Gemeentestem

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Gemeentestem
Datum 11-07-2013
Aflevering 7389
RubriekRedactioneel
TitelMinisteriële faux pas inzake stemming over herbenoeming burgemeester
CiteertitelGst. 2013, 54
SamenvattingIn recente uitspraken inzake het verbod van vooringenomenheid ex art. 2:4 Awb heeft de Afdeling bestuursrechtspraak verrassenderwijs uitgesproken dat dit verbod niet geldt voor raadsbesluiten waarbij politieke inzichten een belangrijke rol spelen. Zij is kennelijk tot de conclusie gekomen dat er iets fundamenteel mis is met de toepassing van het vooringenomenheidsverbod op raadsbesluiten (Winsum en Loenen).
Auteur(s)C.J.N. Versteden
Pagina301-301
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelDe Crisis- en herstelwet (deel I): een blijvertje!
CiteertitelGst. 2013, 55
SamenvattingProjecten van de grond brengen die al jaren in het slop zaten, dat was het doel van de Crisis- en herstelwet die in maart 2010 in werking trad. Procedures verkorten, projecten versnellen en experimenten mogelijk maken, dat is in de notendop waar deze wet voor staat. 4 jaar moest genoeg zijn om zo de stagnerende economie een hoognodige impuls te geven. Maar de wet bleek een doorslaand succes, en daarmee een blijvertje.
Auteur(s)E.C.M. Schippers , A.J. van der Ven , M.C. van der Werf
Pagina302-312
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelOverzicht jurisprudentie exploitatieplannen
CiteertitelGst. 2013, 56
SamenvattingDit overzichtsartikel over exploitatieplannen is een vervolg op het gelijknamige artikel van ongeveer een jaar geleden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uiteraard ook in 2012 weer uitspraken gedaan over afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening, 'de Grondexploitatiewet', waarin het gemeentelijk kostenverhaal bij de exploitatie van gronden is geregeld. Sinds 1 juli 2008 geldt een beginselplicht voor de gemeenteraad om tegelijk met een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen.
Auteur(s)J. van Vulpen
Pagina313-323
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelHoge Raad, 19-02-2013, 12/02235
CiteertitelGst. 2013, 57
SamenvattingOpenbare orde. Bevoegdheid van de gemeenteraad in autonomie. Rubrica est lex. Aanvullende verordeningsbevoegdheid? Leer van de (on)splitsbare wilsverklaring. Verhouding tot Opiumwet. Abstracte toetsing.
Samenvatting (Bron)Art. 2.7, tweede lid, APV Amsterdam 2008. Deels onverbindend i.v.m. art. 2 en 3 Opiumwet? Art. 2.7, tweede lid, APV Amsterdam 2008 strekt blijkens de daarop gegeven toelichting en zijn plaatsing in de APV tot het voorkomen van aantasting van openbare orde, het beteugelen van overlast en het bevorderen van de veiligheid op de openbare weg. Daartoe is strafbaar gesteld het zich op of aan de weg ophouden onder zodanige omstandigheden dat dit ‘zich ophouden’ ten doel heeft het kopen of te koop aanbieden van (onder meer) middelen a.b.i. de art. 32 en 3 Opiumwet. Voor strafbaarheid ingevolge deze bepaling is geen strafwaardige betrokkenheid bij het kopen of te koop aanbieden van verdovende middelen vereist. Gelet op de artt. 121 en 149 Gemeentewet is de Raad van de gemeente Amsterdam niet buiten zijn verordende bevoegdheden getreden door voormeld verbod op te nemen in de APV. Anders dan het middel betoogt, staat de Opiumwet niet in de weg aan de verbindendheid van deze APV-bepalingen. Conclusie AG: anders.
AnnotatorH.Ph.J.A.M. Hennekens
Pagina324-328
UitspraakECLI:NL:HR:2013:BY5725
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State, 27-02-2013, 201207118/1/A2
CiteertitelGst. 2013, 58
SamenvattingAfwijzing verzoek om nadeelcompensatie na verlening exploitatievergunning coffeeshops. Volgen advies deskundige. Bepaling normaal maatschappelijk risico. Aansluiting bij art. 6.2 Wro. (Venlo)
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 15 april 2010 heeft de burgemeester een verzoek van [appellant] om nadeelcompensatie afgewezen.
