AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 03-08-2012
Aflevering 29
TitelHoge Raad, 20-04-2012, 11/00231
CiteertitelAB 2012/215
SamenvattingVordering tot vergoeding van schade op grondslag dat subsidieaanvraag door onjuiste mededelingen van de Staat over het subsidieplafond te laat is ingediend. Oordeel van het hof dat causaal verband tussen gewraakte mededelingen en definitieve afwijzing subsidie is verbroken, is onbegrijpelijk gemotiveerd.
Samenvatting (Bron)Onrechtmatige overheidsdaad. Aanvraag op grond van Subsidieregeling ESF-3. Vordering tot vergoeding van schade op grondslag dat subsidieaanvraag door onjuiste mededelingen Staat te laat is ingediend. Oordeel hof dat causaal verband tussen gewraakte mededelingen en definitieve afwijzing subsidie is verbroken, onbegrijpelijk gemotiveerd.
Pagina1279-1290
UitspraakECLI:NL:HR:2012:BV5552
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 06-06-2012, 201110671/1/R1
CiteertitelAB 2012/216
SamenvattingArt. 4.1 lid 1 Wro biedt een grondslag voor het toekennen van een ontheffingsbevoegdheid. Ontheffingsbevoegdheid is niet in strijd met het stelsel van de Wro en evenmin een vorm van voorafgaand interbestuurlijk toezicht. Geconcentreerde rechtsbescherming tegen verleende ontheffing en bestemmingsplan.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 12 juli 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Westerdel" vastgesteld en besloten om geen exploitatieplan vast te stellen.
Pagina1290-1295
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW7636
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 13-06-2012, 201108650/1/R1
CiteertitelAB 2012/217
SamenvattingArt. 4.1 lid 1 Wro biedt een grondslag voor het toekennen van een ontheffingsbevoegdheid. Ontheffingsbevoegdheid is niet in strijd met het stelsel van de Wro en evenmin een vorm van voorafgaand interbestuurlijk toezicht. Zelfstandige rechtsbescherming tegen een geweigerde ontheffing.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 17 mei 2011, kenmerk 2011-23606, heeft het college besloten aan de raad een aanwijzing te geven als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), ertoe strekkende dat de plandelen met de bestemmingen "Maatschappelijk" en "Woongebied - Uit te werken" en de hierbij behorende regels geen deel blijven uitmaken van het bestemmingsplan "De Hoop fase 5 en 6 en sportvelden", zoals dat door de raad bij besluit van 11 april 2011 is vastgesteld.
Pagina1295-1303
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW8172
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 30-05-2012, 201105407/1/A3
CiteertitelAB 2012/218
SamenvattingOpenbaarheid schikkingsbedrag; vertrouwelijke mededeling aan de Tweede Kamer.
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek om openbaarmaking van het schikkingsbedrag dat het Ministerie van Defensie aan de softwarefirma Baan Global B.V. (thans: Infor Global Solutions B.V.) heeft betaald in het kader van een minnelijke schikking. Anders dan de Rb. is de Afdeling van oordeel dat het schikkingsbedrag niet kan worden aangemerkt als bedrijfsgegeven dat vertrouwelijk aan de minister is meegedeeld als bedoeld in art. 10, lid 1, aanhef en onder c van de Wob. Dat, naar de minister en Infor hebben gesteld, uit het schikkingsbedrag de winstmarge van Baan op specifieke ICT-projecten kan worden afgeleid en dat daarmee de concurrentiegevoelige aard van het schikkingsbedrag een gegeven is, alsmede dat de onderhandelingen vertrouwelijk van aard waren, leidt niet tot een ander oordeel. Van belang is dat het schikkingsbedrag tussen Baan en de minister is overeengekomen en derhalve het resultaat is van onderhandelingen tussen Baan en de minister. Gelet op deze omstandigheid is het schikkingsbedrag niet een medegedeeld bedrijfsgegeven in de zin van art. 10, lid 1, aanhef en onder c van de Wob. De Rb. heeft dit niet onderkend. Het betoog slaagt. De Afdeling is van oordeel dat de minister met de enkele stelling dat openbaarmaking van het schikkingsbedrag een prijsopdrijvend effect meebrengt waardoor de onderhandelingspositie van de Staat onder druk zal komen te staan niet deugdelijk heeft gemotiveerd op welke wijze en daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat openbaarmaking de economische of financiële belangen van de Staat zal schaden. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2011 in zaak nr. 201008458/1/T1/H3, LJN: BQ7424. De Rb. heeft dan ook niet kunnen oordelen dat de minister openbaarmaking van het schikkingsbedrag in redelijkheid heeft kunnen weigeren op grond van art. 10, lid 2, aanhef en onder b van de Wob. Het betoog slaagt. De Afdeling is van oordeel dat een schikkingsbedrag als zodanig het resultaat is van onderhandelingen waarbij de betrokken partijen hebben beoogd dit resultaat niet te openbaren. De aard van schikkingsonderhandelingen brengt ook in het algemeen mee dat met de daaruit voortvloeiende afspraken vertrouwelijk dient te worden omgegaan in verband met de over en weer betrokken belangen. Daarbij is van belang dat in de vaststellingsovereenkomst waarin het schikkingsbedrag is neergelegd is opgenomen dat de betrokken partijen alle informatie betreffende de inhoud van de vaststellingsovereenkomst strikt vertrouwelijk dienen te houden en het een ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar recent overeengekomen schikkingsbedrag betreft. Voorts neemt de Afdeling in aanmerking dat de minister de hoogte van het schikkingsbedrag vertrouwelijk heeft medegedeeld aan de Tweede Kamer en deze de vertrouwelijkheid heeft gerespecteerd. De Rb. heeft met juistheid geoordeeld dat de minister openbaarmaking van het schikkingsbedrag in redelijkheid heeft kunnen weigeren op grond van art. 10, lid 2, aanhef en onder g van de Wob, nu dit tot onevenredige benadeling van de bij de overeenkomst betrokken partijen kan leiden. Ongegrond hoger beroep.
Pagina1303-1306
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW6910
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 30-05-2012, 201105275/1/A1
CiteertitelAB 2012/219
SamenvattingCollectief belang; niet gebleken van verenigingsleden; feitelijke werkzaamheden.
Samenvatting (Bron)Besluit tot verlening van vrijstelling en reguliere bouwvergunning. Het door de Vereniging Buurtplatform Randwyck daartegen gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard. De Rb. heeft het beroep van de vereniging gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd, de vereniging alsnog niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De vereniging betoogt dat de Rb. ten onrechte heeft overwogen dat de vereniging geen belanghebbende is als bedoeld in art. 1:2 Awb bij het besluit op bezwaar. De voorzitter van de vereniging heeft verklaard dat de leden van de vereniging bestaan uit buurtbewoners die ten minste een bedrag van een euro hebben overgemaakt naar de bankrekening van de vereniging. Hij heeft tevens verklaard dat hem niet bekend is of deze contribuanten er zelf van op de hoogte zijn dat zij daardoor van de vereniging lid zijn en hij zich niet herinnert wanneer de laatste ledenvergadering heeft plaatsgevonden. De Afdeling heeft met toepassing van art. 8:68 lid 1 Awb het onderzoek heropend en de voorzitter verzocht stukken toe te zenden waaruit het aantal geregistreerde betalende leden van de vereniging blijkt. Aan dit verzoek heeft de vereniging geen gevolg gegeven. Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden, dat de vereniging geen leden heeft voor wier gezamenlijk belang zij in deze procedure opkomt. Verder heeft de vereniging niet aannemelijk gemaakt dat informatie is uitgewisseld tussen haar en de bewoners in de wijk Randwyck over het door de vereniging ingenomen standpunt in deze procedure, zodat de vereniging evenmin moet worden geacht voor het individuele belang van die bewoners op te komen. De Rb. heeft terecht overwogen dat niet is gebleken dat de vereniging door haar optreden in rechte in dit geval een bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen tot stand brengt waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijk optreden van een groot aantal individuele natuurlijke personen die door het bestreden besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. Nu geen sprake is van een bundeling van belangen in voormelde zin, kunnen de in art. 1:2 lid 3 Awb genoemde feitelijke werkzaamheden hierin niet besloten worden geacht. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de vereniging bovendien onvoldoende met gegevens of bescheiden gestaafd dat zij feitelijke werkzaamheden heeft verricht ter behartiging van haar doelstellingen. Uit de door de vereniging overgelegde brief met een opsomming van haar activiteiten, kan niet worden opgemaakt wanneer deze hebben plaatsgevonden. De vereniging heeft evenmin aangetoond dat enige communicatie heeft plaatsgevonden naar de bewoners van de wijk Randwyck over de in de brief genoemde werkzaamheden. Aldus is niet gebleken dat de vereniging bij die gestelde werkzaamheden de collectieve belangen van de bewoners heeft behartigd en de leefbaarheid en het leefmilieu van de woonwijk Randwyck heeft bevorderd als bedoeld in de statuten van de vereniging. Onder deze omstandigheden heeft de Rb. terecht overwogen dat het college de vereniging ten onrechte heeft aangemerkt als belanghebbende bij het besluit op bezwaar.
Pagina1306-1309
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW6878
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 07-03-2012, 201104546/1/A3
CiteertitelAB 2012/220
SamenvattingGelijkstelling met besluit. Verlenging beslistermijn. Schijnhuwelijk.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 18 januari 2010 heeft het college het verzoek van [appellante] om het in Turkije gesloten huwelijk tussen haar en [partner] in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de gba) te registreren, afgewezen.
Pagina1309-1313
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BV8031
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 01-02-2012, 201103227/1/A2
CiteertitelAB 2012/221
SamenvattingGeen verrassingsuitspraak. Bewijsaanbod ter zitting. Goede procesorde.
Samenvatting (Bron)Bij onderscheiden besluiten van 30 mei 2007 heeft de raad de verzoeken van [appellanten] om peiljaarverlegging buiten behandeling gelaten.
Pagina1313-1316
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BV2439
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 06-03-2012, 10/4079 WWB
CiteertitelAB 2012/222
SamenvattingHerzieningsverzoek. Andere grondslag van het besluit op bezwaar.
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek om herziening. Geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in art. 4:6 Awb. Dat naar vaste rechtspraak van de Raad het begrip nova strikt wordt uitgelegd is geen omstandigheid die maakt dat de procedure bij de rechter niet voldoet aan de daaraan op grond van artikel 6, eerste lid, van het EVRM te stellen eisen.
Pagina1316-1319
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BV7912
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 09-11-2011, 11/3581 WMO-T
CiteertitelAB 2012/223
SamenvattingDe Centrale Raad van Beroep is bevoegd, ofschoon de beslissing niet berust op een in de bijlage bij de Beroepswet vermeld voorschrift. De mededeling over beëindiging van noodopvang is een besluit.
Samenvatting (Bron)Tussenuitspraak. Het bezwaar tegen de brief, inhoudende de mededeling dat de gemeentelijke noodopvang wordt beëindigd, is ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. 1) Bevoegdheid van de Raad. Het noodopvangbeleid betreft geen besluit dat is genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat voorkomt op de bijlage van de Beroepswet. Appellanten willen bereiken met een beroep op art. 8 EVRM in de onderhavige zaak en de twee andere zaken, die ter zitting gevoegd behandeld zijn dat zij in de woning kunnen blijven wonen. Aangezien de bevoegdheid van de Raad in de beide andere zaken vaststaat, is de Raad van oordeel dat hij in dit geval, gelet op de onderlinge samenhang van de drie zaken, bevoegd is kennis te nemen van het hoger beroep. 2) Besluitkarakter. Het College had inhoudelijk dienen te beslissen. De gemeenteraad van Almere heeft zich (onverplicht) het opvangprobleem van een groep asielzoekers op grond van zijn algemene bestuursbevoegdheid aangetrokken en heeft dit (buitenwettelijke) beleid met gemeentelijke middelen gefinancierd. Onder deze omstandigheden acht de Raad een publiekrechtelijke grondslag aanwezig voor het nemen van besluiten. Ook blijkt dat de beoordeling door de gemeente per individuele asielzoeker bepalend is om tot de noodopvang toegelaten te kunnen worden. Hiermee oefent de gemeente een publiekrechtelijke bevoegdheid uit tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten, te weten deze asielzoekers. Dat de gemeente enkele uitvoeringstaken aan het Leger des Heils heeft overgelaten, doet hieraan niet af. Het College dient alsnog een inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van appellanten tegen de beëindiging van de gemeentelijke noodopvang.
Pagina1319-1323
UitspraakECLI:NL:CRVB:2011:BU4386
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 03-08-2011, 10/6971 WW-T
CiteertitelAB 2012/224
SamenvattingIntrekking en terugvordering uitkering. Bestuurlijke boete. Bestuurlijke lus. Tussenuitspraak.
Samenvatting (Bron)Tussenuitspraak. De rechtbank en het Uwv hebben ten onrechte geconcludeerd dat appellant in de periode van 21 juni 2001 tot en met 13 december 2004 gedurende 70 uur per week als zelfstandige werkzaamheden heeft verricht en dat het recht op WW-uitkering is geëindigd, zodat appellant ook niet verzekerd was voor de ZW en Wet REA. De Raad ziet onvoldoende feitelijke grondslag om de vraag te kunnen beantwoorden of en zo ja, wanneer, appellant na 21 juni 2001 uitbreiding heeft gegeven aan zijn werkzaamheden als zelfstandige, eventueel in een geringere omvang dan waarvan het Uwv tot op heden van uit is gegaan en welke gevolgen dit zou hebben voor het recht op een uitkering volgens de WW, ZW en de Wet REA en voor de hoogte van de terugvordering en een eventueel op te leggen boete. Gelet daarop kan de Raad het geschil niet definitief beslechten. De Raad ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet het Uwv op te dragen de feiten met betrekking tot de omvang van de door appellant verrichte werkzaamheden in de periode in geding op een zorgvuldige wijze vast te stellen en het bestreden besluit met die feiten in overeenstemming te brengen.
Pagina1323-1328
UitspraakECLI:NL:CRVB:2011:BR4120
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven, 14-03-2012, AWB 09/952 AWB 09/954
CiteertitelAB 2012/225
SamenvattingBouwfraude. Noord-Holland Achtkartel. Bestuurlijke boete. Intrekking bezwaar. Lex Mitior. Gelijkheidsbeginsel. Bestuurlijke lus. Tussenuitspraak.
Samenvatting (Bron)Mededingingswet. Boete opgelegd in het kader van het bouwfraudeonderzoek wegens overtreding van artikel 6 Mededingingswet en artikel 81 EG. Noord Holland Acht. Rechten verdediging. Ne bis in idem. Lex mitior. Gelijkheidsbeginsel.
Pagina1328-1342
UitspraakECLI:NL:CBB:2012:BV9430
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven, 12-04-2012, AWB 09/326
CiteertitelAB 2012/226
SamenvattingDe Telecommunicatiewet kent specifieke ex post-regelgeving die collocatie (medegebruik) van antennes oplegt op grond van algemene publieke belangen als ruimtelijke ordening. Bestaat daarnaast nog ruimte voor ex ante regelgeving ter bevordering van de mededinging op de markten voor radiotransmissiediensten?
Samenvatting (Bron)Het beroep van Broadcast NewCo Two B.V. tegen het marktanalysebesluit radiotransmissiediensten d.d. 21 januari 2009 van OPTA is ongegrond.
Pagina1343-1364
UitspraakECLI:NL:CBB:2012:BW1529
Artikel aanvragenVia Praktizijn