AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 22-07-2021
Aflevering 28
RubriekHof van Justitie van de Europese Unie
TitelHvJ EU 20-04-2021, C-896/19
CiteertitelAB 2021/211
SamenvattingOnafhankelijkheid van nationale rechters. Repubblika.
AnnotatorP.M. van den Eijnden
UitspraakECLI:EU:C:2021:311MNTPMVANDENEIJNDEN
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 12-05-2021
CiteertitelAB 2021/212
SamenvattingMilieu-informatie.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 8 mei 2018 heeft de Stichting Bloembollenkeuringsdienst een verzoek van [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur afgewezen. In deze zaak gaat het om het verzoek dat [appellant] op grond van de Wob heeft gedaan. De Afdeling moet beoordelen of de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 29 augustus 2018 in stand konden blijven. Het grootste gedeelte van wat [appellant] heeft aangevoerd gaat over fraude die hij op het spoor zou zijn gekomen in de bloembollensector en dat de BKD in strijd zou handelen met de Zaaizaad- en Plantgoedwet waardoor de fraude in stand blijft. Meer specifiek gaat het over een bloembollenkraam met tulpenrassen die volgens [appellant] frauduleus zijn verhandeld of verdwenen. Hierdoor vielen deze rassen volgens [appellant] ten onrechte niet meer onder de failliete boedel van het betrokken bedrijf en is veel schade geleden.
AnnotatorP.J. Stolk
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1002
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 03-03-2021
CiteertitelAB 2021/213
SamenvattingToetsing op maat.
Samenvatting (Bron)Bij tussenuitspraak van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1879, heeft de Afdeling het college van burgemeester en wethouders van Haarlem opgedragen het geconstateerde gebrek in het besluit van 8 oktober 2019 te herstellen. In dat besluit heeft het college het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 14 juni 2019 tot vaststelling van het plaatsingsplan waarop locaties in de wijk Ter Kleefkwartier zijn aangewezen voor afvalcontainers ongegrond verklaard. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de locatie bij Jan de Braystraat 10 geschikt is voor plaatsing van de gft-container en dat de alternatieve locaties die [appellant] heeft voorgesteld minder geschikt zijn. De Afdeling is op basis van de nadere motivering van het college en de zienswijze van [appellant] tot het oordeel gekomen dat het college niet in redelijkheid voor de locatie bij Jan de Braystraat 10 heeft kunnen kiezen.
AnnotatorR. Ortlep
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:429
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 17-02-2021
CiteertitelAB 2021/214
SamenvattingLegaliseringsaanvraag net voor verstrijken begunstigingstermijn: wie te lang wacht, moet op de blaren zitten.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 19 juni 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop Free Heart Vastgoed B.V., Free Heart B.V. en [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast om verschillende gestelde overtredingen van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en b, en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) op het perceel nabij de Meije 300 te Zegveld te beëindigen en beëindigd te houden. Free Heart exploiteert op het perceel de buitenplaats "De Blauwe Meije". Deze buitenplaats ligt deels op grondgebied van de gemeente Nieuwkoop en deels op grondgebied van de gemeente Woerden. Het Nieuwkoopse deel van de buitenplaats ligt aan weerszijden van de rivier de Meije en biedt onder meer ruimte aan een beeldentuin. Voor deze beeldentuin en zes parkeerplaatsen heeft het college op 24 februari 2015 omgevingsvergunning verleend. Ten tijde van het handhavingsbesluit beschikte Free Heart bovendien over een omgevingsvergunning.
AnnotatorT.N. Sanders
LinkVolledige tekst annotatie (handhavingsrecht.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:326
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 06-05-2021
CiteertitelAB 2021/215
SamenvattingRedelijke termijn. Coronamaatregelen.
