Milieu & Recht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Milieu & Recht
Datum 22-01-2014
Aflevering 1
RubriekOpinie
TitelDe (duurzame) ontwikkeling van het mileurecht
CiteertitelM en R 2014/1
SamenvattingDe ontwikkeling van het milieurecht
AnnotatorJ. Kramer
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelGeluidproductieplafonds
CiteertitelM en R 2014/2
SamenvattingStand van zaken SWUNG-1 en SWUNG-2
AnnotatorJ.H. Geerdink , D.N. van Brederode
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Kort
TitelHoge Raad 08-10-2013
CiteertitelM en R 2014/3
SamenvattingVervoer van gevaarlijke stoffen, te weten (deels) met propaan en/of butaan gevulde drukhouders zonder dat elke afzonderlijke houder voorzien was van een gevaarsetiket
Samenvatting (Bron)Economische zaak. Gasflessen (drukhouders). In aanmerking genomen dat het etiketteringsvoorschrift zoals vervat in het ADR (Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route) ertoe strekt dat met het oog op een doeltreffende bescherming van mens en milieu snel en eenvoudig kan worden vastgesteld of gevaarlijke stoffen worden vervoerd en zo ja welke, geeft ’s Hofs oordeel dat elke gevulde althans niet geheel lege drukhouder diende te zijn voorzien van een gevaarsetiket en dat zulks niet anders is doordat alle houders dezelfde stof bevatten en in dezelfde kooi werden vervoerd, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel behoefde geen nadere motivering. Tegen de achtergrond van ’s Hofs kennelijke oordeel dat van algemene bekendheid is dat propaan en butaan bij normale temperatuur en normale druk gasvormig zijn en dat derhalve uit de omstandigheid dat zich in de houders vloeistof bevond, moet worden afgeleid dat de inhoud van de houders nog onder druk stond, geeft ’s Hofs oordeel dat niet kan worden gezegd dat de houders leeg waren i.d.z.v. het ADR, randnummer 5.2.2.2.1.2, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. ’s Hofs oordeel is voorts zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk.
UitspraakECLI:NL:HR:2013:878
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Kort
TitelHoge Raad 08-10-2013
CiteertitelM en R 2014/4
SamenvattingWijziging van het Besluit vrijstelling beschermde dier- of plantsoorten en de Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens in relatie tot artikel 1 lid 2 Sr
Samenvatting (Bron)Economische zaak. HR verwijst naar ECLI:NL:HR:2013:885 wat betreft art. 1.2 Sr en vermindert de opgelegde geldboete i.v.m. de overschrijding van de redelijke termijn.
UitspraakECLI:NL:HR:2013:903
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State 03-07-2013
CiteertitelM en R 2014/5
SamenvattingNadeelcompensatie bij kustversterkingswerkzaamheden
Samenvatting (Bron)Bij afzonderlijke besluiten van 23 juni 2011 heeft het college verzoeken van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellante sub 3] om vergoeding van waardevermindering van hun appartementen als gevolg van de uitvoering van het kustversterkingsplan "Versterking zwakke schakel Noordwijk" afgewezen.
AnnotatorF.A.G. Groothuijse
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:163
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State 17-04-2013
CiteertitelM en R 2014/6
SamenvattingNadeelcompensatie bij dijkversterkingswerkzaamheden
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 21 januari 2011 heeft het Wetterskip het verzoek van [appellant] om vergoeding van schade afgewezen.
