ECLI:NL:TADRSGR:2015:75 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4447/14.33

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:75
Datum uitspraak: 23-03-2015
Datum publicatie: 01-04-2015
Zaaknummer(s): R. 4447/14.33
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat van de wederpartij. In het geding brengen van informatie verkregen door derden. Verweerders hebben naar het oordeel van de raad een zorgvuldige afweging gemaakt van de bij het in het geding brengen van het gewraakte stuk gemoeide belangen. Het stuk in kwestie was het enige schriftelijke bewijs dat voorhanden was. Juist het niet in het geding brengen ervan had tuchtrechtelijk verwijtbaar kunnen zijn. Klacht ongegrond.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 3 februari 2014 met kenmerk K312 en K313 bm/ksl, door de raad ontvangen op 4 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 januari 2015 in aanwezigheid van klager, verweerders en hun raadsvrouw mr. R.-T. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 [Naam krant, red.] heeft in juli 2011 enkele artikelen gepubliceerd waarin klager wordt omschreven als “vuurwapengevaarlijke drugscrimineel”.

2.3 Als gevolg van deze publicaties heeft klager het [naam krant, red.] in kort geding gedagvaard. Op 23 augustus 2011 is het kort geding behandeld ter zitting van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam.

2.4 In het kort geding heeft klager rectificatie gevorderd en schadevergoeding geëist van [naam krant, red.]. [Naam krant, red.] heeft volgens hem onrechtmatig gehandeld door feitelijke onjuistheden als waarheid te presenteren zonder toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor.

2.5 Voorafgaand aan de zitting hebben verweerders als productie een uittreksel uit het politieregister overgelegd, waaruit blijkt dat klager geregistreerd staat onder code 2, hetgeen inhoudt dat hij in verband wordt gebracht met harddrugsdelicten, en onder code 4, hetgeen inhoudt dat hij antecedenten heeft op het gebied van vuurwapenwetgeving. Een medewerker van de politie heeft dit uittreksel aan een journalist van [naam krant, red.]  verstrekt, die het vervolgens op zijn beurt de avond voor de zitting aan verweerders heeft doen toekomen. Verweerders hebben dat uittreksel vervolgens naar de rechtbank gestuurd als productie voor de zitting van de volgende ochtend. Aan de advocaat van klager is op 22 augustus 2011 om 22.07 uur een kopie van het bericht aan de rechtbank gezonden.

2.6 De advocaat heeft vrijwel direct na ontvangst van de kopie van het bericht aan de rechtbank en de daarbij gevoegde productie diezelfde avond om 0.00 uur aan verweerders laten weten dat dat wat hem betreft niet overgelegd had mogen worden en diende te worden teruggetrokken en heeft verweerders er op gewezen dat op deze uitdraai uit politieregisters een wettelijke geheimhoudingsplicht rust en dat verweerders niet alleen strafbaar maar ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de productie in te brengen.

2.7 Verweerders hebben over de overlegging van deze productie na toezending van de productie aan de rechtbank maar voorafgaand aan de zitting telefonisch overleg gehad met de (toenmalig) deken. De deken was van oordeel dat zij het uittreksel in het belang van hun cliënte mochten overleggen.

2.8 Verweerders hebben voorafgaand aan de zitting voorts een deskundige op het gebied van privacy-recht en een strafrechtadvocaat geraadpleegd. Ook zij hebben positief geadviseerd ten aanzien van het overleggen van de productie in kwestie.

2.9 Naar aanleiding van dit bezwaar van de advocaat van klager heeft mr. T. overleg gehad met een kantoorgenoot. Vervolgens is toen besloten om de productie in het belang van hun cliënte te handhaven.

2.10 De voorzieningenrechter heeft de productie ondanks het bezwaar van de advocaat van klager toegelaten en bij vonnis van 6 september 2011 de vorderingen van klager afgewezen.

2.11 De advocaat van klager heeft vervolgens nog de visie van de (toenmalige) deken gevraagd over de toelaatbaarheid van het in het geding brengen van vertrouwelijke politie-informatie. De deken heeft hem medegedeeld dat het verweerders wat hem betreft vrijstond de productie over te leggen.

2.12 Bij brief met bijlagen van 20 augustus 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerders.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door in een kort geding procedure gebruik te maken van onrechtmatig verkregen informatie van de politie.

4 VERWEER

4.1 Verweerders hebben zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 De raad stelt voorop dat een advocaat een grote mate van vrijheid heeft om te bepalen wat de belangenbehartiging van zijn cliënt vergt. Deze vrijheid vindt haar beperking in een behoorlijke belangenafweging, waarbij de advocaat rekening moet houden met de gerechtvaardigde belangen van anderen dan zijn cliënt.

5.3 Uit de door verweerders gestelde en door klager niet betwiste gang van zaken blijkt dat verweerders een zorgvuldige afweging hebben gemaakt van de bij het in het geding brengen van het gewraakte stuk gemoeide belangen. Voor en/of direct nadat zijdens klager bezwaar tegen het desbetreffende stuk was gemaakt, hebben zij advies ingewonnen bij zowel een strafrechtadvocaat als een privacy-deskundige als het bestuur van hun kantoor als de deken. Zij adviseerden zonder uitzondering het stuk te handhaven.

5.4 Nu onweersproken is gesteld dat het stuk in kwestie het enige schriftelijke bewijs vormde dat voorhanden was en het verschil zou (kunnen) maken tussen winnen en verliezen, hebben verweerders naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door het stuk te handhaven. Juist het niet handhaven ervan had een tuchtrechtelijk verwijt kunnen opleveren.

5.5 De raad acht de klacht ongegrond.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2015.

griffier voorzitter                  

Deze beslissing is in afschrift op 24 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl