Milieu & Recht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Milieu & Recht
Datum 29-03-2013
Aflevering 3
RubriekUit de redactie
TitelPionieren voor hernieuwbare energie
CiteertitelM en R 2013/3, nr. 34
SamenvattingHet kabinet Rutte II streeft naar 16% hernieuwbare energie in 2020. Dit doel ligt 2% hoger dan Europeesrechtelijk verplicht is op grond van Richtlijn 2009/28. Het betreft geconsumeerde energie in het kader van transport, verwarming en elektriciteit. In 2011 bedroeg dit volgens het CBS 4,3%. Er moet in ons land nog een flinke slag worden gemaakt, zowel met betrekking tot hernieuwbare energie als energiebesparing. Immers, als er minder energie nodig is, hoeft minder hernieuwbare energiecapaciteit te worden gecreëerd.
Auteur(s)M. Peeters
Pagina157-157
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
Titel'Nationale koppen' en de doorwerking van natuurbeschermingsverdragen
CiteertitelM en R 2013/3, nr. 35
SamenvattingBij de Tweede Kamer is er een voorstel voor een nieuwe Wet natuurbescherming ingediend waarmee de nu nog vigerende Natuurbeschermingswet 1998 en Flora-en Faunawet, alsmede de Boswet, in één wet zullen worden samengevoegd. Op dinsdag 9 oktober 2012 heeft de Vaste Kamercommissie van Landbouw, in afwachting van de coalitiebesprekingen, het wetsvoorstel controversieel verklaard en dus voorlopig in de ijskast gezet. Er is dan ook heel wat kritiek op het wetsvoorstel. Een van die kritieken is dat de regering uit de Nb-wet 1998 en Ffw de door haar als 'nationale koppen' aangeduide maatregelen wil schrappen.
Auteur(s)L. Squintani , J. Zijlmans
Pagina158-171
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelNederlandse beperking beroepsrecht milieuorganisaties in strijd met m.e.r.-richtlijn
CiteertitelM en R 2013/3, nr. 36
SamenvattingDe Trianel-uitspraak ontrafeld. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar het beroepsrecht van milieuorganisaties in Nederland en Duitsland.
Auteur(s)J.H.I. van Dijk
Pagina172-173
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State, 16-01-2013, 201106394/1/A4
CiteertitelM en R 2013/3, nr. 37
SamenvattingWijziging revisievergunning hangende beroep; oude recht Wm van toepassing op wijziging, en niet de Wabo.
Samenvatting (Bron)Bij besluit heeft verweerder een revisievergunning als bedoeld in art. 8.4, lid 1 van de Wm (oud) verleend voor een inrichting voor de productie van diervoeders. Wijzigingsvergunning. Hangende beroep bij de Afdeling heeft het college van b&w van Utrecht een aantal voorschriften van de revisievergunning gewijzigd. Bij dit besluit heeft het college tevens krachtens art. 7.8b van de Wm bepaald dat het maken van een milieueffectrapport niet nodig is. Dit besluit is gebaseerd op de artikelen 2.29 en 2.31 van de Wabo. De Afdeling overweegt dat de onderliggende vergunning een vergunning is als bedoeld in art. 8.1 van de Wm (oud). Deze vergunning was ten tijde van het nemen van het wijzigingsbesluit echter niet onherroepelijk, zodat deze niet kon worden gelijkgesteld met een omgevingsvergunning. Dit betekent dat het college van burgemeester en wethouders zijn bevoegdheid om die vergunning te wijzigen niet aan art. 2.4, lid 1 van de Wabo kon ontlenen. Evenmin bood enige andere bepaling bij of krachtens de Wabo gesteld, grondslag voor die bevoegdheid. Nu het gaat om een wijziging van een Wm-vergunning, die niet kan worden gelijkgesteld met een omgevingsvergunning, blijft ten aanzien van de totstandkoming daarvan en de regeling van bezwaar en beroep daartegen het recht zoals gold vóór 1 oktober 2010 van toepassing. Dat art. 1.2, lid 2, aanhef en onder b, van de Invoeringswet Wabo hier niet van toepassing is, maakt dit niet anders. Gelet op het vorenstaande was niet het college van b&w maar verweerder bevoegd de vergunning te wijzigen. Het college van b&w heeft het besluit genomen ter inwilliging van een krachtens art. 2.31, lid 1, aanhef en onder b, van de Wabo gedaan verzoek van verweerder. Verweerder heeft na heropening van het onderzoek bij brief de Afdeling meegedeeld dat het achter het besluit van b&w staat en een inhoudelijk gelijkluidend besluit zou hebben genomen als het had onderkend dat het zelf bevoegd was. De Afdeling leidt hieruit af dat verweerder dit besluit heeft bekrachtigd en het geheel voor zijn rekening neemt. Gelet hierop ziet de Afdeling in zoverre geen aanleiding dit besluit in zoverre te vernietigen. Geurhinder. Ingevolge art. 5a.1, lid 2 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer in samenhang met art. 1, lid 3 van de Regeling aanwijzing BBT-documenten en de bijlage bij deze regeling, moet het bevoegd gezag bij de bepaling van de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken rekening houden met de NeR. Verweerder heeft de door de inrichting veroorzaakte geuremissie getoetst aan de bijzondere regeling A3-Diervoederindustrie (hierna: bijzondere regeling) van de NeR. (…) Verweerder heeft voor de beoordeling van de geurhinder de norm voor bestaande situaties als uitgangspunt genomen. De in voorschrift 8.1.1. opgenomen geurnorm is daarvan afgeleid. In de bijzondere regeling is niet omschreven wat onder een bestaande dan wel een nieuwe situatie moet worden verstaan. De bijzondere regeling maakt onderdeel uit van de NeR. In paragraaf 2.5.4 van de NeR is vermeld dat het gaat om een nieuwe situatie indien voor de eerste keer een milieuvergunning wordt gevraagd voor een bepaalde activiteit. Het gaat om een bestaande situatie als de activiteit reeds eerder vergund is geweest. Bij uitbreiding van een inrichting wordt het nieuwe gedeelte als een nieuwe situatie beschouwd.
AnnotatorA. Collignon
Pagina174-177
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BY8552
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State, 07-11-2012, 201110075/1/R4 en 201201853/1/R4
CiteertitelM en R 2013/3, nr. 38
SamenvattingPrejudiciële vragen Habitatlijn art.6 Tracébesluit A2.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 6 juni 2011 heeft de minister krachtens artikel 15, eerste lid, van de Tracéwet (zoals dat destijds luidde), het tracébesluit A2 's-Hertogenbosch-Eindhoven (hierna: tracébesluit) vastgesteld. Dit besluit is op 16 augustus 2011 ter inzage gelegd.
AnnotatorJ.M. Verschuuren
Pagina177-187
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BY2504
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State, 27-12-2012, 201112617/1/A4
CiteertitelM en R 2013/3, nr. 39
SamenvattingSteenmengsel aangebracht op 'tamelijk zachte' bodem; vermenging met de bodem; geen afleveringsbonnen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 25 mei 2011 heeft het college [appellante] onder oplegging van een dwangsom gelast binnen twee weken na verzending van dit besluit verdere overtreding van artikel 28, derde lid, en artikel 33, aanhef en onder a, van het Besluit bodemkwaliteit te (doen) beëindigen.
AnnotatorF.C.S. Warendorf
Pagina187-191
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BY7354
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelGerechtshof Amsterdam, 02-10-2012, 200.089.964/01
CiteertitelM en R 2013/3, nr. 40
SamenvattingBodemverontreiniging. Clausule in LMV-koopacte dat verkoper niet instaat voor hem onbekende onzichtbare gebreken.
Samenvatting (Bron)Koop van woning met ernstige bodemverontreiniging. Woning beschikte ten tijde van de levering niet over de eigenschappen die voor een normaal gebruik zijn vereist. Betekenis bepalingen koopakte.
AnnotatorF.C.S. Warendorf
Pagina191-195
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2012:BY8300
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State, 14-11-2012, 201202480/1/A1, 201202482/1/A1 en 201202484/1/A1
CiteertitelM en R 2013/3, nr. 41
SamenvattingSamenhangende installaties voor opwekken windenergie; werkingssfeer m.e.r.-regelgeving windturbines.
Samenvatting (Bron)Bij onderscheiden besluiten van 25 oktober 2010 heeft het college aan de stichting Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (hierna: de stichting) een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een windturbine op het perceel Edelherttocht 9w, locatie B, en het perceel Edelherttocht 9w, locatie C, te Lelystad (hierna: primair besluit I en II).
AnnotatorM.A.A. Soppe
Pagina195-200
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BY3088
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRechtbank Haarlem, 12-12-2012, 12/2827, 12/2742
CiteertitelM en R 2013/3, nr. 42
SamenvattingTwee nieuwe windturbines vormen samen met twee bestaande windturbines een windturbinepark in de zin van Besluit milieueffectrapportage. Vooralsnog geen reden te twijfelen dat B&W bevoegd gezag is.
Samenvatting (Bron)Omgevingsvergunning voor het plaatsen van twee windturbines aan de rand van de Nauernasche polder, langs het Noordzeekanaal. Op deze locatie staan op dit moment al twee windturbines. De rechtbank vindt dat door de plaatsing van nog eens twee windturbines gesproken dient te worden van een windturbinepark als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Dat betekent dat het college dient te toetsen of de leefomgeving door de oprichting van het windturbinepark dusdanig wordt beïnvloed dat een milieueffectrapportage moet worden gemaakt. Het college heeft dat ten onrechte niet gedaan. De rechtbank vindt verder dat het college ook op ander punten de omgevingsvergunning onvoldoende heeft onderbouwd. In de ruimtelijke onderbouwing van de omgevingsvergunning en bij de beoordeling van de externe veiligheid gaat het college te veel uit van het huidige gebruik van het naastgelegen gebied als afvalstortplaats. In de toekomst krijgt dit gebied namelijk de bestemming recreatiegebied. Dit toekomstige gebruik heeft het college onvoldoende in beoordeling betrokken. Verder heeft het college onvoldoende onderbouwd of de bouw van de windturbines in strijd is met de Flora- en Faunawet. Het college heeft ook onvoldoende duidelijk gemaakt op welke wijze de geluidsbelasting van de windturbines in combinatie met andere geluidsbronnen in aanmerking is genomen. Het beroep is gegrond, het bestreden besluit is vernietigd
AnnotatorM.A.A. Soppe
Pagina201-205
UitspraakECLI:NL:RBHAA:2012:BY6096
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-12-2012, 20-000330-11
CiteertitelM en R 2013/3, nr. 43
SamenvattingMilieustrafzaak, formele rechtskracht.
Samenvatting (Bron)De verdachte maatschap heeft in 2008 een groter aantal varkens gehouden dan het op het bedrijf rustend varkensrecht. Het hof volgt het oordeel van de bestuursrechter aangaande het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij en verwerpt het verweer dat verdachte zou hebben gehandeld in een situatie van economische overmacht. Tevens verwerping van verweren gegrond op het gelijkheids- en het vertrouwensbeginsel. Matiging geldboete wegens schending van redelijke termijn bij inzending van de stukken. Het hof veroordeelt verdachte terzake artikel 19 van de Meststoffenwet.
AnnotatorE.J. van Ham
Pagina205-209
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2012:BY5302
Artikel aanvragenVia Praktizijn