Jurisprudentie Bestuursrecht

Uitgever Sdu
Tijdschrift Jurisprudentie Bestuursrecht
Datum 20-07-2016
Aflevering 9
RubriekHoge Raad
TitelHoge Raad 03-06-2016
CiteertitelJB 2016/129
SamenvattingOnrechtmatige overheidsdaad, Causaal verband, Hypothetisch rechtmatig besluit, Verjaring rechtsvordering en stuiting.
Samenvatting (Bron)Overheidsaansprakelijkheid voor vernietigde vergunningen jegens aanvrager daarvan. HR 15 juni 1979, ECLI:NL:HR:1979:AC4193, NJ 1980/261 (Grubbenvorst/Caldenbroich) en HR 10 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2598, NJ 2009/515 (Barneveld/Sierkstra). Maatstaf voor causaliteit. Stuiting van verjaring (art. 3:317 BW). HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2741, NJ 2015/382. Feitelijk oordeel.
AnnotatorL.J.M. Timmermans
UitspraakECLI:NL:HR:2016:1112
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 26-04-2016
CiteertitelJB 2016/130
SamenvattingOmgevingsvergunning, Handhaving, Gemis aan procesbelang, Verbeurde dwangsom, Invordering niet meer mogelijk, Geen stuiting verjaring, Aanmaning, Ontbrekende waarschuwing bij aanmaning.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 3 september 2013 heeft het college [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom van 50.000,00 ineens gelast de werkzaamheden aan de bedrijfsloods op het perceel [locatie] te Deest te staken en gestaakt te houden.
AnnotatorJ.H. Meijer
UitspraakECLI:NL:RVS:2016:1142
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 18-05-2016
CiteertitelJB 2016/131
SamenvattingVerwijdering boatsaver, Last onder dwangsom, Verbindende kracht Landschapsverordening, Exceptieve toetsing.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 21 januari 2014 heeft het college [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast de bij het adres [locatie] te Breukelen (hierna: het perceel) aanwezige boatsaver te verwijderen en verwijderd te houden en niet op een andere met de Landschapsverordening Provincie Utrecht 2011 (hierna: de Lsv) strijdige locatie af te meren.
UitspraakECLI:NL:RVS:2016:1294
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 18-05-2016
CiteertitelJB 2016/132
SamenvattingVerklaring van geen bezwaar, weigering, Aangewezen vertrouwensfunctie, Passeren gebrek, Benadeling.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 10 oktober 2013 heeft de minister geweigerd [appellant] een verklaring van geen bezwaar (hierna: verklaring) te verstrekken ten behoeve van de vervulling van de functie projectleider Nucleair Security Summit (projectleider NSS).
UitspraakECLI:NL:RVS:2016:1312
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 18-05-2016
CiteertitelJB 2016/133
SamenvattingOnderzoek naar geschiktheid, Rijbewijs, ongeldigverklaring, Deskundigenadvies, Tegenbewijs, Toetsingsmaatstaf.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 7 januari 2014 heeft het CBR geconstateerd dat [appellant] niet voldoet aan de eisen van geschiktheid en zijn rijbewijs ongeldig verklaard voor alle categorieën.
UitspraakECLI:NL:RVS:2016:1328
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 25-05-2016
CiteertitelJB 2016/134
SamenvattingKosten spoedeisende bestuursdwang, Ontmanteling hennepkwekerij, Onderbouwing hoogte kosten.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 8 mei 2014 heeft het college de kosten van de toepassing van de spoedeisende bestuursdwang, bestaande uit de ontmanteling van een hennepkwekerij in een pand aan de [locatie] te Rotterdam vastgesteld op 1.150,00.
UitspraakECLI:NL:RVS:2016:1397
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 25-05-2016
CiteertitelJB 2016/135
SamenvattingWegslepen gehuurd voertuig, Belanghebbendheid huurder.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 4 april 2013 heeft het college bestuursdwang toegepast door het voertuig met kenteken [...] (hierna: het voertuig) weg te slepen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2016:1389
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 25-05-2016
CiteertitelJB 2016/136
SamenvattingLozingsvergunning, Geen zienswijze over ontwerpbesluit, Verwijtbaarheid, Kennisgeving ontwerpbesluit uitsluitend via elektronische weg, Verbindendheid Verordening elektronisch bekendmaken, Bekendmaking verordening in huis-aan-huisblad niet vereist, Beschikbaarheid waterschapsblad na elektronische uitgifte.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 29 juli 2014 heeft het dagelijks bestuur aan de rechtspersoon naar Belgisch recht Infrax Limburg O.V. een vergunning verleend voor het lozen van hemelwater in de Zouw te Maastricht.
UitspraakECLI:NL:RVS:2016:1403
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 25-05-2016
CiteertitelJB 2016/137
SamenvattingSpoedeisende bestuursdwang, Schending hoorplicht, Benadeling.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 14 augustus 2015 heeft het college zijn beslissing om op 3 augustus 2015 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 (hierna: de Afvalstoffenverordening) op onjuiste wijze aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten voor toepassing van bestuursdwang, te weten een bedrag van 125,00, voor rekening van [appellante] komen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2016:1426
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 25-05-2016
CiteertitelJB 2016/138
SamenvattingBeroepstermijn, Ontvangst, Ter post bezorging, Rechtseenheid.
Samenvatting (Bron)Bij uitspraak van 14 januari 2016, in zaak nr. 201508724/2/A4, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het beroep van [opposant] niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is aangehecht.
UitspraakECLI:NL:RVS:2016:1549
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 30-03-2016
CiteertitelJB 2016/139
SamenvattingVerjaring, Schadevergoeding.
Samenvatting (Bron)Verjaring. Verzoek om schadevergoeding terecht afgewezen. Appellant heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij pas op de datum van de einduitspraak van de Raad daadwerkelijk bekend is geworden met de beweerdelijk door het Uwv veroorzaakte schade. Van omstandigheden op grond waarvan geoordeeld moet worden dat de verjaringstermijn pas is aangevangen in 2007, is niet gebleken.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:1635
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 04-05-2016
CiteertitelJB 2016/140
SamenvattingOnredelijk gebruik van procesrecht.
Samenvatting (Bron)De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het bezwaar tegen het besluit van 1 februari 2011 kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen eerst op 17 juli 2013 ontvangen, terwijl de Svb bij besluit van 1 februari 2011 al had beslist op de aanvraag van juni 2010. Dit betekent dat de Svb ten tijde van de indiening van het beroepschrift van 17 juli 2013 niet in gebreke was als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Appellant wordt op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, wegens onredelijk gebruik van procesrecht veroordeeld in de proceskosten van de Svb.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:1691
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 04-05-2016
CiteertitelJB 2016/141
SamenvattingNadere zitting ten onrechte achterwege gelaten, Strijd met art. 8:57 Awb.
Samenvatting (Bron)Processueel. Achterwege laten van een nadere zitting. Strijd met 8:57 Awb.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:1699
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 17-05-2016
CiteertitelJB 2016/142
SamenvattingBestuurlijke boete, Verminderde verwijtbaarheid, Evenredigheid, Vaste gedragslijn bestuursorgaan.
Samenvatting (Bron)Boete wegens niet melden tijdelijke staking studie en wegvallen studiefinanciering van inwonende meerderjarige zoon. Herziening toeslag wegens mogelijke kostendeling. Verminderde verwijtbaarheid. Conform vaste gedragslijn 10% benadelingsbedrag met minimum van 150,-.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:1844
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 10-05-2016
CiteertitelJB 2016/143
SamenvattingBelanghebbende, afgeleid belang.
