Samenvatting (Bron) | Tiscali die – ondanks het bestaan van een tegenstrijdig belang – in beginsel derhalve is gebonden aan de door [persoon A] verrichte rechtshandeling, heeft in dit verband echter nog aangevoerd dat, ook als [persoon A] Tiscali rechtsgeldig heeft vertegenwoordigd bij het aangaan van de beëindigingsregeling, de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid, gelet op de concrete omstandigheden van het onderhavige geval, aan de afdwingbaarheid van de rechtshandeling in de weg staat.
Het hof oordeelt dat die (uitzonderlijke) situatie zich hier voordoet. De beëindigingsregeling was op zichzelf een in het oog springende voor Tiscali nadelige transactie omdat deze Tiscali noopte tot betaling aan [appellante] van een aanzienlijk bedrag (€ 731.507,76 en, omgerekend, € 90.000,-), terwijl (achteraf) vast is komen te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen [appellante] en Tiscali tegen een veel lager bedrag (€ 214.000,-) kon worden ontbonden. Nu [appellante] bovendien zelf statutair bestuurder van Tiscali was en ten tijde van het aangaan van de beëindigingsregeling was gehuwd met de statutair bestuurder van Tiscali die deze regeling met haar overeenkwam, mag worden aangenomen dat [appellante] zonder eigen onderzoek wist althans behoorde te weten dat die nadeligheid werd beïnvloed door een tegenstrijdig belang bij [persoon A]. Daar komt nog bij dat [appellante], mede gelet op het gemotiveerde verweer van Tiscali op dit punt, niet althans onvoldoende concreet heeft gesteld en evenmin anderszins is gebleken dat [persoon A] tevoren met ([persoon B] en/of [persoon C] als medebestuurders van) zijn medebestuurder en enig aandeelhouder van Tiscali, Tiscali International, omtrent die regeling heeft overlegd en vooraf goedkeuring daarvoor heeft verkregen. Onder deze omstandigheden is ingevolge artikel 6:248 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als [appellante] zich jegens Tiscali op nakoming van de beëindigingsregeling zou kunnen beroepen. De omstandigheid dat andere managers binnen Tiscali vergelijkbare beëindigingsregelingen aangeboden zouden hebben gekregen, zoals [appellante] aanvoert, kan – ook indien (veronderstellenderwijs) van de juistheid van dit feit wordt uitgegaan – aan het voorgaande niet afdoen, evenmin als de stelling van [appellante] dat de beëindigingsregeling werd aangeboden om – kort samengevat – haar gemotiveerd te houden. |