Milieu & Recht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Milieu & Recht
Datum 04-03-2013
Aflevering 2
RubriekUit de redactie
TitelRelativiteit en het belang van interne rechtsvergelijking
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 18
SamenvattingEen aantal voorstanders van een relativiteitsleer in het bestuursrecht heeft ten gunste daarvan gehamerd op het belang van synchronisatie met het privaatrecht. Zij wezen daarbij met name op het zogenoemde Montenegro-arrest (HR 20 november 1987, LJN AD6026). In die zaak werden de benadeelden door de bestuursrechter niet als belanghebbenden aangemerkt. De vervolgens benaderde burgerlijke rechter wees hun schadevergoedingsvordering toe, omdat onrechtmatig jegens hen was gehandeld.
Auteur(s)L.F. Wiggers-Rust
Pagina79-79
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelWelkom terug?; De relevantie van het Europese gebiedenbeschermingsrecht voor de wolf en andere 'terugkomers'
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 19
SamenvattingDit artikel beoogt een juridische bijdrage te leveren aan het maatschappelijk debat over de mogelijke terugkomst van de wolf in Nederland. In vervolg op een eerdere discussie in dit tijdschrift door beide auteurs over de relevantie van het soortenbeschermingsrecht, richt dit artikel zich op de vraag of in Nederland het Natura 2000-regime op enig moment ook gericht moet zijn op de bescherming van de wolf en het voor de wolf geschikte leefgebied. Daarbij wordt ook gekeken naar andere soorten die terug zijn van weggeweest, zoals de visotter en de kraanvogel. In het artikel wordt nagegaan of het Nederlandse beleid ten aanzien van het moment van inzet van het Natura 2000-regime voor zulke 'terugkomers' de toets van het Europese en internationale recht kan doorstaan.
Auteur(s)C.J. Bastmeijer , A. Trouwborst
Pagina80-91
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoekbespreking
TitelBoekbespreking: Bundeling van omgevingsrecht
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 20
SamenvattingZijn onderzoeksvraag is: 'Is bij voornemens tot ordening van omgevingsrecht door middel van bundeling sprake van een louter politieke keuze, dan wel kan (ook) worden voldaan aan eisen die door middel van wetenschappelijk op te stellen criteria aan ordening van omgevingsrecht kunnen worden gesteld?'. Proefschrift J. van den Broek.
Auteur(s)H.E. Woldendorp
Pagina92-94
LinkVolledige tekst proefschrift (maastrichtuniversity.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelGroene ruggengraat als Europese verplichting
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 41
SamenvattingDe Vogel- en Habitatrichtlijnen vormen de basis voor natuurbescherming in de lidstaten van de Europese Unie. De Habitatrichtlijn heeft tot doel het realiseren van een coherent ecologisch netwerk: Natura 2000.
Pagina95-96
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Kort
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-10-2012, 20-003068-11
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 22
SamenvattingUitleg begrip 'brengen naar' als bedoeld in art. 2.8 Regeling dierlijke bijproducten 2008.
Samenvatting (Bron)Opzettelijk dierlijke bijproducten (nerstenmest) transporteren naar Duitsland zonder geldige gezondheidscertificaten; Verordening (EG) 1774/2002; uitleg tenlastelegging 'brengen naar'; toelichting bij het gezondheidscertificaat integraal onderdeel van de (bijlage bij de) verordening; toelichting verbindend en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat; geen onbevoegd optreden opsporingsambtenaren.
Pagina97-97
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2012:BY1443
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State, 11-07-2012, 201106291/1/A3
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 23
SamenvattingWOB-verzoek voor openbaarmaking gegevens over afschieten wilde zwijnen. Attributie van bevoegdheid.
