Praktisch Bestuursrecht

Uitgever Sdu
Tijdschrift Praktisch Bestuursrecht
Datum 31-07-2012
Aflevering 5
RubriekAanvraag
TitelAanvraaggedoe
CiteertitelPB 2012/5, 4
SamenvattingVolgens de Awb is een aanvraag een verzoek om een besluit. De wetgever heeft veel regels opgesteld omtrent de figuur van de 'aanvraag'. Deze bijdrage schenkt aandacht aan het wettelijk kader van de aanvraag in het omgevingsrecht alsmede aan de problemen die kunnen ontstaan bij de toepassing daarvan. Tevens wordt daarbij aangegeven op welke wijze met deze problemen kan worden omgegaan.
Auteur(s)H.M.J.G. Neelis
Pagina4-7
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBelanghebbende
TitelBelanghebbende bestuursorganen revisited
CiteertitelPB 2012/5, 8
SamenvattingBestuursorganen kunnen op grond van artikel 1:2 lid 2 Awb, als er sprake is van aan hun toevertrouwde belangen, worden aangemerkt als belanghebbende. Hierdoor is beroep bij de rechter mogelijk. In dit artikel wordt onderzocht hoe het criterium van artikel 1:2 lid 2 Awb in de jurisprudentie wordt ingevuld ten aanzien van bestuursorganen op gemeentelijk en provinciaal niveau. Voor zaken die vallen onder het toepassingsbereik van de Crisis- en herstelwet (Chw) moet daarnaast artikel 1.4 Chw worden toegepast om vast te kunnen stellen of decentrale bestuursorganen in beroep kunnen worden ontvangen. Geschetst wordt in deze bijdrage hoe dit artikel in de rechtspraak wordt gehanteerd. Ten slotte wordt ingegaan op het wetsvoorstel tot het permanent maken van de Chw.
Auteur(s)Y. Schönfeld
Pagina8-16
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Kernbegrippen
TitelRaad van State, 16-05-2012, 201107158/1/A2
CiteertitelPB 2012/5, 17
SamenvattingBelanghebbende en ontvankelijkheid
Samenvatting (Bron)Bij primair, nadien gewijzigd besluit, heeft het bestuur aan appellant ontheffing verleend voor het aanleggen van een duiker/overkluizing (hierna: de duiker). Bij beslissing op bezwaar heeft het bestuur het door een belanghebbende daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en de ontheffing geweigerd. De Rb. heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat het bestuur het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk heeft geacht. De besluiten die door het bestuur zijn genomen op het verzoek van belanghebbende om handhavend op te treden wat betreft een deel van de duiker en op de aanvraag van appellant om een ontheffing voor de gehele duiker zijn twee los van elkaar staande besluiten die voorts deels op andere onderdelen van de duiker zien. Tegen deze besluiten kan afzonderlijk bezwaar worden gemaakt en beroep worden ingesteld. Art. 6:13 Awb noch een ander wettelijk voorschrift brengt met zich dat het bezwaar van belanghebbende tegen de verleende ontheffing slechts ontvankelijk kan zijn indien belanghebbende tevens zou zijn opgekomen tegen het besluit van het bestuur omtrent handhaving. Dat het bestuur zich in laatstgenoemd besluit op het standpunt heeft gesteld dat het hebben van een duiker door een ontheffing legaliseerbaar is, laat onverlet dat over deze ontheffing eerst kan worden besloten nadat hiertoe een aanvraag is ingediend. Nu het gaat over twee besluiten waartegen afzonderlijk bezwaar kan worden gemaakt, is het, anders dan appellant betoogt, niet van belang dat de bezwaren tegen deze besluiten gelijkluidend zouden zijn. De door appellant in dit verband genoemde Brummen-jurisprudentie ziet op een andere situatie. Deze jurisprudentie (ABRS, 06 08 2003, 200206222/1, LJN: AI0801) ziet op de omstandigheid dat het niet instellen van hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rb., indien in beroep tegen het hernieuwde besluit op bezwaar beroepsgronden worden aangevoerd, die door de Rb. in die eerdere uitspraak uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zijn verworpen, tot gevolg heeft dat de Rb. van de juistheid van het eerder gegeven oordeel over die beroepsgronden heeft uit te gaan.
Pagina17-18
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW5952
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Kernbegrippen
TitelRaad van State, 09-05-2012, 201200672/1/R4
CiteertitelPB 2012/5, 18
SamenvattingBelanghebbende
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 29 december 2011 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Heijmans Infra Geïntegreerde Projecten B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het rooien van houtopstanden ten behoeve van de wegverbreding van de Rijksweg A2 Den Bosch-Eindhoven (trajectdeel Boxtel).
Pagina18-18
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW5276
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Kernbegrippen
TitelRaad van State, 09-05-2012, 201109510/1/A1
CiteertitelPB 2012/5, 18
SamenvattingVertrouwensbeginsel
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 13 september 2010 heeft het college het verzoek van [appellant A] en anderen handhavend op te treden tegen het gebruik van de woning op [locatie 1] te Den Haag als tandartspraktijk, afgewezen.
Pagina18-19
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW5265
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Kernbegrippen
TitelLiteratuur
CiteertitelPB 2012/5, 19
SamenvattingConserveren en activeren. Een beschouwing over de ontwikkeling van de AWB
(JBplus, mei 2012, afl. 2, p. 61-86)
Pagina19-19
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Kernbegrippen
TitelLiteratuur
CiteertitelPB 2012/5, 19
SamenvattingRechtsbeginselen en de Algemene wet bestuursrecht: tevreden met een codificatie 'light'?
(JBplus, mei 2012, afl. 2, p. 87-100)
Pagina19-19
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Bepalingen over besluiten
TitelRaad van State, 02-05-2012, 201011525/1/A1
CiteertitelPB 2012/5, 19
SamenvattingTerinzagelegging
Samenvatting (Bron)Verlenen vrijstelling (19 WRO) bij besluit van 29 juli 2008 en verlenen bouwvergunning bij besluit van 3 november 2008 voor het oprichten van 78 woningen op het perceel gelegen naast dat van appellante sub 2. De Rb. heeft overwogen dat, nu het college de beslistermijn bij brief van 12 september 2008 tijdig heeft verdaagd en het binnen de in die brief gestelde termijn een besluit op de aanvraag heeft genomen, niet van rechtswege bouwvergunning is verleend. Art. 46, lid 2 van de Woningwet, behelst uitsluitend een afwijking van de beslistermijnen, gesteld bij het eerste lid. De Afdeling overweegt in dit verband nog dat de mogelijkheid tot verdaging is opgenomen voor die situaties dat niet binnen de daartoe gestelde termijn de benodigde toetsing kan worden uitgevoerd. In de situatie dat eerst een aanvraag om vrijstelling is ingediend, is het bestuursorgaan al in de gelegenheid om zich over die toetsing een oordeel te vormen. Nu de bouwvergunning niet kon worden verleend, dan nadat krachtens art. 19 van de WRO vrijstelling van het bestemmingsplan was verleend, was ingevolge art. 46, lid 3 van de Woningwet het eerste lid van dat artikel niet van toepassing. Hieruit volgt dat ook het tweede lid niet van toepassing was. Het college kon de beslistermijn dan ook niet krachtens art. 46, lid 2 van de Woningwet verdagen. In dit geval eindigde termijn voor het indienen van zienswijzen op 2 juli 2008. De termijn, waarbinnen het college diende te beslissen, eindigde ingevolge art. 49, lid 2, onderdeel a, onder 2, van de Woningwet, gelezen in verbinding met art. 4:15 van de Awb, op 2 oktober 2008. Het college had op dat moment nog geen besluit genomen, zodat ingevolge art. 49, lid 3 van de Woningwet bouwvergunning was verleend. Hieruit volgt dat het college op 3 november 2008 niet meer op de aanvraag om verlening van bouwvergunning kon beslissen. Het besluit van 15 mei 2009, voor zover dit tot handhaving van het besluit van 3 november 2008 strekt, moest dan ook door de Rb. worden vernietigd. Appellante sub 2 betoogt voorts dat het college ten onrechte voorbij is gegaan aan haar betoog dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbaar is dat direct naast haar bedrijfsgebouwen 78 woningen worden gerealiseerd. Volgens haar is niet onderzocht, in hoeverre ter plaatse van het bouwplan een goed woon- en leefklimaat is en of, en zo ja hoe, kan worden gewaarborgd dat zij haar bedrijfsactiviteiten nu en in de toekomst op voor haar aanvaardbare wijze kan uitvoeren, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat de onderneming op basis van het bestemmingsplan nog ruimschoots uitbreidingsmogelijkheden heeft. Volgens appellante sub 2 is evenmin gemotiveerd, waarom van de brochure van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG) 'Bedrijven en milieuzonering' zou mogen worden afgeweken. Zoals de Afdeling ook eerder heeft overwogen moet bij de beantwoording van de vraag of ter plaatse van een project een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, niet alleen worden uitgegaan van de feitelijke situatie, maar tevens van hetgeen planologisch mogelijk is. Nu uit het besluit van 8 november 2011 onvoldoende blijkt dat het college heeft onderzocht, in hoeverre appellante sub 2 op grond van het bestemmingsplan nog uitbreidingsmogelijkheden heeft, wat de gevolgen van het bouwplan voor die mogelijkheden zijn en welke gevolgen uitbreiding van appellante sub 2 zou hebben op het woon- en leefklimaat van de op te richten woningen, heeft het zijn oordeel dat het woon- en leefklimaat van de op te richten woningen voldoende wordt gegarandeerd en appellante sub 2 niet onevenredig in haar bedrijfsvoering wordt belemmerd niet toereikend gemotiveerd.
Pagina19-20
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW4506
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Bepalingen over besluiten
TitelRaad van State, 06-06-2012, 201113178/1/A3
CiteertitelPB 2012/5, 20
SamenvattingOntvankelijkheid
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 31 mei 2005 heeft het dagelijks bestuur de "Uitgangspunten voor het verlenen van kramenzet- en -verhuurvergunningen Albert Cuypmarkt 2005" vastgesteld (hierna: het beleid 2005).
Pagina20-21
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW7592
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Subsidie
TitelRaad van State, 30-05-2012, 201106563/1/A2
CiteertitelPB 2012/5, 21
SamenvattingSubsidievaststelling
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 23 maart 2010 heeft het college de aan de Stichting verleende subsidie ten behoeve van de renovatie van de kunststoftoplaag van de atletiekbaan aan de Vloeieindsedreef 10 te Deurne (hierna: de atletiekbaan) vastgesteld op € 234.642,00.
Pagina21-22
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW6913
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Handhaving
TitelLiteratuur
CiteertitelPB 2012/5, 22
SamenvattingBewegen in het handhavingsrecht
(JBplus, mei 2012, afl. 2, p. 167/179)
Pagina22-22
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Handhaving
TitelLiteratuur
CiteertitelPB 2012/5, 22
SamenvattingWat kan het privaatrecht leren van het bestuursrecht? Vervagende grenzen tussen bestuurs- en privaatrecht
(JBplus, mei 2012, afl. 2, p. 139-149)
Pagina22-22
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Bezwaar en beroep
TitelRaad van State, 16-05-2012, 201108670/1/A1
CiteertitelPB 2012/5, 22
SamenvattingBezwaarschrift
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 2 juli 2010 heeft het college beslist tot invordering bij [appellant] van dwangsommen tot een bedrag van € 20.000,00.
Pagina22-23
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW5935
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Bezwaar en beroep
TitelRaad van State, 25-04-2012, 200902437/1/A4
CiteertitelPB 2012/5, 23
SamenvattingOntvankelijkheid
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 3 maart 2009 heeft het college aan de naamloze vennootschap Total Raffinaderij Nederland N.V. (hierna: TRN) een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting bestemd voor de verwerking van ruwe aardolie, gelegen aan de Luxemburgweg 1 te Nieuwdorp, gemeente Borsele.
Pagina23-23
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW3940
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Bezwaar en beroep
TitelRaad van State, 09-05-2012, 201105701/1/A3
CiteertitelPB 2012/5, 23
SamenvattingTermijnoverschreiding
Samenvatting (Bron)Besluit waarbij het college aan appellant heeft meegedeeld dat spoedeisende bestuursdwang is toegepast door de auto van appellant weg te slepen. Appellant heeft op 22 03 2007 een aan het college gericht bezwaarschrift ingediend bij het gerechtshof te Amsterdam. Uit brieven van het gerechtshof aan appellant volgt dat de brief van 22 03 2007 op die dag bij de griffie van het gerechtshof is ingekomen en dat het gerechtshof deze brief niet naar het college heeft doorgezonden. Bij brief van 29 10 2009 heeft appellant alsnog bezwaar bij het college gemaakt. Appellant betoogt terecht dat de Rb. niet heeft onderkend dat op grond van art. 6:15 lid 1 Awb een doorzendplicht voor het gerechtshof gold, omdat daar administratieve rechters zetelen. De omstandigheid dat die rechters niet zaken als de onderhavige, maar fiscale kwesties behandelen, maakt het gerechtshof in zoverre slechts een onbevoegde administratieve rechter, op wie de doorzendplicht rust. Dit leidt echter niet tot het door appellant beoogde doel. Op grond van art. 6:15 lid 3 Awb is het tijdstip van indiening van het bezwaarschrift bij het gerechtshof bepalend voor de vraag of appellant tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 11 03 2007, behoudens in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. De geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling (Kamerstukken II 2000/01, 26 523, nr. 11, blz. 23) vermeldt uitdrukkelijk dat deze vangnetclausule daarin is opgenomen voor die gevallen waarin men het expres verkeerd doet. Bij misbruik van procesrecht geldt de eerste datum van indiening bij een onbevoegd orgaan niet, maar geldt de regeling dat het bezwaarschrift op tijd en op de goede plaats binnen moet zijn. Het besluit van 11 03 2007 is van een juiste rechtsmiddelenvoorlichting voorzien, zodat het voor appellant duidelijk was dat bezwaar tegen dat besluit gemaakt moest worden bij het college. Ter zitting bij de Afdeling heeft appellant verklaard dat hij desondanks het tegen dat besluit gerichte bezwaarschrift van 22 03 2007 bij het gerechtshof heeft afgegeven, omdat hij destijds niet in Utrecht woonde, wist van de doorzendplicht en een postzegel wilde besparen. De Afdeling is onder deze omstandigheden van oordeel dat appellant kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht heeft gemaakt. Als tijdstip van indiening geldt daarom niet het tijdstip van indiening bij het gerechtshof. Appellant had ervoor moeten zorgen tijdig bezwaar bij het college te maken. Onbestreden is dat het college eerst op 30 10 2009 een bezwaarschrift tegen het besluit van 11 03 2007 heeft ontvangen. De omstandigheid dat dit bezwaarschrift buiten de wettelijke bezwaartermijn bij het college is ingekomen, komt voor rekening en risico van appellant. De Rb. heeft daarom terecht, zij het niet op juiste gronden, geoordeeld dat het college het bezwaar terecht niet ontvankelijk heeft verklaard.
Pagina23-24
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW5287
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Bezwaar en beroep
TitelRaad van State, 09-05-2012, 201106649/1/A3
CiteertitelPB 2012/5, 24
SamenvattingTermijnoverschreiding
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 23 augustus 2010 heeft de minister een verzoek van het college om openbaarmaking van een document afgewezen.
Pagina24-25
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW5291
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Bezwaar en beroep
TitelLiteratuur
CiteertitelPB 2012/5, 25
SamenvattingWaar zit de bestuursrechter van de toekomst?
(NJB 24 mei 2012, afl. 21, p. 1458-1461)
Auteur(s)B. Schueler
Pagina25-25
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Bezwaar en beroep
TitelLiteratuur
CiteertitelPB 2012/5, 25
SamenvattingWaarheidsvinding in het bestuursrecht (NJV-preadvies A. Gerbrandy 'Waarheidsvinding in het bestuursrecht')
(NJB 1 juni 2012, afl. 22, p. 1515-1520)
Auteur(s)T. Barkhuysen , Y. Schuurmans
Pagina25-25
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Bezwaar en beroep
TitelLiteratuur
CiteertitelPB 2012/5, 25
SamenvattingDynamiek en turbulentie in het bestuursrecht
(JBplus, mei 2012, afl. 2, p. 51-60)
Pagina25-25
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Bezwaar en beroep
TitelLiteratuur
CiteertitelPB 2012/5, 25
SamenvattingDe grote verandering. Finaliteit in een nieuw bestuursprocesrecht
(JBplus, mei 2012, afl. 2, 101-117)
Pagina25-25
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Bezwaar en beroep
TitelLiteratuur
CiteertitelPB 2012/5, 25
SamenvattingBestuursrechtelijk bewijsrecht in de jaren '10: opklaringen in het hele land.
