoge Raad.”

2.7             Verweerder heeft klager op 9 september 2008 een declaratie doen toekomen van € 1.339,48 inclusief BTW.

2.8             Bij brief van 16 september 2008 heeft verweerder klager voor deze declaratie een betalingsherinnering gestuurd. In die brief staat onder meer vermeld: “Mocht er voor 20 september 2008 geen volledige betaling van u zijn ontvangen, zijn wij genoodzaakt de cassatieprocedure in te trekken bij de Hoge Raad.”

2.9             In zijn brief van 2 oktober 2008 heeft verweerder de deken meegedeeld dat hij klager op basis van dossieronderzoek geadviseerd heeft de cassatie wel door te zetten.

2.10        Verweerder heeft klager geen afschrift doen toekomen van een door hem namens klager ingediend schriftuur bij de Hoge Raad.

KLACHT

3.         Klager verwijt verweerder dat hij:

a.      in strijd met zijn telefonische toezegging, aan klager een schriftelijk voorstel te doen betreffen de kosten van de behandeling van een mogelijke cassatiezaak, op 9 september 2008 per e-mail een opdrachtbevestiging heeft gestuurd, waarvan de inhoud in strijd is met hetgeen klager met verweerder was overeengekomen en in strijd met de gemaakte afspraak een nota heeft gestuurd van € 1.339,48;

b.      geweigerd heeft klager persoonlijk te woord te staan toen klager hem naar aanleiding van de onjuiste opdrachtbevestiging en nota vragen wilde stellen;

c.      tot nu geweigerd heeft klager een kopie te sturen van het door hem namens klager ingediende schriftuur bij de Hoge Raad en verzuimd heeft klager op de hoogte te stellen van de inhoud van zijn voor klager verrichte werkzaamheden;

d.      dreigt met het intrekken van de bij de Hoge Raad ingediende schriftuur indien klager eerdergenoemde nota niet betaald.

Kort samengevat is klager van oordeel dat hij met verweerder is overeengekomen dat hij zijn werkzaamheden zou verrichten op basis van no-cure no-pay.

VERWEER

4. Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1      Verweerder heeft gesteld dat klager hem heeft benaderd met het verzoek een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van cassatie in verband met de strafrechtelijke veroordeling van klager door het Gerechtshof te Leeuwarden, waarbij aan klager een onvoorwaardelijke geldboete van € 130,-- is opgelegd. Verweerder heeft ter griffie van de Hoge Raad het totale strafdossier ingezien, op basis waarvan hij klager heeft geadviseerd de cassatie door te zetten. De kosten van dit onderzoek heeft verweerder klager niet in rekening gebracht. Op basis van de verkregen opdracht heeft verweerder overeenkomstig de inhoud van zijn brief van 1 september 2008 aan klager, de zaak uitgewerkt en per 9 september 2008 de cassatieschriftuur ingediend. Vanuit het secretariaat van verweerder is aan klager een opdrachtbevestiging met de voorwaarden en een factuur per e-mail en aansluitend per gewone post gezonden.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2      Naar aanleiding van de door klager geuite bezwaren tegen de factuur stelt verweerder dat hij zich niet meer heeft bemoeid met de financiële administratie, aangezien zijn werkzaamheden voor klager al per 9 september 2008 waren afgerond. Verweerder is van mening dat het niet nodig was persoonlijk met klager te spreken.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.3      Verweerder heeft gesteld dat zijn werkzaamheden voor klager tot nu toe onbetaald zijn gebleven, reden waarom klager niet nader is geïnformeerd door verweerder en door hem geen afschrift wordt gezonden van de ingediende schriftuur.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.4      Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft verweerder geen verweer gevoerd.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK VAN KLAGER EN DE KLACHT

5.         De Raad zal eerst beslissen op het verzoek van klager tot aanhouding van deze klachtzaak.

5.1       Klager heeft vooruitlopend op de mondelinge behandeling ter zitting en op de zitting zelf de Raad verzocht de klachtbehandeling van deze zaak aan te houden tot dat op de klacht van klager tegen de deken die samenhangt met deze klachtzaak is beslist. De Raad beslist ten aanzien van dit verzoek als volgt. De Raad acht het feitencomplex in deze klachtzaak voldoende duidelijk om de zaak af te doen. Het is niet aan de Raad om een onderzoek in te stellen naar de gang van zaken binnen het kantoor van verweerder nu niet is gebleken dat klager terzake een belang heeft en dergelijke verzoeken zijn voorbehouden aan de deken.

