AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 09-02-2013
Aflevering 6
TitelEuropees Hof voor de Rechten van de Mens, 02-10-2012, 5744/05
CiteertitelAB 2013/29
SamenvattingRecht op eigendom. Vervroegd pensioenuitkering vanwege zorg voor ziek kind. Intrekking uitkering. Belang van het beginsel van good governance. Schending art. 1 EP EVRM.

(Czaja/Polen)
Samenvatting (Bron)Violation of Article 1 of Protocol No. 1 - Protection of property (Article 1 para. 1 of Protocol No. 1 - Deprivation of property)
AnnotatorT. Barkhuysen , M.L. van Emmerik
Pagina162-169
UitspraakECLI:CE:ECHR:2012:1002JUD000574405
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 21-09-2012, 11/01153
CiteertitelAB 2013/30
SamenvattingOpvang. Minderjarigen zonder rechtmatig verblijf. Zorgplicht Staat. Gezinsleven.
Samenvatting (Bron)Vreemdelingenrecht; Vw 2000; art. 3 IVRK, art. 3 en 8 EVRM, art. 17 en 31 ESH; Richtlijn 2003/9/EG (Opvangrichtlijn); Richtlijn 2008/115/EG (Terugkeerrichtlijn). Vordering in kort geding tegen de Staat dat uitgeprocedeerde moeder en haar, eveneens uitgeprocedeerde, minderjarige kinderen niet op straat mogen worden gezet. Omvang zorgplicht Staat jegens uitgeprocedeerde minderjarige vreemdelingen. Recht op family life.
AnnotatorK.M. de Vries
Pagina169-197
UitspraakECLI:NL:HR:2012:BW5328
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 09-01-2013, 201107101/1/A4
CiteertitelAB 2013/31
SamenvattingBuitenlandse gebieden niet door Natuurbeschermingswet beschermd; directe toepassing Habitatrichtlijn; depositierechten; interne saldering.
Samenvatting (Bron)Besluit waarbij het college een revisievergunning als bedoeld in art. 8.4, lid 1 van de Wet milieubeheer heeft verleend voor een varkenshouderij. Appellanten betogen onder meer dat het bestreden besluit zich niet verdraagt met de Habitatrichtlijn. De Afdeling overweegt dat uit het arrest van het HvJ van de EG van 7 september 2004, zaak C-127/02, Kokkelvisserij (LJN: AR3272) volgt dat, wanneer een nationale rechter moet nagaan of de toestemming voor een plan of project in de zin van art. 6, lid 3 van de Habitatrichtlijn rechtmatig is verleend, hij kan toetsen of de door deze bepaling aan de beoordelingsmarge van de bevoegde nationale autoriteiten gestelde grenzen in acht zijn genomen, ook als de bepaling niet in de rechtsorde van de betrokken lidstaat is omgezet ofschoon de daartoe gestelde termijn is verstreken. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 7 september 2005 in zaak nr. 200409681/1 (LJN: AU2147), dient voor de beantwoording van de vraag of de uitstoot van ammoniak ten gevolge van de vergunde inrichting significante effecten heeft voor de kwaliteit van de Natura 2000-gebieden, afgezet tegen de instandhoudingsdoelstelling voor het gebied, te worden uitgegaan van de verandering ten opzichte van de onderliggende voor de inrichting geldende vergunning(en). De watergang de Klevsche Landwehr is aangewezen als Natura 2000-gebied in verband met de aanwezigheid van de modderkruiper. De instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied zijn het behoud en de ontwikkeling van langzaam stromend water met voldoende waterplanten en modderige ondergrond. In het bestreden besluit staat dat de uitbreiding van de inrichting geen negatieve effecten zal hebben op de Klevsche Landwehr, omdat door vergunninghouder geen bouwwerken in of boven de beek zijn aangevraagd, er geen lozingen vanwege de inrichting op de watergang plaatsvinden en geen mest afkomstig van de inrichting in de bodem wordt gebracht. Hierdoor worden de instandhoudingsdoelstellingen van de Klevsche Landwehr gewaarborgd, aldus het college. De Afdeling overweegt dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat het college bij de beoordeling van de gevolgen van de inrichting voor het Natura 2000-gebied Klevsche Landwehr van onjuiste uitgangspunten is uitgegaan. Verder bestaat er gelet op de uitgevoerde beoordeling geen grond voor het oordeel dat het college zich ten aanzien van het Natura 2000-gebied Klevsche Landwehr niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bij het bestreden besluit vergunde uitbreiding van de inrichting geen significante effecten zal hebben voor dit gebied. De beroepsgrond faalt in zoverre. Het gebied NSG Hetter-Millinger Bruch is als Natura 2000-gebied aangewezen in verband met de aanwezigheid van de habitattypen beken en rivieren met waterplanten en glanshaver- en vossenstaarthooilanden. Het gebied is verder aangewezen in verband met de aanwezigheid van een aantal vogelsoorten. Verzuring van het gebied door de emissie van ammoniak kan blijkens de instandhoudingsdoelstellingen negatieve effecten hebben op het gebied. Het college stelt dat de uitbreiding van de inrichting geen significante effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied, omdat de ammoniakemissie en -depositie niet toenemen ten opzichte van de vergunde situatie. De Afdeling overweegt dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de beoordeling van het college van de gevolgen van de uitbreiding van de inrichting voor het Natura 2000-gebied NSG Hetter-Millinger Bruch ontoereikend is. Daargelaten of kritische depositiewaarden van de aanwezige habitats worden overschreden, de ammoniakemissie en -depositie nemen ten opzichte van de eerder voor de inrichting verleende vergunning niet toe. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat door de bij het bestreden besluit vergunde uitbreiding van de inrichting geen significante effecten zullen optreden voor het gebied NSG Hetter-Millinger Bruck.
AnnotatorC.W. Backes
Pagina197-203
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BY7979
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 19-12-2012, 201205289/1/A3
CiteertitelAB 2013/32
SamenvattingOngeldigverklaring rijbewijs. De Richtlijn diagnostiek is geen beleidsregel, zodat afwijking van de richtlijn niet gemotiveerd hoefde te worden.