Samenvatting (Bron)Het medisch onderzoek heeft op zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Er bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Appellante wordt niet gevolgd in haar standpunt dat onvoldoende beperkingen zijn vastgesteld voor haar lichamelijke klachten. De verzekeringsartsen hebben terecht geen aanleiding gezien voor het aannemen van een (verdergaande) urenbeperking. Ook wordt de rechtbank gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellante geschikt zijn. Het standpunt van appellante dat door het bijduiden van nieuwe functies in bezwaar ten onrechte geen uitlooptermijn in acht is genomen wordt niet gevolgd. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Bij deze uitkomst wordt het verzoek om veroordeling van het Uwv tot schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente afgewezen. De redelijke termijn is voor een procedure in drie instanties in zaken zoals deze in beginsel niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar heeft geduurd (zie de uitspraak van de Raad van 26 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009). Naar het oordeel van de Raad is de coronacrisis een uitzonderlijke en onvoorzienbare situatie die voldoende reden geeft om een langere redelijke termijn dan een termijn van vier jaar te hanteren. De termijn wordt met vier maanden verlengd. Voor het voorliggende geval betekent dit het volgende. De overschrijding van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden in de fase bij de bestuursrechter. De redelijke termijn is in dit geval met ruim drie maanden overschreden. Voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten bestaat geen aanleiding. In verband met het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn bestaat er aanleiding de Staat te veroordelen in de proceskosten van appellante ter zake van dat verzoek.
AnnotatorA.M.L. Jansen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:1116
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 16-02-2021
CiteertitelAB 2021/216
SamenvattingRedelijke termijn. Coronamaatregelen.
Samenvatting (Bron)GLB. Randvoorwaardenkorting. Verzorging ziek of gewond dier. Herhaalde niet-naleving. Redelijke termijn. Verlenging van de redelijke termijn met vier maanden omdat een geplande zitting moest worden uitgesteld wegens de sluiting van de gerechtsgebouwen vanwege de coronamaatregelen.
AnnotatorA.M.L. Jansen
UitspraakECLI:NL:CBB:2021:158
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 02-02-2021
CiteertitelAB 2021/217
SamenvattingGeen bijzondere bijstand.
Samenvatting (Bron)Afgewezen aanvraag bijzondere bijstand kosten orthodontiebehandeling dochter. Voorliggende voorziening. Geen dringende redenen. Beroep op vertrouwensbeginsel slaagt niet. De Zvw is een toereikende en passende voorziening voor de kosten van tandheelkundige behandeling. Dat is ook zo indien de gemaakte kosten niet geheel door de voorliggende voorziening worden vergoed. De grond dat appellante op advies van het college is overgestapt naar een andere zorgverzekeraar en daardoor financieel is benadeeld slaagt niet. Het advies van het college aan appellante om een ander pakket bij een andere verzekeraar af te sluiten is niet te beschouwen als een toezegging, toelating of gedraging, waaruit appellante kon en mocht afleiden dat voor kosten, die niet door dat pakket zouden worden gedekt, bijzondere bijstand wordt verleend.
AnnotatorL.J.A. Damen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:288
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 11-02-2021
CiteertitelAB 2021/218
SamenvattingGeen toezeggingen.
Samenvatting (Bron)Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn bezwaar tegen de conceptbeoordeling ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Dit betoog slaagt niet. Wat betreft de aard van de aanstelling heeft appellant het standpunt ingenomen dat de hem per 1 mei 2017 aangeboden aanstelling er een in vaste dienst was en dat het al dan niet verlengen van de aanstelling daarom niet aan de orde is. Dit betoog slaagt niet. Appellant heeft tegen het aanstellingsbesluit geen bezwaar gemaakt waardoor dit besluit en daarmee de tijdelijke duur van de aanstelling in rechte is komen vast te staan. Het aanstellingsbesluit is voor de rechtspositie van appellant bepalend. De vacaturetekst, noch de beweerde uitlating van de leidinggevende kunnen leiden tot een geslaagd beroep op het op het vertrouwensbeginsel. Tot slot heeft appellant aangevoerd dat het college vanwege het aandeel van C in het conflict met appellant, de uitval wegens ziekte van appellant en het gebrek aan begeleiding vanuit de gemeente tot een andere afweging had moeten komen. De Raad volgt appellant hierin niet. Het hoger beroep moet ongegrond worden verklaard en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
AnnotatorL.J.A. Damen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:282
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 18-02-2021
CiteertitelAB 2021/219
SamenvattingGeen gerechtvaardigde verwachtingen.