5.2       De Raad zal thans overgaan tot beoordeling van de klacht.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.3       Vooropgesteld wordt dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstanden, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid met betrekking tot financiële aangelegenheden. Maakt de cliënt tegen de ingediende declaratie bezwaar, dan is de advocaat verplicht de cliënt te wijzen op de terzake bestaande regelingen.

5.4       Klager en verweerder nemen tegenstrijdige standpunten in daar waar het de inhoud van de opdrachtbevestiging betreft. Klager stelt dat hij met verweerder heeft afgesproken dat verweerder de cassatie zou instellen op basis van no- cure no-pay en verweerder stelt dat hij cassatie in zou stellen op basis van de voorwaarden zoals door hem aan klager bevestigd bij brief van 9 september 2008. Op basis van de tegenstrijdige verklaringen van klager en verweerder in het dossier en het ontbreken van schriftelijke stukken, waaruit de juistheid van het standpunt van klager blijkt, kan niet worden vastgesteld dat zijn standpunt betreffende de financiële afspraken juist is en dat verweerder met zijn brief van 9 september 2008 met betrekking tot die afspraken jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.5       De Raad is van oordeel dat het verweerder vrij stond klager niet persoonlijk te woord te staan, nadat hij de schriftuur bij de Hoge Raad had ingediend. De discussie spitste zich op dat moment toe op de door verweerder verzonden declaratie en deze kon door zijn financiële administratie worden afgedaan. Niet valt in te zien dat verweerder terzake tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.6             Verweerder heeft erkend dat hij geen afschrift heeft gezonden van de schriftuur die hij voor klager op 9 september 2008 heeft ingediend bij de Hoge Raad. Verweerder heeft gesteld dat hij hiertoe niet verplicht was, nu klager zijn betalingsverplichtingen jegens verweerder niet is nagekomen. De Raad is van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld door klager een afschrift van die schriftuur te onthouden. Een en ander klemt temeer nu uit het dossier niet blijkt dat verweerder klager voor 9 september 2008 zijn juridische overwegingen om toch een schriftuur bij de Hoge Raad in te dienen (schriftelijk) heeft meegedeeld, dan wel bevestigd, terwijl hij jegens klager heeft erkend dat cassatie wegens de hoogte van de opgelegde boete wettelijk niet mogelijk is. De omstandigheid dat klager de declaratie van verweerder (nog) niet heeft betaald maakt het vorenstaande niet anders. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

5.7       Verweerder heeft in zijn brief van 16 september 2008 aan klager en in zijn brief van 2 oktober 2008 en 11 november 2008 in deze klachtprocedure gesteld dat hij de op 9 september 2008 voor klager bij de Hoge Raad ingediende schriftuur zou intrekken, indien klager eerder genoemde nota niet betaalt. De Raad is van oordeel dat verweerder hiermee een ongeoorloofde druk op klager heeft uitgeoefend om hem tot betaling van zijn declaratie te dwingen. Naar aanleiding van de door klager geuite bezwaren tegen zijn ingediende declaratie had verweerder klager dienen te wijzen op de terzake bestaande regelingen. Uit het dossier blijkt niet dat dit is gebeurd. Dit klachtonderdeel is gegrond.

MAATREGEL

6.         Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING

7.         De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

                -          verklaart de klachtonderdelen a en b ongegrond, en c en d gegrond en legt terzake aan verweerder de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2009.

griffier                                                                                                           voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe vantevoren gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.