ECLI:NL:TAHVD:2021:233 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210230

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:233
Datum uitspraak: 13-12-2021
Datum publicatie: 25-12-2021
Zaaknummer(s): 210230
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Deskundigen, getuigen en adviseurs
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Getuigen/deskundigen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij. Verweerster heeft volgens klagers tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij een getuige zou hebben beïnvloed. Daarvan is het hof, met de raad, niet gebleken, zodat het oordeel van de raad wordt bekrachtigd.Verzoek tot het (opnieuw) horen van getuigen afgewezen. De reikwijdte van hetgeen ter beoordeling aan de tuchtrechter is voorgelegd is beperkt. Het gaat om de vraag of verweerster één getuige in de onderliggende civiele procedure heeft beïnvloed, niet om de vraag of meerdere getuigen in die procedure mogelijk niet naar waarheid hebben verklaard. Het hof heeft geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de opgegeven getuigen uit eigen waarneming (anders) zouden kunnen verklaren 

BESLISSING

 
van 13 december 2021
in de zaak 210230

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klagers
 
tegen:

verweerster
 


1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  Het hof verwijst naar de beslissing van 28 juni 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 20-764/DH/DH). In deze beslissing is de klacht van klagers ongegrond verklaard. 

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2021:121 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.


2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het hoger beroepschrift met bijlagen van 23 juli 2021 van klagers is op diezelfde dag per e-mail ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- een verweerschrift van de gemachtigde van verweerster van 8 september 2021;
- een e-mailbericht van klagers van 9 oktober 2021;
- een e-mailbericht van de gemachtigde van verweerder van 15 oktober 2021 met bijlagen;
- een e-mailbericht van klagers van 15 oktober 2021, inhoudende een verzoekschrift tot het horen van getuigen. 
 
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 25 oktober 2021. Daar zijn klagers tezamen met de heer J. Muller en verweerster met haar gemachtigde mr. O.G. Trojan verschenen. (De gemachtigden van) partijen hebben hun standpunt toegelicht; de gemachtigde van verweerster aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.
2.4 Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft het hof op het verzoek van klagers tot het horen van de getuigen P, Van V., H. V. en M. na een korte schorsing beslist. De mondeling gegeven beslissing en (nadere) motivering is hierna opgenomen in 5.3. en 5.4.


3 FEITEN

3.1 Het hof neemt de feiten van de raad over omdat hiertegen geen beroepsgrond is aangevoerd.

3.2 Het hof stelt in aanvulling hierop vast dat:

- verweerster op de zitting van 15 maart 2021 bij de raad heeft verklaard dat zij tijdens of voor het verhoor van 5 september 2019 geen contact heeft gehad met de getuige P.;

- P. tijdens het verhoor op 5 september 2019 heeft verklaard dat hij “geen inhoudelijk contact” met verweerster heeft gehad aangaande het verhoor; en dat

- P. op 17 mei 2021 als beëdigde getuige ter zitting bij de raad heeft verklaard dat hij, tot hij betrokken raakte bij de klachtzaak tegen verweerster, nog nooit van verweerster had gehoord. Ook heeft hij verklaard dat hij op geen enkele wijze (telefonisch of anderszins) contact heeft gehad met verweerster voor of op 5 september 2019.


4 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat zij een getuige, te weten de heer P., zou hebben beïnvloed tijdens een getuigenverhoor op 5 september 2019.


5 BEOORDELING

5.1 Het hoger beroep van klagers is gericht tegen de ongegrondverklaring van de klacht door de raad van 28 juni 2021.

5.2 Ter (nadere) onderbouwing van de klacht hebben klagers het hof verzocht een vijftal getuigen te horen. Drie van deze getuigen, te weten P., Van V. en H., zijn werkzaam bij PostNL en kunnen een verklaring afleggen over het onderliggende geschil in de civiele procedure. Klagers menen aan de hand van deze getuigen te kunnen aantonen dat de heer P. niet naar waarheid heeft verklaard en dat hij is beïnvloed door verweerster. Met de andere twee getuigen wensen klagers aan te tonen dat Van V. en P. in de onderliggende procedure meineed hebben gepleegd.

5.3 Het hof heeft het in hoger beroep gedane verzoek van klagers tot het horen van de vijf getuigen afgewezen. Het volgende is daarvoor redengevend.

5.4 Klagers hebben weliswaar (uitgebreid) schriftelijk en mondeling toegelicht waarom zij de opgegeven getuigen wensen te horen, maar zij zijn er naar het oordeel van het hof niet in geslaagd aannemelijk te maken dat deze getuigen dienen te worden gehoord in verband met de thans voorliggende klacht, te weten het verwijt dat verweerster de getuige de heer P in een civiele procedure op 5 september 2019 heeft beïnvloed. P. heeft al tweemaal verklaard dat hij geen contact heeft gehad met verweerster en in het bijzonder dat verweerster hem tijdens het getuigenverhoor van Van V. op 5 september 2019, toen hij op de gang stond te wachten om daarna als getuige te worden gehoord, geen sms- of whatsappbericht heeft gestuurd en hem ook niet heeft gebeld. Ook verweerster heeft dit verklaard. Het hof heeft geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de andere getuigen hier uit eigen waarneming (anders) over zouden kunnen verklaren. Het is het hof duidelijk dat de opgegeven getuigen (mogelijk) relevant kunnen verklaren over de onderliggende (civiele) procedure tussen klagers en PostNL. Die procedure staat echter los van de onderhavige tuchtklachtprocedure tegen verweerster. Bij die stand van zaken bestaat geen belang bij het (opnieuw) houden van een getuigenverhoor.

5.5 Ten aanzien van de klacht ziet het hof op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan die van de raad. Daarbij is van belang dat de reikwijdte van hetgeen ter beoordeling aan de tuchtrechter is voorgelegd zeer beperkt is. Het gaat om de vraag of verweerster de getuige P. in de onderliggende civiele procedure op 5 september 2019 heeft beïnvloed, niet om de vraag of de heren P., Van V. en/of H. in die procedure mogelijk niet naar waarheid hebben verklaard. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad dat de klacht van klagers ongegrond is en neemt die over. Hetgeen door klagers in hoger beroep (aanvullend) naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof zal de beslissing van de raad daarom bekrachtigen.

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

6.1 bekrachtigt de beslissing van 28 juni 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder zaaknummer: 20-764/DH/DH.
 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. M.P.C.J. van Bavel en J.E. Soeharno, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2021.
 


griffier voorzitter            

De beslissing is verzonden op 13 december 2021.