Gemeentestem

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Gemeentestem
Datum 12-09-2013
Aflevering 7392
RubriekRedactioneel
TitelVertouwenscommissie is vooral een raadscommissie
CiteertitelGst. 2013, 81
SamenvattingWat moet er gebeuren met wethouders in een vertrouwenscommissie? Rond de raadsverkiezing van 2014 zal er weer een aantal vertrouwenscommissies actief zijn met daarin wethouders die op enig moment geen wethouder meer zullen zijn. Omdat de wethouder uit hoofde van zijn functie adviseur is van de vertrouwenscommissie zullen deze wethouders hun adviesfunctie moeten opgeven en zich moeten laten vervangen door andere wethouders.
Auteur(s)D.J. Elzinga
Pagina435-435
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelOp weg naar een digitale overheid. Over waarborgen en randvoorwaarden in bestuursrechtelijk perspectief
CiteertitelGst. 2013, 82
SamenvattingSinds de inwerkingtreding van Awb-normen inzake elektronisch verkeer in 2004 heeft het elektronisch berichtenverkeer met de overheid zich gestaag ontwikkeld. In de Visiebrief Digitale Overheid van 23 mei 2013 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een nieuw 'recht op elektronisch zaken doen met de overheid' voor burgers aangekondigd. Voor bedrijven is dit nieuwe recht reeds in 2011 aangekondigd door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in de Digitale Agenda.nl en de Digitale Implementatie Agenda 2013-2015.
Auteur(s)M.M. Groothuis
Pagina436-445
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelRecreatiewoningen en het nieuwe wonen
CiteertitelGst. 2013, 83
SamenvattingOns land kent tienduizenden recreatiewoningen. Veel van deze recreatiewoningen zijn in eigendom bij particulieren. Deze recreatiewoningen liggen soms op recreatieparken, maar vaak ook gaat het om solitair gelegen woningen, soms in het buitengebied, maar soms ook in de bebouwde kom. Dergelijke recreatiewoningen mogen in het algemeen alleen recreatief worden gebruikt, dat wil zeggen worden gebruikt door personen die elders over een hoofdwoonverblijf beschikken. Toch is veelvuldig sprake van permanente bewoning van recreatiewoningen.
Auteur(s)H. Priemus , J. Veltman
Pagina446-453
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelVoorwaardelijke verplichtingen: een verkenning van de stand van zaken
CiteertitelGst. 2013, 84
SamenvattingIn Nederland kennen wij in de ruimtelijke ordening het uitgangspunt van toelatingsplanologie. Geleidelijk is in de jurisprudentie echter geaccepteerd dat in een bestemmingsplan 'voorwaardelijke verplichtingen' kunnen worden opgenomen. Niet geheel duidelijk is in welke gevallen een dergelijke verplichting nu moet worden opgenomen. De Afdeling lijkt recent lankmoediger op dit punt te zijn geworden. Het is de vraag of dit terecht is.
Auteur(s)M.H.W. Bodelier
Pagina454-459
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State, 06-03-2013, 201110455/1/A3
CiteertitelGst. 2013, 85
SamenvattingBijzondere regeling art. 49-51 Wet op de jeugdzorg die derogeert aan de WOB.
Samenvatting (Bron)Het verzoek heeft een ruimere strekking dan tot inzage en afschrift krachtens de Wjz. Gelet op de artt. 49 tot en met 51 van die wet en de geschiedenis van de totstandkoming ervan, is daarmee beoogd de geheimhouding en bekendmaking van bescheiden met betrekking tot de jeugdige te regelen. De wettelijke vertegenwoordigers van de jeugdige hebben niet zonder meer inzage in en krijgen niet zonder meer afschrift van bescheiden met betrekking tot de jeugdige. Indien het belang van de jeugdige zich daartegen verzet, worden de bescheiden niet verstrekt. Daarbij gaat het volgens de MvT bijvoorbeeld om een situatie, waarin het terstond verstrekken van de informatie over de jeugdige met zich kan brengen dat de wettelijke vertegenwoordiger de jeugdige aan de nodige zorg onttrekt. Ook kan het gaan om gevallen waarin moet worden gevreesd voor het toebrengen van fysieke of psychische schade aan de jeugdige (Kamerstukken II, 2001/2002, 27 842, blz. 75). Op de voet van art. 50, lid 2 van de Wjz kon aan wederpartijen inzage in, dan wel afschrift van de bescheiden uit de dossiers van de kinderen worden verstrekt, tenzij het belang van de kinderen zich daartegen verzette. Daarbij diende een afweging plaats te vinden tussen het belang van de ouders en dat van de kinderen. Zodanige belangenafweging blijft achterwege bij de beoordeling van een verzoek op grond van de Wob. Openbaarmaking zou tot een doorkruising van de in de Wjz neergelegde regeling tot inzage in, dan wel de verstrekking van afschrift van de bescheiden met betrekking tot de kinderen leiden. Gezien het vorenstaande, heeft Bureau Jeugdzorg de Wob terecht niet op het verzoek toegepast. Het verzoek om verstrekking van de BIG-registratiegegevens betreft gegevens die openbaar zijn en op de website zijn te raadplegen, zodat deze gegevens niet op de voet van de Wob openbaar kunnen worden gemaakt.