AnnotatorF.A.G. Groothuijse
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ7731
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRechtbank Oost-Brabant 27-06-2013
CiteertitelM en R 2014/7
SamenvattingOvergangsrecht Wabo en onlosmakelijke samenhang bouwen en milieu
Samenvatting (Bron)Ontvankelijkheid, passende beoordeling, 7.24 vierde lid onder a Wm, 1.2a Invoeringswet Wabo. Beoordeling diverse milieuaspecten (ammoniak, geur, geluid, trillinghinder) Samenvatting: Gelet op de doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van eiseres is de rechtbank van oordeel dat eiseres door het bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij volgens haar statuten in het bijzonder behartigt. Uit de wet of de parlementaire geschiedenis bij artikel 7.24, vierde lid, van de Wm blijkt niet dat de wetgever heeft beoogd het bevoegd gezag inzake de omgevingsvergunning te laten beoordelen of er een noodzaak bestaat voor een passende beoordeling in het geval reeds een vergunning op basis van de Nbw 1998 is aangevraagd. Vergroting van de hokoppervlakte binnen de categorie ‘overige huisvestingssystemen’ van de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij leidt niet tot het oordeel dat het huisvestingssysteem wijzigt. Er is sprake van onlosmakelijke samenhang tussen de activiteiten milieu en bouwen. In dit geval is de bouwvergunning aangevraagd vóór 1 oktober 2010. Artikel 1.2a Invoeringswet Wabo bevat hiervoor geen voorziening. De rechtbank is van oordeel dat een redelijke wetsuitleg met zich brengt dat artikel 1.2a Invoeringswet naar analogie wordt toegepast in het geval een bouwvergunning is aangevraagd voor 1 oktober 2010 en een omgevingsvergunning milieu voor hetzelfde project daarna. Analoge toepassing van het derde lid van genoemd artikel brengt dan met zich dat de regels omtrent onlosmakelijke samenhang niet van toepassing zijn
AnnotatorA. Collignon
UitspraakECLI:NL:RBOBR:2013:2570
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 03-07-2013
CiteertitelM en R 2014/8
SamenvattingBestaand gebruik: iedere verandering na de peildatum van 31 maart 2010 doet een beroep op de uitzondering op de vergunningsplicht op bestaand gebruik vervallen
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 22 januari 2008 heeft het college een verzoek om handhavend op te treden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) ten aanzien van de door ENCI ondernomen activiteiten in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Sint Pietersberg en Jekerdal en het beschermd natuurmonument Sint Pietersberg afgewezen.
AnnotatorM.M. Kaajan
LinkVolledige tekst annotatie (envir-advocaten.com)
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:107
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State 03-07-2013
CiteertitelM en R 2014/8
SamenvattingBestaand gebruik: iedere verandering na de peildatum van 31 maart 2010 doet een beroep op de uitzondering op de vergunningplicht op bestaand gebruik vervallen
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 22 januari 2008 heeft het college een verzoek om handhavend op te treden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) ten aanzien van de door ENCI ondernomen activiteiten in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Sint Pietersberg en Jekerdal en het beschermd natuurmonument Sint Pietersberg afgewezen.
AnnotatorM.M. Kaajan
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:107
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelGerecht van de Europese Unie 13-09-2013, 111/11
CiteertitelM en R 2014/9
SamenvattingToetsing aan Aarhus Verdrag: weigeringsgrond voor verschaffen milieu-informatie, termijnoverschrijding
AnnotatorM. Peeters
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelHoge Raad 24-09-2013
CiteertitelM en R 2014/10
SamenvattingNiet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in de strafvervolging; strafrechtelijke immuniteit gemeente Amsterdam inzake strafzaak Probo Koala
Samenvatting (Bron)Economische zaak. OM-cassatie. Probo Koala. Strafrechtelijke immuniteit gemeente. OM door het Hof n-o verklaard in de vervolging. HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:1998:AA9342 m.b.t. de vervolgbaarheid van decentrale overheden (Pikmeer II). Het eerste middel faalt reeds omdat in de feitelijke instanties niet is vastgesteld noch is aangevoerd dat door de in de tenlastelegging omschreven gedragingen van verdachte inbreuk is gemaakt op het recht van leven a.b.i. art. 2 EVRM in die zin die het EHRM daaraan in zijn rechtspraak heeft gegeven, terwijl de mogelijkheid van een dergelijke inbreuk ook geenszins voortvloeit uit (de omschrijving van) die gedragingen. Het tweede middel kan evenmin tot cassatie leiden omdat het Hof zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat de gedragingen van verdachte voldeden aan de hiervoor in Pikmeer II genoemde vereisten. Dat is niet anders v.zv de overwegingen van het Hof betrekking hebben op gedragingen van verdachte die begrepen zouden moeten worden als “het gedogen van een mogelijke overtreding van art. 10.37 Wm” in de specifieke vorm zoals die is tenlastegelegd.
AnnotatorH.J.A. van Ham
UitspraakECLI:NL:HR:2013:765
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRechtbank Noord-Nederland 24-10-2013
CiteertitelM en R 2014/11
SamenvattingVerkeersbesluit en geluidproductieplafond
Samenvatting (Bron)Landelijke verhoging maximumsnelheid van 120 km/u naar 130 km/u. Bij afweging van de betrokken belangen heeft de minister van Infrastructuur en Milieu in redelijkheid kunnen oordelen dat er geen grond bestaat voor het verlagen van de maximumsnelheid naar 120 km/u op het wegtraject A31 bij Marsum, ter hoogte van de woning van eiser. De systematiek van geluidsproductieplafonds met referentiepunten kan de rechterlijke toets doorstaan. Niet gebleken is dat er bij Marsum sprake is van overschrijding van de geluidsnormen.