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek van de Faunabescherming om openbaarmaking van gegevens over het afschot van wilde zwijnen. De Rb. heeft geoordeeld dat het college bij de behandeling van het verzoek van de Faunabescherming ten onrechte niet heeft onderzocht of de ambtenaren in zijn dienst uit hoofde van hun functie van toezichthouder in de zin van art. 5:11 Awb over de gevraagde gegevens beschikken. Daartoe heeft zij overwogen dat deze toezichthouders hiërarchisch ondergeschikt zijn aan het college, onder zijn verantwoordelijkheid werken en gehouden zijn overeenkomstig zijn aanwijzingen te handelen. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat de onder deze toezichthouders berustende informatie niet onder het college berust. Dat de voor het college werkzame toezichthouders zijn aan te merken als een bestuursorgaan, als bedoeld in art. 1a, lid 1, aanhef en onder c, van de Wob, ontneemt het college niet de bevoegdheid om zelf op het verzoek te beslissen, aldus de Rb. Zij heeft geoordeeld dat het besluit op bezwaar daarom op een ondeugdelijke motivering berust. Het college betoogt dat de Rb. aldus heeft miskend dat de toezichthouders niet in zijn dienst, maar in dienst van de provincie Gelderland werken en dat zij voor wat betreft de uitvoering van de aan hen geattribueerde bevoegdheden zelf een bestuursorgaan zijn. Dat de toezichthouders een bestuursorgaan, als bedoeld in art. 1a, lid 1, aanhef en onder c, van de Wob zijn, laat onverlet dat zij, gelet op de strekking van de artikelen 3 en 4 van de Wob en op de geschiedenis van de totstandkoming van deze wet een eigen beslissingsbevoegdheid hebben omtrent de openbaarmaking van de documenten die zij uit hoofde van hun functie als toezichthouder vergaren en bewaren. De Rb. heeft niet onderkend dat uit de Wob noch uit de artt. 10:22 en 10:23 van de Awb voortvloeit dat die documenten geacht moeten worden mede te berusten bij het college, als het bovengeschikte orgaan, althans zij heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de beslissingsbevoegdheid van de toezichthouders geen exclusieve bevoegdheid is, aldus het college. Ingevolge art. 104, lid 1 van de Flora- en faunawet zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet onder meer de bij besluit van het college aangewezen ambtenaren belast. Door deze attributie van de toezichthoudende bevoegdheid zijn de toezichthouders op grond van art. 10:22, lid 1 van de Awb, gelezen in samenhang met art. 10:23 van deze wet, weliswaar zelf een bestuursorgaan, maar werken zij in dit verband onder verantwoordelijkheid van het college. Dat de toezichthouders in dienst zijn van de provincie Gelderland laat deze verantwoordelijkheidsrelatie onverlet. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (o.m. in de uitspraak van 15 februari 2001 in zaak nr. 200003439/1; AB 2002, 2, LJN: AB0268 en de uitspraak van 12 september 2001 in zaak nr. 200100410/1; AB 2002, 4, LJN: AD3774), verzetten de bepalingen van de Wob zich er niet tegen dat een bestuursorgaan, onder wiens verantwoordelijkheid een ander bestuursorgaan werkzaam is, bevoegd is om op een Wob-verzoek te beslissen, indien de informatie waarom is verzocht in documenten bij het ondergeschikte orgaan berust. De Rb. heeft daarom met juistheid geoordeeld dat het college als het verantwoordelijke bestuursorgaan bevoegd was een besluit te nemen op het verzoek voor zover de gevraagde gegevens in documenten bij deze toezichthouders berusten. Zij heeft het college terecht opgedragen te onderzoeken of de toezichthouders over deze gegevens beschikken en vervolgens een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Pagina97-100
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BX1061
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State, 16-05-2012, 201108970/1/A2
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 24
SamenvattingOnvoldoende informatieverstrekking door het gemeentebestuur over de keurvergunningsplichten levert geen bijzondere omstandigheid op die noopt tot vergunningverlening in strijd met beleidsregels.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 5 januari 2010 heeft het bestuur de aanvraag van [appellant] voor het verlenen van vergunning ten behoeve van het oprichten van een woning en de daarbij behorende oprit aan het perceel [locatie] te De Hoef, afgewezen.
AnnotatorF.A.G. Groothuijse
Pagina100-105
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW5901
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State, 03-10-2012, 201202886/1/A1
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 25
SamenvattingKan een bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk omgevingsvergunningvrij zijn?