(JBplus, mei 2012, afl. 2, 117-138)
Pagina25-25
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Varia
TitelRaad van State, 30-05-2012, 201105407/1/A3
CiteertitelPB 2012/5, 25
SamenvattingWet openbaarheid van bestuur
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek om openbaarmaking van het schikkingsbedrag dat het Ministerie van Defensie aan de softwarefirma Baan Global B.V. (thans: Infor Global Solutions B.V.) heeft betaald in het kader van een minnelijke schikking. Anders dan de Rb. is de Afdeling van oordeel dat het schikkingsbedrag niet kan worden aangemerkt als bedrijfsgegeven dat vertrouwelijk aan de minister is meegedeeld als bedoeld in art. 10, lid 1, aanhef en onder c van de Wob. Dat, naar de minister en Infor hebben gesteld, uit het schikkingsbedrag de winstmarge van Baan op specifieke ICT-projecten kan worden afgeleid en dat daarmee de concurrentiegevoelige aard van het schikkingsbedrag een gegeven is, alsmede dat de onderhandelingen vertrouwelijk van aard waren, leidt niet tot een ander oordeel. Van belang is dat het schikkingsbedrag tussen Baan en de minister is overeengekomen en derhalve het resultaat is van onderhandelingen tussen Baan en de minister. Gelet op deze omstandigheid is het schikkingsbedrag niet een medegedeeld bedrijfsgegeven in de zin van art. 10, lid 1, aanhef en onder c van de Wob. De Rb. heeft dit niet onderkend. Het betoog slaagt. De Afdeling is van oordeel dat de minister met de enkele stelling dat openbaarmaking van het schikkingsbedrag een prijsopdrijvend effect meebrengt waardoor de onderhandelingspositie van de Staat onder druk zal komen te staan niet deugdelijk heeft gemotiveerd op welke wijze en daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat openbaarmaking de economische of financiële belangen van de Staat zal schaden. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2011 in zaak nr. 201008458/1/T1/H3, LJN: BQ7424. De Rb. heeft dan ook niet kunnen oordelen dat de minister openbaarmaking van het schikkingsbedrag in redelijkheid heeft kunnen weigeren op grond van art. 10, lid 2, aanhef en onder b van de Wob. Het betoog slaagt. De Afdeling is van oordeel dat een schikkingsbedrag als zodanig het resultaat is van onderhandelingen waarbij de betrokken partijen hebben beoogd dit resultaat niet te openbaren. De aard van schikkingsonderhandelingen brengt ook in het algemeen mee dat met de daaruit voortvloeiende afspraken vertrouwelijk dient te worden omgegaan in verband met de over en weer betrokken belangen. Daarbij is van belang dat in de vaststellingsovereenkomst waarin het schikkingsbedrag is neergelegd is opgenomen dat de betrokken partijen alle informatie betreffende de inhoud van de vaststellingsovereenkomst strikt vertrouwelijk dienen te houden en het een ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar recent overeengekomen schikkingsbedrag betreft. Voorts neemt de Afdeling in aanmerking dat de minister de hoogte van het schikkingsbedrag vertrouwelijk heeft medegedeeld aan de Tweede Kamer en deze de vertrouwelijkheid heeft gerespecteerd. De Rb. heeft met juistheid geoordeeld dat de minister openbaarmaking van het schikkingsbedrag in redelijkheid heeft kunnen weigeren op grond van art. 10, lid 2, aanhef en onder g van de Wob, nu dit tot onevenredige benadeling van de bij de overeenkomst betrokken partijen kan leiden. Ongegrond hoger beroep.
Pagina25-26
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW6910
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Varia
TitelLiteratuur
CiteertitelPB 2012/5, 26
SamenvattingHalverwege de Crisis- en herstelwet: de Afdelingsjurisprudentie tot dusverre
(JBplus, februari 2012, afl. 1, p. 3-17)
Pagina26-26
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Varia
TitelLiteratuur
CiteertitelPB 2012/5, 26
SamenvattingDe (nabije) toekomst van de bestuursrechtelijke schadevergoeding
(JBplus, mei 2012, afl. 2, p. 150-166)
Pagina26-26
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Varia
TitelLiteratuur
CiteertitelPB 2012/5, 26
SamenvattingMensenrechten als waarborg voor toegankelijk, zorgvuldig, voortvarend en evenredig bestuursrecht
(JBplus, mei 2012, afl. 2, 180-194)
Pagina26-27
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSignaleringen - Varia
TitelLiteratuur
CiteertitelPB 2012/5, 27
SamenvattingBack to the future: de Europese Unie en het algemeen bestuursrecht
(JBplus, mei 2012, afl. 2, p. 195-213)
Pagina27-27
Artikel aanvragenVia Praktizijn