Gemeentestem

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Gemeentestem
Datum 20-09-2008
Aflevering 7302
TitelVan aanmerkelijk belang. De betekenis van art. 7:9 Awb
CiteertitelGst. 2008, 100
SamenvattingIngevolge art. 7:3 Awb mag het bestuursorgaan soms op het bezwaar beslissen zonder belanghebbenden te horen. Hierover schreef ik onlangs in dit tijdschrift (Gst. 2008, 45). Blijkens art. 7:9 Awb zijn er echter ook gevallen waarin het bestuursorgaan belanghebbenden voorafgaans aan het besluit op bezwaar minimaal twee keren moet horen. Aan deze problematiek is de onderstaande bijdrage gewijd. Eerst wordt, aan de hand van gepubliceerde jurisprudentie, de reikwijdte van ar. 7:9 Awb in kaart gebrahct. Daarna volgt een beschrijving van de niet in deze bepaling omschreven situaties die noodzaken tot het raadplegen van belanghebbende. Het streven is gericht op het plegen van belanghebbenden. Het streven is gericht op het scheppen van een overzichtelijk kader c.q. hulpmiddel om te bepalen of belanghebbenden voorafgaand aan het (wederom) beslissen op bezwaar nogmaals moeten worden gehoord.
Auteur(s)L.M. Koenraad
Pagina473-480
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoren en adviseren door een onvolledige bezwaarschriftencommissie
CiteertitelGst. 2008, 101
SamenvattingIn veel gemeenten is een commissie als bedoeld in art. 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingesteld. In dit artikel wordt geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag in hoeverre het op grond van de wet en de jurisprudentie mogelijk is versnelling in de bezwaarschriftenprocedure aan te brengen door een onvolledige commissie te laten adviseren, naast het laten horen door een deel van de commissie.
Auteur(s)H. Pieffers
Pagina480-487
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelVan Anti-Social Behaviour Order naar FF Kappe-bevel: grote stappen en nog niet thuis
CiteertitelGst. 2008, 102
SamenvattingDe Hoge Raad heeft recentelijk meer duidelijkheid geschapen over de mogelijkheid om met gebiedsontzeggingen ernstige overlast aan te pakken. Daarmee is echter geen einde gekomen aan de discussie over bestrijding van overlast op straat. In het parlement en in de bestuurspraktijk wordt inmiddels gepraat over de vraag in hoeverre een aanpak naar Brits voorbeeld met gedragsaanwijzingen voor overlastplegers (ASBO's) mogelijk is binnen de geldende regelgeving. In de Nederlandse situatie worden deze gedragsaanwijzingen vooralsnog meestal aangeduid als FF Kappe-bevelen. De eerste rechterlijke uitspraak over een FF Kappe-bevel is al gewezen, maar deze lijkt niet te stroken met de genoemde (latere) jurisprudentie van de Hoge Raad over gebiedsontzeggingen. De evaluatie van een Rotterdams proefproject met FF Kappe-bevelen is in volle gang en de reactie van de regering moet nog worden afgewacht. Toch is er al een voorzichtige aanwijzing dat Den Haag het project naar meer gemeenten wil uitbreiden.
Auteur(s)M.A.D.W. de Jong
Pagina487-494
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 11-03-2008, 02379/06
CiteertitelGst. 2008, 103
SamenvattingVerblijfsontzegging op grond van art. 172 lid 3 Gemw met langere duur dan regeling in APV toestaat. Verhouding tussen art. 172 lid 3 Gemw en regeling verblijfsontzeggingen in de APV van Rotterdam. Indien het concrete geval binnen de regeling van de APV valt, biedt art. 172 lid 3 Gemw geen grondslag voor een verblijfsontzegging.

(Rotterdam).
Samenvatting (Bron)Art. 172.3 Gemw. Het Hof heeft geoordeeld dat, gelet op de door verdachte veroorzaakte overlast, de burgemeester o.g.v. art. 172.3 Gemw een gebiedsontzegging aan verdachte heeft kunnen opleggen en dat dit bevel voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De HR stelt voorop dat, gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van art. 172.3 Gemw het ervoor moet worden gehouden dat, zo in een gemeente een verordening geldt waarin is geregeld dat de burgemeester i.g.v. overlast gevende verstoringen van de openbare orde aan de betrokkene een zogenoemde verblijfsontzegging kan opleggen, deze regeling dient te worden toegepast en art. 172.3 Gemw dan niet (ook) een grondslag biedt voor het opleggen van een gebiedsontzegging t.z.v. verstoringen van de openbare orde waarop de APV het oog heeft. De gemeente Rdam kende t.t.v. de bewezenverklaarde gedragingen een dergelijke regeling in art. 2.10.1 APV. Het Hof heeft geen inzicht gegeven in zijn gedachtegang. Indien het heeft geoordeeld dat het de burgemeester vrijstond om de regeling van de APV buiten toepassing te laten en het bevel te baseren op art. 172.3 Gemw - louter op de grond dat naar diens oordeel de duur van de in de APV voorziene verblijfsontzegging niet volstond, heeft het miskend hetgeen hiervoor door de HR is vooropgesteld. Indien het daaraan niet heeft voorbijgezien, maar - waar het spreekt van "specifieke overlast" - heeft geoordeeld dat hier sprake was van overlast die niet door de APV werd bestreken, is dat oordeel gelet op de gedragingen van de betrokkene zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Die gedragingen vallen immers grotendeels onder die welke zijn opgenomen in art. 2.10.1 APV.
Pagina494-498
UitspraakECLI:NL:HR:2008:BB4096
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Rotterdam, 21-12-2007, 10/637732-07
CiteertitelGst. 2008, 104
SamenvattingFF Kappe-bevel gebaseerd op art. 172 lid 3 Gemw is rechtsgeldig.

