Rubriek | Bank- en effectenrecht |
---|---|
Titel | Een vuistregel voor eigen schuld van beleggers in een adviesrelatie? |
Citeertitel | Bb 2014/12 |
Samenvatting | De Hoge Raad heeft in september 2013 (HR 6 september 2013, RF 2013/81, JOR 2013/311, m.nt. S.B. van Baalen (X. en Y./NBG Finance)) geoordeeld dat de relatie tussen een afnemer van (onder meer) een effectenleaseproduct en een financieel adviseur wezenlijk anders is dan de relatie tussen een afnemer van een effectenleaseproduct en een aanbieder ervan. Dit verschil heeft gevolgen voor de mate waarin afnemers van effectenleaseproducten (hierna: beleggers) hun schade zelf moeten dragen. |
Auteur(s) | P.P.M. van Kippersluis |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Contractenrecht |
---|---|
Titel | Schuldeiser, pas op voor de ‘tweede’ verjaringstermijn! |
Citeertitel | Bb 2014/13 |
Samenvatting | Het verjaringsverweer is een geliefd verweer bij menig schuldenaar. Dit is ook niet vreemd. Indien immers komt vast te staan dat de vordering van de schuldeiser is verjaard, houdt het voor de schuldeiser in beginsel op, hoe waterdicht zijn vordering verder ook moge zijn. Niet voor niets is het voor een schuldeiser die geconfronteerd wordt met een verjaringsverweer dan ook van belang de verjaring op een juiste manier te stuiten. Waar de schuldenaar moet stellen en bewijzen dat de vordering is verjaard, moet de schuldeiser stellen en bewijzen dat hij de verjaringstermijn heeft gestuit. Maar wat gebeurt er als de eerste verjaringstermijn correct wordt gestuit en er een nieuwe, ‘tweede’ verjaringstermijn aanvangt? Wie is er dan aan zet? Een recent arrest van de Hoge Raad (HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2064) maakt duidelijk dat de (bewijs)taak van de schuldeiser verder gaat dan enkel het stellen en bewijzen van stuiting van de eerste verjaringstermijn. |
Auteur(s) | I.M.G. Bakker |
Link | Volledige tekst artikel (vbk.nl) |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Energierecht |
---|---|
Titel | Uitspraak van het Hof van Justitie van de EU ten aanzien van prejudiciële vragen over de splitsing van energiebedrijven |
Citeertitel | Bb 2014/14 |
Samenvatting | Recent heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zogenoemde splitsingszaken uitspraak gedaan over prejudiciële vragen van de Hoge Raad ten aanzien van de uitleg van Europees recht. In deze splitsingszaken staat de rechtmatigheid van twee wettelijke verboden centraal die tot gevolg hebben dat verticaal geïntegreerde energiebedrijven in Nederland niet langer zijn toegestaan. Het Hof van Justitie oordeelt dat de betreffende verboden in beginsel een gerechtvaardigde beperking vormen van het vrije kapitaalverkeer, maar doet geen uitspraak over de vraag of deze beperking ook geschikt en evenredig is om de doelstellingen van de Nederlandse Staat te bereiken. Het is nu aan de Nederlandse rechter om met toepassing van de prejudiciële uitspraak een knoop door te hakken over de splitsing. |
Auteur(s) | C.H.A. van der Weijden , S.J.W.H. Reintjes |
Link | Volledige tekst artikel (cms.law) |
Uitspraak | ECLI:EU:C:2013:677 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |