ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2483 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 101- 2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2483
Datum uitspraak: 16-01-2012
Datum publicatie: 25-02-2012
Zaaknummer(s): M 101- 2011
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Afschrift kort geding dagvaarding niet tijdig aan wederpartij toegestuurd. Grenzen van aan advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid overschreden door schending van procesreglement. Klacht gegrond. Geen maatregel omdat wederpartij niet is benadeeld.

M101-2011 Klacht

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

A

klager

tegen

B

verweerder

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 27 april 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement   Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 november 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 13 september  2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 7 november 2011.

Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

            Verweerder behartigde in een geschil tussen X en Y de belangen van partij X, klager die van partij Y. Verweerder heeft namens X op 10 augustus 2010 bij de rechtbank een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend, welk verzoek na verweer zijdens partij Y bij beschikking van 25 november 2010 is toegewezen. Het voorlopig getuigenverhoor werd bepaald op 18 februari 2011.

            Op 9 februari 2011 heeft verweerder de rechtbank om bepaling van een datum voor een kort geding verzocht, onder bijvoeging van een conceptdagvaarding. Op 9 februari 2011 deelde de rechtbank verweerder mede dat het kort geding zou plaatsvinden op 8 maart 2011.

Op 11 februari 2011 heeft klager verweerder verzocht hem een afschrift van de conceptdagvaarding te doen toekomen. Op 16 februari 2011 heeft een medewerkster van de griffie van de rechtbank telefonisch aan verweerder medegedeeld dat de voorzieningenrechter van oordeel was dat het procesreglement noopte tot afgifte van de conceptdagvaarding aan klager. Verweerder heeft de betreffende medewerkster gevraagd of de voorzieningenrechter ermee kon instemmen dat verweerder de conceptdagvaarding op 18 februari 2011, na afloop van het voorlopig getuigenverhoor, aan klager zou toesturen omdat verweerder dit in het belang van zijn cliënte achtte. De medewerkster van de griffie heeft verweerder diezelfde dag bericht dat de voorzieningenrechter bij zijn standpunt bleef. Op 17 februari 2011 heeft klager verweerder per e-mail verzocht om hem de conceptdagvaarding voor 12.00 uur te doen toekomen. Verweerder heeft dat geweigerd en heeft de conceptdagvaarding op 18 februari 2011 aan klager ter hand gesteld, zijnde de dag van het voorlopig getuigenverhoor.

3.         De klacht

3          De klacht houdt het volgende in:

Verweerder heeft gehandeld in strijd met het procesreglement en met de instructies van de voorzieningenrechter door te weigeren aan klager een afschrift van de concept-dagvaarding toe te sturen en in die weigering te volharden.

4.         Het verweer

4.         Het standpunt van verweerder houdt in:

In de conceptdagvaarding was uitgebreid verwerkt welke gesprekken wel en niet door zijn cliënte waren opgenomen  en voorts wat de inhoud was van de opgenomen gesprekken. Als hij verplicht zou worden om de concept-dagvaarding voorafgaand aan het voorlopig getuigenverhoor aan klager, en daarmee aan Y, ter beschikking te stellen, zou partij Y voorafgaand aan het getuigenverhoor via een omweg reeds de beschikking krijgen over de inhoud van het audiobewijs van X.  De belangen van zijn cliënte noopten hem de conceptdagvaarding niet voorafgaand aan het getuigenverhoor aan klager toe te sturen.  Verweerder heeft gemeend het belang van zijn cliënte te dienen door met afgifte van de dagvaarding één dag langer te wachten dan door verweerder gewenst, terwijl de belangen van Y niet zijn geschaad nu zij de dagvaarding op 18 februari 2011 heeft ontvangen in plaats van op 17 februari 2011, zijnde nog 18 dagen voorafgaand aan het kort geding. Artikel 3.3. van het procesreglement laat deze belangenafweging toe en stelt geen sanctie op niet-naleving ervan.

5.         Beoordeling van de klacht

5.1.      De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.2.      Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder heeft geweigerd aan klager direct een afschrift van de concept-dagvaarding toe te sturen. Nadat verweerder op 9 februari 2011 een datum had verkregen voor het kort geding heeft hij de conceptdagvaarding eerst op 18 februari 2011 aan klager verstrekt. Verweerder heeft gesteld dat hij daarmee evenwel niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat de belangen van zijn cliënten ermee waren gediend dat hij de dagvaarding niet eerder dan na het voorlopig getuigenverhoor aan de wederpartij bekend zou maken..    

5.3.      Volgens artikel 3.3 van het procesreglement kort gedingen van december 2010 dient de eisende partij uiterlijk twee dagen na ontvangst van de dagbepaling de dag en het tijdstip van de terechtzititng mee te delen aan de gedaagde partij en voorts deze de concept-dagvaarding toe te zenden. Het eerste is in het onderhavige geval gebeurd, het tweede pas na negen dagen. 

             Naar het oordeel van de raad was verweerder gehouden om de conceptdagvaarding, ook al bevatte die transcripties die van belang waren voor het voorlopig getuigenverhoor van 18 februari 2011, ten spoedigste aan klager toe te zenden. Dat de belangen van zijn cliënte in zijn visie meebrachten dat niet te doen, maakt dit niet anders. Door de conceptdagvaarding eerst op 18 februari 2011 aan klager toe te sturen heeft verweerder derhalve niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt.

5.4.      Gelet op het voorgaande is de klacht gegrond. Nu verweerder echter de conceptdagvaarding slechts één dag na de door klager gestelde termijn aan deze heeft verstrekt, terwijl er toen nog 18 dagen tot de zitting in kort geding resteerden, is klagers cliënte in haar processuele positie in kort geding niet benadeeld, terwijl moet worden aangenomen dat artikel 3.3 in het procesreglement juist is opgenomen om benadeling van de gedaagde  te voorkomen. Om die reden acht de raad geen termen aanwezig om een maatregel op te leggen.

6.         Beslissing

De raad verklaart de klacht gegrond en ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph.Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van  mw. mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 16 januari 2012.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                    mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans ,

griffier.                                                                          voorzitter.

Verzonden op: 17 januari 2012

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.     Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.     Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.