AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 02-11-2013
Aflevering 40
TitelHof van Justitie van de Europese Unie, 18-07-2013, C-136/12
CiteertitelAB 2013/342
SamenvattingHoogste rechter enkel verplicht tot prejudiciële verwijzing wanneer de vraag relevant wordt geacht voor de beslechting van het geschil.
(Cosiglio nazionale dei gelogi / Autorità garante della concorrenza e del mercato) (Autorità garante della concorrenza e del mercato / Cosiglio nazionale dei geologi)
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 18 juli 2013. # Consiglio nazionale dei geologi tegen Autorita garante della concorrenza e del mercato en Autorita garante della concorrenza e del mercato tegen Consiglio nazionale dei geologi. # Verzoek om een prejudiciele beslissing: Consiglio di Stato - Italie. # Artikel 267, derde alinea, VWEU - Omvang van verplichting van rechters in laatste aanleg tot verwijzing - Artikel 101 VWEU - Gedragscode van beroepsorde houdende verbod van toepassing van tarieven die niet met waardigheid van beroep in overeenstemming zijn. # Zaak C-136/12.
AnnotatorM.J.M. Verhoeven
Pagina1977-1987
UitspraakECLI:EU:C:2013:489
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 12-07-2013, 12/01880
CiteertitelAB 2013/343
SamenvattingMag de belastingdienst bij de burgerlijke rechter nakoming van de inlichtingenplicht vorderen? Onderscheid tussen wilsonafhankelijk en wilsafhankelijk materiaal. Beiden mogen worden gevorderd, maar wilsafhankelijk materiaal mag niet worden gebruikt voor fiscale beboeting of strafvervolging van de belastingplichtige. Bewijslastverdeling bij executiegeschil.
Samenvatting (Bron)Kort geding. Vorderingen Staat op grond van art. 47 AWR tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen door belastingplichtige. Beroep op nemo tenetur-beginsel in verband met mogelijkheid dat belastingplichtige zou worden gedwongen om mee te werken aan bewijsvergaring ten behoeve van bestuurlijke boete-oplegging of strafvervolging. Art. 6 EVRM. Onderscheid tussen wilsonafhankelijk en wilsafhankelijk materiaal. Bevel tot verschaffen van wilsafhankelijk materiaal mag niet ongeclausuleerd. Hoge Raad doet zelf de zaak af.
AnnotatorR. Stijnen
Pagina1987-1999
UitspraakECLI:NL:HR:2013:BZ3640
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 21-08-2013, 201300581/1/A2
CiteertitelAB 2013/344
SamenvattingOnder de term 'richting' in artikel 65 en 66 WVO moet mede 'richtingen' worden verstaan.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 2 augustus 2012 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, thans de staatssecretaris, een verzoek van Pierre Bayle Academie om een protestants-christelijke/rooms-katholieke/algemeen bijzondere school voor vwo te Geldermalsen voor bekostiging in aanmerking te brengen, afgewezen.
AnnotatorP.W.A. Huisman , S. Philipsen
Pagina1999-2004
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:859
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 01-05-2013, 201201989/1/A3
CiteertitelAB 2013/345
SamenvattingToetsing. Eisen EU-recht aan rechterlijke toetsing van de bestuurlijke feitenvaststelling.
Samenvatting (Bron)Vaststaat dat de tekst van art. 26 van Richtlijn 2001/83 niet letterlijk is overgenomen in de Gmw. In art. 26, lid 1 en 2 van Richtlijn 2001/83 is imperatief geformuleerd dat de handelsvergunning wordt geweigerd indien zich één van de in die bepaling opgesomde weigeringsgronden voordoet, terwijl in art. 45, lid 1 van de Gmw imperatief is geformuleerd dat de vergunning wordt verleend indien aan de in die bepaling onder a tot en met d neergelegde cumulatieve criteria wordt voldaan. Het is juist dat het in art. 45, lid 1, aanhef en b, van de Gmw opgenomen criterium dat na onderzoek uit de overgelegde gegevens en bescheiden blijkt dat het geneesmiddel de gestelde therapeutische werking bezit, tekstueel afwijkt van de in art. 26, lid 1, aanhef en onder b, van Richtlijn 2001/83 opgenomen weigeringsgrond dat de therapeutische werking van het geneesmiddel door de aanvrager onvoldoende wordt aangetoond. Dat betekent evenwel niet dat reeds om die reden een onjuiste implementatie van art. 26 van Richtlijn 2001/83 heeft plaatsgevonden dan wel dat uit die bepaling volgt dat de Rb. had dienen te beoordelen of het College in alle redelijkheid tot een afwijzing van de aanvraag heeft kunnen komen. Zowel art. 26 van Richtlijn 2001/83 als art. 45 van de Gmw is wat de weigering van de vergunning dan wel de verlening van de vergunning betreft, immers imperatief geformuleerd. De enkele omstandigheid dat art. 26, lid 1 van Richtlijn 2001/83 negatief is geformuleerd en dat art. 45 van de Gmw positief is geformuleerd, betekent evenmin dat reeds daarom, wat de beoordeling van de werking van een geneesmiddel betreft, in de Gmw een toetsingskader is opgenomen waarbij een bewijslast op de aanvrager rust die niet verenigbaar is met het bepaalde in art. 26, lid 1 van Richtlijn 2001/83. De Rb. heeft dan ook terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat art. 26 van Richtlijn 2001/83 op onjuiste wijze is geïmplementeerd in de Gmw. Zoals volgt uit vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie moet de uitvoering van een richtlijn de volledige toepassing ervan verzekeren. Het Hof heeft overwogen dat de vaststelling van nationale maatregelen die een richtlijn naar behoren uitvoeren, niet tot gevolg heeft dat de richtlijn niet langer gevolgen heeft, en dat een lidstaat ook na vaststelling van deze maatregelen gehouden blijft daadwerkelijk de volledige toepassing van de richtlijn te verzekeren. Derhalve kunnen particulieren zich voor de nationale rechter tegenover de staat beroepen op bepalingen van een richtlijn die inhoudelijk gezien onvoorwaardelijk en voldoende precies zijn, in alle gevallen waarin de volledige toepassing van de richtlijn niet daadwerkelijk verzekerd is, dit wil zeggen niet alleen in geval van niet-uitvoering of onjuiste uitvoering van deze richtlijn, maar ook in geval de nationale maatregelen die de betrokken richtlijn naar behoren uitvoeren niet zodanig worden toegepast dat het met de richtlijn beoogde resultaat wordt bereikt (arrest van het Hof van 11 juli 2002, C-62/00, Marks & Spencer, LJN: AV5152.) Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het College, wat de beoordeling van de werkzaamheid van het middel in kwestie betreft, toepassing geeft aan art. 45 van de Gmw op zodanige wijze dat het met de richtlijn beoogde resultaat niet wordt bereikt. In navolging van de Rb. overweegt de Afdeling, onder verwijzing naar punt 34 van het arrest van het Hof van 21 januari 1999 in zaak nr. C-120/97 (Upjohn Ltd; LJN: BF4058), dat het College, dat bij de vervulling van zijn taak ingewikkelde beoordelingen dient te verrichten, over beoordelingsvrijheid beschikt. De Rb. heeft tevens met juistheid onder verwijzing naar dat arrest overwogen dat zij haar beoordeling van de feiten niet in de plaats kan stellen van die van het College. Naar analogie van dit arrest heeft de Rb. zich terecht beperkt tot een onderzoek van de feitelijke grondslag en de daarop gebaseerde door die instantie toegepaste juridische kwalificatie, en met name de vraag of het College bij zijn optreden niet kennelijk heeft gedwaald of zijn bevoegdheid heeft misbruikt, dan wel of het College de grenzen van zijn beoordelingsvrijheid niet klaarblijkelijk heeft overschreden. De Rb. heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het College zich onder verwijzing naar het beoordelingsrapport en het klinisch rapport niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het middel in kwestie niet de gestelde therapeutische werkzaamheid bezit als bedoeld in art. 45, lid 1, aanhef en onder van b, van de Gmw.
AnnotatorR. Ortlep
Pagina2004-2010
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ9094
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 27-06-2012, 201109458/1/R1
CiteertitelAB 2013/346
SamenvattingMet wie onderhandelen? Wel en niet bevoegde bestuursorganen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 4 juli 2011, nummer 10B, heeft de raad de aanvraag van [appellant sub 1A] om het bestemmingsplan "Harbrinkhoek, Jannes Brouwerstraat 36/Hagweg ong." vast te stellen, afgewezen.
AnnotatorL.J.A. Damen
Pagina2010-2017
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW9520
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 05-12-2012, 201203326/1/R1
CiteertitelAB 2013/347
SamenvattingMet wie onderhandelen? Wel en niet bevoegde bestuursorganen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 13 september 2011 heeft de raad de aanvraag van [appellant] om een bestemmingsplan vast te stellen ten behoeve van de bouw van een woning op zijn perceel gelegen aan de Landmansweg te Hengelo, kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie Q, nummer 1146, afgewezen.
AnnotatorL.J.A. Damen
Pagina2017-2022
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BY5102
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 20-02-2013, 201207951/1/R1
CiteertitelAB 2013/348
SamenvattingMet wie onderhandelen? Wel en niet bevoegde besuursorganen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 3 juli 2012 heeft de raad besloten het bestemmingsplan "Buitengebied Borne, herziening Halte no. 9 Zenderen" niet vast te stellen.
AnnotatorL.J.A. Damen
Pagina2022-2025
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ1666
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 12-06-2013, 201209179/1/A1
CiteertitelAB 2013/349
SamenvattingLast onder dwangsom. Omgevingsvergunningvrij bouwwerk? Bouwwerk in strijd met bestemmingsplan. Geen hoofdgebouw.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 25 juli 2011 heeft het college [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast de opslag van materialen en een caravan op het perceel [locatie] te Leutingewolde, gemeente Noordenveld, (hierna: het perceel) te verwijderen.
AnnotatorA.G.A. Nijmeijer
Pagina2025-2028
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:CA2907
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 22-05-2013, 201206730/1/V4
CiteertitelAB 2013/350
SamenvattingHet is aan de strafrechter om in een concreet geval te oordelen over de verenigbaarheid van de strafbaarstelling van de overtreding van een inreisverbod met de Terugkeerrichtlijn.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 15 juni 2012 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen en daarbij een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaar. Dit besluit is aangehecht.
AnnotatorT. de Lange
Pagina2029-2036
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:CA1292
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 27-06-2013, 11/4830 AW
CiteertitelAB 2013/351
SamenvattingBewezenverklaring door strafrechter niet maatgevend voor feitenvaststelling door ambtenarenrechter in het kader van toetsing van een disciplinaire bestraffing.
Samenvatting (Bron)Strafontslag. Plichtsverzuim.
AnnotatorM.B. de Witte-van den Haak
Pagina2036-2042
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:755
Artikel aanvragenVia Praktizijn