AnnotatorW.J.B. Claassen-Dales
UitspraakECLI:NL:RBNNE:2013:6482
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRechtbank Oost-Brabant 31-10-2013
CiteertitelM en R 2014/12
Samenvatting16-jarige kan zelfstandig beroep instellen; omgevingsvergunning nertsenhouderij geschorst voor in werking hebben, niet voor bouwen en oprichten
Samenvatting (Bron)Minderjarige. Belangenafweging opheffing schorsing bouw nertsenhouderij. Samenvatting: Verweerder heeft een omgevingsvergunning verleend voor onder meer het bouwen en het in werking nemen van een nertsenhouderij. Vergunninghoudster is reeds met de bouw begonnen. Verzoekster (een minderjarige) heeft zelfstandig beroep ingesteld en heeft tevens gevraagd de omgevingsvergunning te schorsen. Op 10 oktober 2013 is het bestreden besluit geschorst vooruitlopend op een inhoudelijk behandeling op 24 oktober 2013. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster tot een redelijke waardering van haar belangen in staat kan worden geacht en daarom ontvankelijk is in haar verzoek om voorlopige voorziening. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoekster zelfstandig haar zienswijze heeft ingediend en dat uit de inhoud van de zienswijze voldoende blijkt dat zij de mogelijke (milieu)gevolgen van het bestreden besluit voor haar omgeving kan benoemen en kan aangeven waar zij het niet mee eens is. De voorzieningenrechter neemt verder in aanmerking dat ter zitting is gebleken dat verzoekster zich bewust is van de financiële gevolgen van het doorzetten van de procedure voor haar ouders en de belangen van vergunninghoudster. Zij heeft weloverwogen er voor gekozen de procedure door te zetten, gelet op haar eigen belangen. Dat de kosten van de procedure en juridische bijstand worden betaald door haar ouders kan hieraan niet afdoen. Over de vraag of de schorsing van het bestreden besluit in stand moet worden gelaten, overweegt de voorzieningenrechter dat de meer juridische argumenten in het beroepschrift hiervoor geen aanleiding geven. Verder vreest verzoekster voor gezondheidsrisico’s en een vliegenplaag alsmede geluidsoverlast vanwege de inrichting. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrees voor deze milieugevolgen niet in de weg staat aan het afronden van de bouw van de nertsensheds. Deze milieugevolgen kunnen pas (mogelijk) optreden als de inrichting in werking is en niet bij het afbouwen van de nertsensheds. De voorzieningenrechter heft de schorsing van het bestreden besluit op, voor zover deze schorsing betrekking heeft op de activiteit bouwen, met uitzondering van de bouw van de machineberging. De voorzieningenrechter laat de schorsing van het bestreden besluit in stand voor wat betreft de activiteit milieu. Dit betekent dat vergunninghoudster de nertsensheds en de overige bouwwerken mag (af)bouwen met uitzondering van de machineberging en dat de nertsenhouderij niet in werking mag worden genomen. Het overige deel van het bedrijf (de varkenshouderij en de mestvergistingsinstallatie) mag in werking blijven in overeenstemming met de milieuvergunning uit 2008.
AnnotatorJ.H.G. van den Broek
UitspraakECLI:NL:RBOBR:2013:6015
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State 06-11-2013
CiteertitelM en R 2014/13
SamenvattingWijziging jurisprudentie, analoge toepassing art. 6:6 Awb wanneer wordt terugverwezen naar eerder ingediende zienswijzen, bezwaren of beroepsgronden
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 12 oktober 2011 heeft het college aan [vergunninghouder] krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer vergunning verleend voor het in werking hebben van een zeugen- en vleesvarkenshouderij op het perceel [locatie 1] te Barneveld.
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:1794
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekM&R Jurisprudentie
TitelRaad van State 20-11-2013
CiteertitelM en R 2014/14
SamenvattingAnaloge toepassing art. 6:6 Awb niet aan de orde wanneer in beroepschrift één beroepsgrond wordt toegelicht en verder wordt terugverwezen naar eerder ingediende zienswijzen, bezwaren of beroepsgronden
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 28 juni 2011 heeft de raad van de gemeente Barneveld het projectbesluit "Krumselaarseweg I" vastgesteld.
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:1795
Artikel aanvragenVia Praktizijn