AnnotatorC.N. van der Sluis
Pagina460-463
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ3368
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRechtbank Rotterdam, 21-03-2013, C/10/419055 / KG ZA 13-161
CiteertitelGst. 2013, 86
Samenvatting'Zieken' van een gemeente en derhalve disproportioneel belasten gemeentelijk apparaat leidt tot misbruik van bevoegdheid.
Samenvatting (Bron)Gemeente Dordrecht treedt handhavend op tegen illegale kamerverhuurder. Illegale kamerverhuurder reageert met het indienen van honderden bezwaar- en beroepschriften en verzoeken op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur, met de erkenning dat hij dat doet om te "zieken." De gemeente Dordrecht vordert in een civiel kort geding een verbod om meer dan 10 verzoeken per maand (uitgezonderd bezwaren en beroepen) te doen. Eis toegewezen wegens misbruik van bevoegdheid.
AnnotatorC.N. van der Sluis
Pagina463-467
UitspraakECLI:NL:RBROT:2013:BZ4905
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRechtbank Oost-Brabant, 26-04-2013, SHE 12 / 1955, 12 / 1956, 12 / 1957, 12 / 1959, 12 / 1960, 12 / 1961 en 12 / 3559
CiteertitelGst. 2013, 87
SamenvattingGeen grondslag in de WOB voor het niet behandelen van een verzoek om informatie gegeven mogelijk misbruik van (proces)recht.
Samenvatting (Bron)Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen. Misbruik van (proces)recht? Eiser is in beroep gekomen tegen verschillende beslissingen, dan wel het uitblijven daarvan, van de CVOM. Gelet op de (proces)houding en handelwijze van eiser in deze en andere beroepszaken, door verweerder getypeerd als 'ontwrichtend gedrag', heeft verweerder bepleit dat de beroepen vanwege misbruik van (proces)recht niet-ontvankelijk worden verklaard. Eiser stelt zich op het standpunt gebruik te maken van bevoegdheden die de burger zijn toegekend in het kader van adequate rechtsbescherming. De rechtbank overweegt dat de Wob noch de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid biedt om openbaarmakingsverzoeken wegens misbruik van recht of bevoegdheid buiten behandeling te laten. Gelet daarop kan dus in het midden blijven hoe de handelwijze van eiser moet worden gekwalificeerd. De vraag of eiser misbruik heeft gemaakt van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen kan eveneens onbeantwoord blijven. De Awb kent geen wettelijke bepaling op grond waarvan verweerder geen dwangsom verschuldigd zou zijn, zelfs indien sprake is van oneigenlijk gebruik van de dwangsomregeling. De rechtbank stelt verder vast dat geen sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van het bestuurs(proces)recht , bijvoorbeeld omdat voor eiser evident moest zijn dat het instellen van het rechtsmiddel kansloos was. Daarvan is hier geen sprake, althans niet in alle zaken. Voorts kan misbruik van de bevoegdheid om beroep in te stellen worden aangenomen als, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, aannemelijk is dat eiser in redelijkheid niet tot uitoefening van diens bevoegdheid had kunnen komen. Nu de laagdrempeligheid van het bestuursrecht steeds uitgangspunt dient te zijn en misbruik daarvan uitzondering, concludeert de rechtbank dat niet mag worden aangenomen dat eiser op zó een buitensporige wijze gebruik heeft gemaakt van zijn wettelijke mogelijkheden om beroepschriften in te dienen, dat hem in álle aan de orde zijnde beroepszaken op voorhand misbruik van (proces)recht kan worden tegengeworpen.
AnnotatorC.N. van der Sluis
Pagina467-480
UitspraakECLI:NL:RBOBR:2013:CA3250
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State, 27-03-2013, 201206860/1/A1
CiteertitelGst. 2013, 88
SamenvattingBegrip 'bouwwerk'; Woningwet; modelbouwverordening; mobiele puinbreker is geen bouwwerk. (Goes)
Samenvatting (Bron)Weigering bouwvergunning, projectbesluit en gebruik te maken van wijzigingsbevoegdheid voor het plaatsen van een puinbreker. De Rb. heeft geoordeeld dat appellant geen belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Zij heeft daartoe overwogen dat nu de Afdeling bij uitspraak van 31 augustus 2011 in zaak nr. 201012066/1/M1, LJN: BR6307 inzake de weigering van het college aan appellant een milieuvergunning te verlenen, heeft geoordeeld dat het breken van puin in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, appellant de puinbreker hoe dan ook niet mag gebruiken. Appellant betoogt terecht dat de Rb. heeft miskend dat hij belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De Afdeling heeft in voornoemde uitspraak van 31 augustus 2011 een oordeel gegeven over het breken van puin, terwijl in onderhavige procedure het bouwen van de puinbreker aan de orde is. De Rb. heeft niet onderkend dat reeds daarin het belang gelegen is voor een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 29 december 2011. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de Rb. zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep van appellant tegen het besluit van 29 december 2011 behandelen. Blijkens de bijlage behorende bij de aanvraag om bouwvergunning betreft het een mobiele puinbreker van circa 2 meter lang en 1,90 meter hoog, voorzien van een breekbek en rupsbanden. Ter zitting is door appellant toegelicht dat, wanneer de puinbreker nodig is ten behoeve van eigen gebruik, deze uit de loods wordt gereden en na gebruik weer in de loods wordt geplaatst en gestald. Daarnaast wordt de puinbreker incidenteel verhuurd. Voorts is ter zitting vast komen te staan dat de puinbreker wat betreft omvang en gebruik vergelijkbaar is met een graafmachine. Onder deze omstandigheden heeft de mobiele puinbreker geen plaatsgebonden karakter en wordt niet voldaan aan de definitie van bouwwerk dat de constructie direct of indirect met de grond verbonden dient te zijn bedoeld om ter plaatse te functioneren. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat [appellant] een grondverzet- en verhuurbedrijf drijft, waarbij het gebruikelijk is dat machines worden verplaatst en niet uitsluitend op één plek worden ingezet. Nu de puinbreker geen bouwwerk is, is voor het plaatsen daarvan geen bouwvergunning vereist.
AnnotatorP.C.M. Heinen , J.M.H.F. Teunissen
Pagina480-483
LinkVolledige tekst annotatie (dekempenaer.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ7425
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State, 08-05-2013, 201202820/1/A2
CiteertitelGst. 2013, 89
SamenvattingNadeelcompensatie. Vergoeding kosten deskundigenbijstand op basis van forfaitair stelsel.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 29 oktober 2009 heeft het college een verzoek van [appellante] om vergoeding van planschade afgewezen en 36.210,00 aan nadeelcompensatie, vermeerderd met de wettelijke rente, en 2082,50 (inclusief BTW) aan deskundigenkosten toegekend. Bij besluit van 14 september 2010 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 2 februari 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover het ziet op de vaststelling van de hoogte van nadeelcompensatie en wettelijke rente, het besluit van 14 september 2010 in zoverre vernietigd en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Bij besluit van 24 augustus 2012 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, het door [appellante] tegen het besluit van 29 oktober 2009 gemaakte bezwaar, voor zover gericht tegen de hoogte van de na-ijlschade en de vaststelling van de wettelijke rente, gegrond verklaard en een vergoeding voor na-ijlschade en wettelijke rente toegekend. [appellante] heeft gronden van beroep tegen dit besluit ingediend. Het college heeft een reactie ingediend. [appellante] heeft een nader stuk ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2012, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J. Boogaard en mr. J.C. Verhage, advocaten te Middelburg, en het college, vertegenwoordigd door W.J.C. Vael en J. Francke, beiden werkzaam bij de gemeente, vergezeld door drs. P.A.J.M. van Bragt, werkzaam bij de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ), zijn verschenen. Bij tussenuitspraak van 31 oktober 2012 in zaak 201202820/1/T1/A2 heeft de Afdeling het college opgedragen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
AnnotatorL.J. Gerritsen , T.E.P.A. Lam
Pagina483-487
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ9737
Artikel aanvragenVia Praktizijn