Samenvatting (Bron)Afwijzing handhavingsverzoek loods en verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen en het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van een garage met een put en een loods met een put en een kelder. De Rb. heeft de rechtsgevolgen van het besluit ten aanzien van de loods terecht in stand gelaten. Daarbij heeft zij van belang mogen achten dat het college ter zitting van de Rb. heeft verklaard dat ten aanzien van de loods ten tijde van het besluit van 23 februari 2011 concreet zicht op legalisering aanwezig was, omdat de loods in overeenstemming met de bestemming wordt gebruikt en omdat het college zich naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek bereid heeft verklaard voor de op het perceel aanwezige bouwwerken omgevingsvergunning te verlenen. Anders dan de Rb. heeft overwogen, is in zoverre uitsluitend van belang of op voorhand aanwijzingen bestaan dat voor de bouwwerken geen omgevingsvergunning kan worden verleend; de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning staat in dit verband niet ten volle ter beoordeling. Verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen en het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van een garage met een put en een loods met een put en een kelder. Het college heeft bij de berekening van de totale oppervlakte aan bijgebouwen op het perceel het deel van de garage dat is gelegen op een afstand van niet meer dan 2,5 m van het hoofdgebouw met een oppervlakte van 8,18 m² en een deel van de garage met een oppervlakte van 30 m² dat is gelegen op een afstand van meer dan 2,5 m van het hoofdgebouw, buiten beschouwing gelaten, omdat volgens het college voor deze twee delen van de garage geen omgevingsvergunning is vereist. Om te bepalen of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de oppervlakte van de in het kader van art. 9.4.4 van de planvoorschriften in aanmerking te nemen bijgebouwen op het perceel in totaal 93,42 m² bedraagt, heeft de Rb. terecht onderzocht of de oppervlaktes van de loods en de garage betrokken moeten worden bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen. In dit verband heeft de Rb. op zichzelf terecht overwogen dat het bestemmingsplan niet in de weg kan staan aan het bouwen van bouwwerken die voldoen aan de eisen van art. 2 van bijlage II bij het Bor, gelezen in samenhang met art. 2.3, lid 2 van het Bor. Daarvoor verwijst de Afdeling naar de uitspraak van 8 augustus 2012 in zaak nr. 201105349/1/A1, LJN: BX3911. De Rb. heeft aan deze overweging echter ten onrechte de conclusie verbonden dat het college delen van de garage, met in totaal een oppervlakte van 38,18 m², buiten beschouwing mocht laten bij de berekening van de totale oppervlakte aan bijgebouwen die het bestemmingsplan toestaat. Dat was, aangezien - zoals het college ter zitting heeft erkend - de garage functioneel en bouwkundig niet uit delen bestaat, maar één geheel is, niet mogelijk. De garage is als geheel te groot om aangemerkt te kunnen worden als bijbehorend bouwwerk waarvoor ingevolge art. 2, aanhef en onder 3, van bijlage II bij het Bor geen omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is. Nu voor het bouwen van de garage een omgevingsvergunning is vereist, dient de totale oppervlakte te worden betrokken bij de vraag of bij de legalisering van de bouwwerken aan art. 9.4.4 van de planvoorschriften wordt voldaan. De Rb. heeft aldus niet onderkend dat met de totale omvang van de loods en de garage van 131,6 m² de ingevolge art. 9.4.4 van de planvoorschriften maximaal toegestane oppervlakte van 100 m² aan bijgebouwen wordt overschreden, zodat de verleende omgevingsvergunning in strijd met art. 2.10, lid 1, aanhef en onder c, van de Wabo is verleend.
AnnotatorS. Hillegers
Pagina106-109
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BX8968
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State, 03-10-2012, 201201850/1/R4
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 26
SamenvattingEffectueren besluit-m.e.r. bij gefaseerde planologische besluitvormin'; betekenis eerder opgesteld plan-MER; eerst in beroep aanvoeren m.e.r.-grief.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 24 november 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Weenapoint" vastgesteld.
AnnotatorM.A.A. Soppe
Pagina109-115
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BX8982
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State, 24-10-2012, 201111659/1/R1
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 27
SamenvattingBestemmingsplan. Planologische inpassing schutterij. Strijd met VNG-brochure. Milieuvergunning vervallen. Geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat omwonenden.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 13 september 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Ruimte voor Ruimte Laarstraat ongenummerd te Budel" vastgesteld.