(X./Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen CBR)
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 11 januari 2012 heeft het CBR het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard voor alle categorieën.
AnnotatorH.E. Bröring
Pagina203-207
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BY6734
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 06-07-2011, 200805125/1/V6
CiteertitelAB 2013/33
SamenvattingRedelijke termijn; met prejudiciële procedure gemoeide tijd telt niet mee. Rechtseenheid; aansluiting Afdeling bij overige bestuursrechters.

(Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid SZW)
Samenvatting (Bron)Bij onderscheiden besluiten van 27 april 2006 heeft de minister [appellante sub 2] en [appellante sub 3] elk een boete van € 24.000,00 opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav).
AnnotatorA.M.L. Jansen
Pagina207-216
UitspraakECLI:NL:RVS:2011:BR0523
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 14-12-2012, 11/5544 BESLU e.v. (zie bijlage)
CiteertitelAB 2013/34
SamenvattingRedelijke termijn. Prejudiciële procedure niet meerekenen; schadevordering mogelijk bij HvJ.
Samenvatting (Bron)Proceskostenveroordeling. Overschrijding van de redelijke termijn. Toewijzing schadevergoeding.
AnnotatorA.M.L. Jansen
Pagina216-221
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BY6202
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 22-11-2012, 11/4390 AW + 11/4391 AW
CiteertitelAB 2013/35
SamenvattingBezwaar. Grenzen aan de volledige heroverweging.

(X./College B&W van Leeuwarden)
Samenvatting (Bron)1) Tenuitvoerlegging voorwaardelijk strafontslag. Als voorwaarde is gesteld dat appellant zich gedurende de proeftijd onthoudt van enige vorm van plichtsverzuim. Het herhaald plichtsverzuim bestaat uit het ten onrechte en te laat doen van een ziekmelding. De Adviescommissie bezwaarschriften constateerde dat het hiervoor bedoelde gedrag in het licht van de verklaring van rechercheur [K.] niet verwijtbaar is, nu appellant zich gedurende de inverzekeringstelling in verband met het plegen van huiselijk geweld, heeft gehouden aan hetgeen hem werd opgedragen. De rechercheurs hadden appellant voorgehouden zich ziek te melden in plaats van de waarheid te zeggen, daar het onderzoek nog gaande was. Het college heeft dit plichtsverzuim laten vallen. Wel verwijtbaar acht de Adviescommissie dat appellant niet, na zijn vrijlating, zijn werkgever onmiddellijk spontaan heeft ingelicht over de gang van zaken. Door aan het bestreden besluit een andere gedraging ten grondslag te leggen dan het plichtsverzuim dat hem eerder werd verweten, heeft het college gehandeld in strijd met de in artikel 7:11 Awb. 2) Weigering terug te komen van eerder genomen besluit met betrekking tot waarschuwing en voorwaardelijk strafontslag berust op goede gronden. Geen nieuwe feiten of omstandigheden.
AnnotatorR. Ortlep
Pagina221-224
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BY4338
Artikel aanvragenVia Praktizijn