Samenvatting (Bron)Mede gelet op het verhandelde ter zitting bij het College is komen vast te staan dat appellant sub 1 en appellanten sub 4 tot en met sub 14 houders zijn van aandelen in SNS REAAL en/of achtergestelde obligaties in SNS Bank en dat appellante sub 2 de collectieve belangen van houders in achtergestelde obligaties in SNS Bank behartigt. Het SREP-besluit betreft een door DNB aan SNS Bank opgelegde verplichting om haar kernkapitaal aan te vullen. Het College houdt het ervoor dat een eventuele waardevermindering van de effecten een belang van appellanten betreft dat uitsluitend voortvloeit uit de contractuele relatie die berust op hun hoedanigheid als houder van aandelen en/of achtergestelde obligaties van SNS REAAL en/of SNS Bank. Dat geldt evenzeer voor de beslissing van SNS REAAL en SNS Bank om hun bezwaren tegen het SREP-besluit in te trekken en te berusten in de (destijds) aan SNS Bank opgelegde verplichting om haar kernkapitaal aan te vullen. Appellanten hebben geen eigen, aan SNS Bank tegengesteld belang, maar een afgeleid belang bij het SREP-besluit. De door appellanten gemaakte vergelijking met civiele rechtspraak waarin volgens hen wordt aangenomen dat een aandeelhouder van een vennootschap ontvankelijk is in een vordering tegen een derde tot vergoeding van het koersverlies op zijn aandelen dat (mede) is ontstaan doordat deze derde de vennootschap schade heeft toegebracht, indien de vennootschap zelf niet (meer) in staat is om schadevergoeding van de derde te vorderen, stuit af op het hier van toepassing zijnde artikel 1:2 van de Awb. Het betoog van appellanten dat zij een rechtstreeks belang hebben bij het SREP-besluit, omdat dit besluit en het onteigeningsbesluit als één besluit moeten worden aangemerkt en appellanten in de onteigeningsprocedure wel als belanghebbende zijn aangemerkt, faalt eveneens. Vast staat dat het SREP-besluit enkel berust op artikel 3:llla, tweede lid, in samenhang met de artikelen 3:17 en 3:18a van de Wft en de artikelen 24a en 25a van het Besluit prudentiële regels Wft. Uit deze bepalingen volgt niet dat een dergelijk besluit van DNB ertoe strekt een maatregel te zijn ter voorbereiding van een onteigeningsbesluit. Het onteigeningsbesluit heeft de minister zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid genomen. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het College het SREP-besluit feitelijk noch rechtens worden beschouwd als samenvallend met, dan wel deel uitmakend van, het onteigeningsbesluit. Het onteigeningsbesluit heeft de onteigening van de effecten bewerkstelligd. Dat in de onteigeningsprocedure een beoordeling van de rechtmatigheid van het SREP-besluit niet aan de orde is (geweest) en de Afdeling in deze procedure appellanten wel als belanghebbende heeft aangemerkt, maakt het voorgaande niet anders. Voor de onteigening van de effecten en vermogensbestanddelen kon aan SNS REAAL en SNS Bank om schadeloosstelling worden verzocht. De begrenzing ten aanzien van wie bezwaar en beroep tegen een besluit kan instellen is in dit geval gelegen in de contractuele relatie die de bezwaarmakers hebben met degene tot wie het desbetreffende besluit is gericht. Als houders van aandelen en achtergestelde obligaties hebben bezwaarmakers aanvaard dat de waarde van een verworven effect afhankelijk is van ontwikkelingen in de markt, die onder meer kunnen worden beïnvloed door beslissingen van bestuursorganen en/of het bestuur van de desbetreffende onderneming. (Vermeende) onwelgevallige beslissingen van bestuursorganen zijn aldus te beschouwen als een verwezenlijking van dit door een effectenhouder aanvaarde risico. Zoals volgt uit de zinsnede degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken in artikel 1:2 van de Awb kan dit slechts anders zijn indien die beslissingen directe gevolgen hebben of kunnen hebben voor de waarde van effecten. Aangezien het SREP-besluft slechts indirecte gevolgen heeft of kan hebben voor effectenhouders als appellanten, dienen die gevolgen voor hun rekening en risico te komen. Het door appellanten ter zitting ingeroepen artikel 3:4 van de Awb komt pas aan de orde na de (voor)vraag wie bezwaar en beroep kan instellen en biedt dan ook geen grondslag voor een doorbreking dan wel ruimere uitleg van het bepaalde in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Voorts wijst het College erop dat appellanten in het kader van een verzoek om schadevergoeding de (vermeende) onrechtmatigheid van het SREP-besluit en/of de genoemde intrekking van SNS REAAL en SNS Bank van hun bezwaar aan de orde kunnen stellen bij de burgerlijke rechter. In het licht van het voorgaande valt niet in te zien dat de door appellanten ingeroepen artikelen 6 en 13 van het EVRM dwingen tot een ruimere uitleg van het wettelijk begrip belanghebbende.
UitspraakECLI:NL:CBB:2016:105
Artikel aanvragenVia Praktizijn