AnnotatorA.G.A. Nijmeijer
Pagina115-117
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BY1044
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State, 21-11-2012, 201204164/1/A4, 201204170/1/A4, 201204172/1/A4, 201204174/1/A4 en 201204177/1/A4
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 28
SamenvattingMaatwerkvoorschriften. Cumulatie van geluid. Overgangsrecht Wabo ziet alleen op milieuvergunningen, niet op het stellen van maatwerkvoorschriften. Bevoegd gezag.
Samenvatting (Bron)Bij afzonderlijke besluiten van 3 januari 2012 heeft het college maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.14a, tweede lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Barim) vastgesteld voor "Windpark Westermeerwind", gelegen voor de kust van de Westermeerdijk en de Noordermeerdijk van de Noordoostpolder, en voor het windpark gelegen binnendijks nabij de Westermeerdijk van de Noordoostpolder (hierna: de maatwerkvoorschriften).
AnnotatorA.G.A. Nijmeijer
Pagina117-123
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BY3691
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelHoge Raad, 12-10-2012, 11/04394
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 29
SamenvattingChemie-Pack; kosten van opslag verontreinigd bluswater.
Samenvatting (Bron)Onrechtmatige overheidsdaad. Vergoedingsplicht gemeente voor door derde gemaakte kosten voor opslag verontreinigd bluswater? Algemeen milieubelang. Gehoudenheid tot toepassen bestuursdwang op grond van art. 17.1 Wet milieubeheer? Beleidsvrijheid.
AnnotatorF.C.S. Warendorf
Pagina123-129
UitspraakECLI:NL:HR:2012:BW7505
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRechtbank Arnhem, 03-10-2012, 226456
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 30
SamenvattingBaggerspecie die voldoet aan de emissietoetswaarden. Melding van toepassing in zandwinplas (Wm-inrichting).
Samenvatting (Bron)- Vraag of er sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad - Niet voldaan aan relativiteitsvereiste van art. 6:163 BW
AnnotatorF.C.S. Warendorf
Pagina129-136
UitspraakECLI:NL:RBARN:2012:BY0540
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRechtbank 's-Gravenhage, 03-10-2012, 397828 / HA ZA 11-1965
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 31
SamenvattingCiviele procedure tegen staat inzake ontpoldering Hedwigepolder.
Samenvatting (Bron)Het geschil van partijen gaat over de vraag of de Staat onrechtmatig handelt jegens de Vogelbescherming door niet over te gaan tot het creëren van 600 ha nieuwe estuariene natuur, onder meer in de vorm van ontpoldering van de Hedwigepolder (295 ha). Aan de orde is of de Vogelbescherming een rechtstreeks beroep kon doen op Europese regelgeving, in het bijzonder de Habitatrichtlijn. De rechtbank oordeelt dat een beroep op die richtlijn niet kan leiden tot een verplichting tot onder meer ontpoldering, omdat De Staat beleidsvrijheid heeft ten aanzien van de invulling van zijn verplichtingen die uit de Habitatrichtlijn voortvloeien. De stelling dat het ontpolderen van de Hedwigepolder de enige manier is om aan die verplichtingen te voldoen wordt door de rechtbank verworpen. De Vogelbescherming kan ook niet met succes een beroep doen op het Scheldeverdrag tussen Nederland en Vlaanderen, omdat dat verdrag geen rechtstreekse werking toekomt en slechts verplichtingen schept tussen de verdragsluitende partijen. De rechtbank wijst de vorderingen van de vogelbescherming af.
AnnotatorJ.M. Verschuuren
Pagina136-148
UitspraakECLI:NL:RBSGR:2012:BX8921
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRechtbank Haarlem, 07-11-2012, AWB 12/2120
CiteertitelM en R 2013/2, nr. 32
SamenvattingMotivering verkeersbesluit.
Samenvatting (Bron)Verkeersbesluit Ilpendam. Beperking zwaar verkeer tot 7 ton en lengte 12 meter voor de gehele bebouwde kom. Dorpsstraat. Vrachtverkeer, bestemmingsverkeer. Besluit gebrekkig gemotiveerd. Motivering is ter zitting hersteld. Belangenafweging daardoor niet (meer) zodanig onevenwichtig dat de gemeente niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
Pagina148-149
UitspraakECLI:NL:RBHAA:2012:BY2975
Artikel aanvragenVia Praktizijn