Samenvatting (Bron)Vaststelling salarisschaal. Appellant heeft gesolliciteerd op een functie die extern is opengesteld, maar dat betekent niet dat hij gelijkgesteld kan worden aan een externe kandidaat, omdat appellant al werkzaam was bij de Belastingdienst. De regels van de PUB zijn daarom op hem van toepassing. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om daarvan af te wijken. Geen geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel.
AnnotatorL.J.A. Damen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:361
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Midden-Nederland 28-06-2021
CiteertitelAB 2021/220
SamenvattingOpenbaarheid.
Samenvatting (Bron)De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) moet binnen twee maanden een beslissing nemen op Wob-verzoeken van de NOS en de NTR over de coronapandemie. Dat heeft de rechtbank Midden-Nederland beslist. De NOS en NTR hebben eind mei 2020 meerdere Wob-verzoeken ingediend, maar het ministerie heeft niet op tijd op die verzoeken gereageerd. De rechtbank bepaalt nu dat dat alsnog moet gebeuren en wel binnen twee maanden, op straffe van een dwangsom. Als gevolg van de coronapandemie zijn op het ministerie van VWS veel documenten aanwezig die betrekking hebben op het coronavirus en de bestrijding daarvan. Dit resulteerde in veel Wob-verzoeken (Wet openbaarheid van bestuur). Vanwege de hoeveelheid hanteerde het ministerie een aangepaste werkwijze voor de afhandeling van de verzoeken. De omroepen vroegen op 28 en 29 mei 2020 om openbaarmaking van documenten over de periode tot juni 2020. Het gaat onder andere over communicatie tussen het ministerie en het Outbreak Management Team (OMT), de corona-app en documenten over de besmettelijkheid van kinderen. Op deze 3 verzoeken van de NOS en NTR is niet op tijd beslist en op één verzoek is slechts deels beslist. Bovendien is zo concludeert de rechtbank die deelbeslissing geen beslissing op de Wob-verzoeken van de NOS en de NTR, maar openbaarmakingsbeslissingen uit eigen beweging. Op geen van de drie Wob-verzoeken van de NOS en NTR is dus tijdig beslist. In de Wet openbaarheid van bestuur staat dat een overheidsorgaan binnen vier weken moet beslissen op een verzoek, eventueel is een verlenging van die termijn mogelijk. De minister van VWS heeft in de zaken van de NOS en NTR verzaakt om tijdig te beslissen. Dat betekent dat het ministerie alsnog moet beslissen op de drie Wob-verzoeken en dat de rechtbank daarvoor een termijn bepaalt. De rechtbank is wél van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden zodat de standaard termijn van twee weken, zoals die wordt gehanteerd bij een geslaagd beroep op het niet tijdig beslissen, te kort is. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen 2 maanden alsnog moet beslissen op de 3 Wob-verzoeken van de NOS en NTR. Met deze termijn wordt recht gedaan aan het belang van de omroepen om zo snel mogelijk een beslissing te nemen en wordt recht gedaan aan het belang van de minister om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen. Als stok achter de deur legt de rechtbank de minister een dwangsom op van 250,- voor iedere dag dat er te laat wordt gereageerd met een maximum van 37.500,-.
AnnotatorP.J. Stolk
UitspraakECLI:NL:RBMNE:2021:2719
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Midden-Nederland 15-09-2020
CiteertitelAB 2021/221
SamenvattingEffectieve rechtsbescherming. Subsidieprocedure.
Samenvatting (Bron)Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten heeft de subsidie voor het zwembad in Biddinghuizen niet gekregen. Het gaat om een tenderprocedure in het kader van het Fonds Leefbaarheid Landelijk gebied 2019 van de Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland. De Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland heeft onvoldoende inzicht gegeven in de totstandkoming van de rangorde en zij heeft niet voldaan aan hun vergewisplicht. Het beroep is gegrond.
AnnotatorE.M.J. Hardy
UitspraakECLI:NL:RBMNE:2020:3958
Artikel aanvragenVia Praktizijn