AnnotatorL.J.M. Timmermans
Pagina328-332
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ2513
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State, 17-04-2013, 201205035/1/A2
CiteertitelGst. 2013, 59
SamenvattingMogelijkheden van uit te werken bestemming in oude bestemmingsplan mogen bij planvergelijking niet buiten beschouwing worden gelaten; rechtstreeks beroep. (planschade Ridderkerk)
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag tegemoetkoming in planschade. Appellant betoogt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de maximale mogelijkheden van de krachtens het bestemmingsplan uit te werken bestemming bij de vergelijking tussen het oude en het nieuwe planologische regime mogen worden betrokken. De Afdeling overweegt dat de in het betoog opgeworpen rechtsvraag eerder (bij uitspraak van 7-11-2012, 201110908/1/A2, LJN: BY2475) is beantwoord en dat daaruit voortvloeit dat het betoog slaagt. Zij concludeert tot een motiveringsgebrek en draagt het college op met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen, een nieuw besluit op de aanvraag te nemen. Daartoe dient het college, aldus de Afdeling, rekening houdend met het volgende, een nader deskundigenadvies inwinnen. (….). De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of en zo ja in hoeverre de mogelijkheden van een nog uit te werken bestemming bij een planvergelijking mogen worden betrokken vóór een uitwerkingsplan is vastgesteld. Als gevolg van de uitwerkingsplicht, bedoeld in art. 3.6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro, is het vaststellen van een uitwerkingsplan niet slechts een toekomstige onzekere gebeurtenis. Hoewel de uitwerkingsplicht bij een letterlijke lezing van art. 6.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wro niet kan worden beschouwd als oorzaak van schade in de zin van die bepaling, laat dat onverlet dat sinds de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aannemelijk is dat de uit te werken bestemming vroeg of laat zal worden uitgewerkt. Naar het oordeel van de Afdeling brengt dit met zich dat de mogelijkheden van de uit te werken bestemming bij de planvergelijking niet buiten beschouwing mogen worden gelaten. Met die mogelijkheden dient aldus rekening te worden gehouden dat nagegaan dient te worden wat ten tijde van de inwerkingtreding van het betrokken besluit naar redelijke verwachting de invulling van de uit te werken bestemming van de gronden zou zijn. In dat verband komt onder meer betekenis toe aan de uitwerkingsregels, aan de toelichting bij het bestemmingsplan en aan de mate waarin een en ander, naar aard en omvang, binnen de ruimtelijke kenmerken van de omgeving en het geldende planologische beleid past. Het ligt voor de hand dat deze vraag wordt beantwoord door de ten behoeve van de planvergelijking door het college te raadplegen deskundige. Indien in dit geval uit de planvergelijking blijkt dat appellant door de planologische wijziging in een nadeliger positie is komen te verkeren en daardoor schade lijdt die niet binnen het normale maatschappelijke risico valt, dient vervolgens te worden onderzocht of die wijziging voor appellant ten tijde van de aankoop van de woning, gelet op het destijds geldende bestemmingsplan, voorzienbaar was en de gestelde schade op de voet van art. 6.3, aanhef en onder a, van de Wro, geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening mag worden gelaten, omdat hij wordt geacht het risico te hebben aanvaard dat de planologische situatie op de gronden in zijn nadeel zou veranderen.
AnnotatorJ.W. van Zundert
Pagina332-335
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ7707
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State, 01-05-2013, 201203787/1/A3
CiteertitelGst. 2013, 60
SamenvattingBevel van de burgemeester tot verwijdering uit overlastgebied voor drie maanden. Verkoop harddrugs in overlastgebied. Autonome verordeningsbevoegdheid.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 29 maart 2011 heeft de burgemeester op grond van artikel 2.9A van de Algemene plaatselijke verordening Amsterdam 2008 (hierna: de Apv) aan [appellant] een bevel gegeven om zich uit dealeroverlastgebied DOG 1.1 te verwijderen en zich met ingang van 2 april 2011, 00.01 uur gedurende drie maanden niet in dit gebied op te houden (hierna: verwijderingsbevel).
AnnotatorH.Ph.J.A.M. Hennekens
Pagina335-338
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ9045
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State, 01-05-2013, 201208525/1/A3
CiteertitelGst. 2013, 61
SamenvattingVerwijderingsbevel op grond van APV-bepaling. Verhouding tussen bevel van burgemeester op grond van art. 172 lid 3 en art. 172a lid 1 Gemw en een bepaling in de APV. Art. 132 Gw. Subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel. Overlastgebied.
Samenvatting (Bron)Verwijderingsbevel op grond van APV omdat appellant art. 2.7, lid 2 van de Apv heeft overtreden en antecedenten heeft op het gebied van het verkopen of te koop aanbieden van drugs en/of daarop gelijkende waar. Bij de bevelsbevoegdheden van de burgemeester dient onderscheid te worden gemaakt tussen de zogenoemde lichte bevelsbevoegdheid van art. 172, lid 3 van de Gw, de bevoegdheid op basis van een krachtens art. 149 van de Gw vastgestelde verordening en de bevoegdheid van art. 172a van de Gw. Volgens de geschiedenis van de totstandkoming van art. 172a mag, gelet op het subsidiariteitsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel deze bevoegdheid niet worden gebruikt als de openbare orde met minder vergaande maatregelen jegens betrokkene kan worden gehandhaafd (TK 2007-2008, 31 467, nr. 3, p. 9-10, p. 16, 25-27 en 41; TK 2009-2010, 31 467, C, p. 1, 3-4 en 6). Art. 172a komt derhalve niet in de plaats van gemeentelijke verordeningen en besluiten op grond van art. 172, lid 3, hetgeen ook blijkt uit de redactie van de bepaling gelet op de woorden ‘onverminderd art. 172, lid 3 van de Gw, en hetgeen bij gemeentelijke verordening is bepaald omtrent de bevoegdheid van de burgemeester om bevelen te geven ter handhaving van de openbare orde’. De burgemeester heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat art. 172a van de Gw de toepassing van het bepaalde in de Apv onverlet laat. Zoals de Hoge Raad in het arrest van 11-03-2008, in zaak nr. 02379/06, (LJN: BB4096) heeft overwogen, biedt, als in een gemeente een verordening geldt waarin is geregeld dat de burgemeester bij overlast gevende verstoringen van de openbare orde een verblijfsontzegging kan opleggen, art. 172, lid 3 van de Gw niet ook een grondslag voor een gebiedsontzegging ter zake van verstoringen van de openbare orde waarop de Apv het oog heeft. Nu art. 2.9A van de Apv voorziet in een verwijderingsbevel ter zake van een verstoring van de openbare orde waarop de gedraging van appellant ziet, heeft de burgemeester het bevel terecht gebaseerd op de krachtens art. 149 van de Gw vastgestelde verordening en niet op art. 172, lid 3 van die wet. Dat in de toelichting bij de Apv staat vermeld dat art. 2.7 is gebaseerd op art. 172 van de Gw maakt dit niet anders. (…) Zoals de Hoge Raad in het arrest van 19-2-2013, nr. 12/02235, (LJN: BY5725) heeft overwogen strekt art. 2.7, lid 2 van de Apv blijkens de daarop gegeven toelichting en zijn plaatsing in de Apv tot het voorkomen van aantasting van de openbare orde, het beteugelen van overlast en het bevorderen van de veiligheid op de openbare weg. Daartoe is strafbaar gesteld het zich op of aan de weg ophouden onder zodanige omstandigheden dat aannemelijk is dat dit ‘zich ophouden‘ ten doel heeft het kopen of te koop aanbieden van (onder meer) middelen als bedoeld in de artt. 2 en 3 van de Opiumwet. Strafbaarheid ingevolge deze Apv-bepaling vereist geen strafwaardige betrokkenheid bij het kopen of te koop aanbieden van de in de Opiumwet genoemde middelen, terwijl de overtreding van de bepaling niet impliceert dat de Opiumwet wordt overtreden. Daarmee onderscheidt deze zaak zich van de zaak waarop de uitspraak van de Afdeling van 13-07- 2011, 201009884/1/H3, LJN: BR1425, ziet. Gelet op art. 149 van de Gemeentewet, inhoudende dat de gemeenteraad de verordeningen maakt die hij in het belang der gemeente - waaronder de handhaving van de openbare orde - nodig oordeelt, en art. 121 van de Gemeentewet, inhoudende, kort gezegd, dat een gemeente bevoegd is tot het maken van (aanvullende) verordeningen, voor zover deze niet in strijd zijn met hogere regelingen, en in aanmerking genomen dat voormeld art. 2.7, lid 2 van de Apv wat betreft bedoeld ‘zich ophouden’ de voorschriften van de Opiumwet niet dupliceert, moet worden geoordeeld dat de gemeenteraad met betrekking tot dat verbod niet buiten zijn verordenende bevoegdheid is getreden door in art. 2.7, lid 2, mede te verbieden zich op of aan de weg op te houden als aannemelijk is dat dit gebeurt om middelen als bedoeld in de artt. 2 en 3 van de Opiumwet te koop aan te bieden. De Opiumwet staat derhalve in zoverre niet in de weg aan de verbindendheid van deze Apv-bepaling.
AnnotatorH.Ph.J.A.M. Hennekens
Pagina338-342
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ9048
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRechtbank 's-Gravenhage, 29-02-2012, AWB 10/3688
CiteertitelGst. 2013, 62
SamenvattingPubliek-publieke samenwerking. Alleenrecht. Privaatrechtelijk of publiekrechtelijk?
Samenvatting (Bron)Richtlijn 2004/18/EG, BAO (Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten), artikel 8:3 Awb. Het besluit waarbij een uitsluitend recht voor onbepaalde tijd is verleend aan AVR-Afvalverwerling B.V. voor het verwerken van huishoudelijk afval van de gemeente Westland wordt gekwalificeerd als een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.
AnnotatorR.J.M.H. de Greef , H.K. Theissen
Pagina342-347
UitspraakECLI:NL:RBSGR:2012:BW5722
Artikel aanvragenVia Praktizijn