(Rotterdam).
Samenvatting (Bron)FF Kappe-project. Burgemeester van Rotterdam heeft een bevel uitgegeven wat is gebaseerd op artikel 172, derde lid van de Gemeentewet. Beschrijving aanleiding bevel. Toetsing aan proportionaliteit en subsidiariteit. Opzetverweer. Bewezenverklaring en oplegging geheel voorwaardelijke geldboete.
Pagina498-501
UitspraakECLI:NL:RBROT:2007:BC0822
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Maastricht, 23-04-2008, AWB 06 / 2344 WRO, AWB 06 / 2345 WRO en AWB 06 / 2346 WRO
CiteertitelGst. 2008, 105
SamenvattingAlsnog weigeren vrijstelling en bouwvergunning na heroverweging. Onzorgvudlige voorbereiding en ontbreken deugdelijke motivering.

(Heerlen).
Samenvatting (Bron)Het onderhavig geding spitst zich inhoudelijk toe op de vraag of verweerder terecht en op goede gronden heeft besloten de door eiseressen gevraagde bouwvergunning alsnog te weigeren. In dit kader ligt met name de vraag voor of verweerder deze herroeping heeft kunnen doen gronden op het hangende de bezwaarfase door hem ingewonnen advies van een stedenbouwkundige, welk advies verweerder (alsnog) tot de conclusie heeft geleid dat de stedenbouwkundige situatie zich verzet tegen realisatie van het bouwplan in deze vorm. Uit de aard van de bezwaarprocedure vloeit voort dat een besluit waartegen bezwaar is gemaakt alsnog ongedaan kan worden gemaakt. Die mogelijkheid bestaat ook dan, indien in bezwaar geen feiten of omstandigheden naar voren komen die ten tijde van het primaire besluit nog niet bekend waren. Alsdan heeft wel als uitgangspunt te gelden dat het ontbreken van nieuwe relevante aspecten het bestuursorgaan voor een bijzondere opgave stelt waar het gaat om de redenen voor zijn koerswijziging aan de aanvrager duidelijk te maken. Bij de motivering van de herroeping zal het zich terdege rekenschap moeten geven van het feit dat tevoren in andere zin is geoordeeld. Het bestuursorgaan zal op zijn minst nauwkeurig moeten aangeven op welke punten het van gedachten is veranderd en aannemelijk moeten maken dat het gegronde redenen heeft om het aanvankelijk ingenomen standpunt te verlaten. In het onderhavige geval acht de rechtbank niet voldaan aan de hiervoor genoemde - zwaardere - motiveringseis nu de herroeping van het besluit van 1 maart 2006 de facto is gebaseerd op een (summier) advies van een als partijdeskundige te beschouwen adviseur. Dit is in casu niet toereikend om verweerders koerswijziging te motiveren.
AnnotatorJ. de Vries
Pagina501-503
UitspraakECLI:NL:RBMAA:2008:BD1638
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOp-recht bekeken
TitelKennis van decentralisatierecht: onder nul?
CiteertitelGst. 2008, 106
SamenvattingIn zijn eerste periodieke beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen beveelt de Raad van State aan de kennis van de grondslagen van het openbaar bestuur te bevorderen (Spelregels voor interbestuurlijke verhoudingen, Den Haag, november 2006, p. 69). Van algemene bekendheid is dat de opleiding van juristen aan universiteiten tekortschiet op het onderdeel decentralisatierecht. In zijn artikel 'Laten wij onze rechtswetenschap verschralen? Hoog tijd voor discussie!' vraagt prof. mr. R.J.N. Schlössels hiervoor aandacht (NJB 2006, p. 1369-1370).
Auteur(s)H.Ph.J.A.M. Hennekens
Pagina504-504
Artikel aanvragenVia Praktizijn