AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 09-01-2022
Aflevering 2
RubriekHof van Justitie van de Europese Unie
TitelHvJ EU 02-09-2021, C-579/19
CiteertitelAB 2022/10
SamenvattingBeperkte rechterlijke toetsing van beslissing dierenarts om gezondheidsmerk voor karkas te weigeren niet in strijd met art. 47 Handvest. Food Standards Agency.
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 2 september 2021.#R, ? la demande de Association of Independent Meat Suppliers and another tegen The Food Standards Agency.#Verzoek van Supreme Court of the United Kingdom om een prejudici?le beslissing.#Prejudici?le verwijzing - Bescherming van de gezondheid - Verordening (EG) nr. 854/2004 - Artikel 5, lid 2 - Verordening (EG) nr. 882/2004 - Artikel 54, lid 3 - Hygi?nevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong - Post-mortemkeuring van het karkas en van het slachtafval - Offici?le dierenarts - Gezondheidsmerk - Weigering - Vlees dat ongeschikt wordt verklaard voor menselijke consumptie - Recht op een voorziening in rechte tegen een beslissing van de offici?le dierenarts - Effectieve rechterlijke bescherming - Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.#Zaak C-579/19.
AnnotatorR.J.G.M. Widdershoven
UitspraakECLI:EU:C:2021:665
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekHoge Raad
TitelHoge Raad 26-11-2021
CiteertitelAB 2022/11
SamenvattingGemeentelijke gronduitgifte. Privaatrechtelijke overheidsovereenkomst. Staatssteun en mededinging.
Samenvatting (Bron)Verkoop onroerende zaak door overheidslichaam. Gebondenheid aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur, gelijkheidsbeginsel (art. 3:14 BW). Verplichting voor overheidslichaam om mededingingsruimte en transparantie te bieden. Staatssteun?
AnnotatorF.J. van Ommeren
UitspraakECLI:NL:HR:2021:1778
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 20-10-2021
CiteertitelAB 2022/12
SamenvattingWob-verzoek. Gefaseerde besluitvorming. Niet-tijdige besluitvorming. Recht van journalisten.
Samenvatting (Bron)De NOS en de NTR hebben bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 28 en 29 mei 2020 in totaal drie verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur ingediend. De NOS en de NTR verzorgen het programma Nieuwsuur. Zij hebben bij de minister op 28 en 29 mei 2020 drie verzoeken ingediend op grond van de Wob. De verzoeken van de NOS en de NTR hebben volgens de minister betrekking op bijna 25.000 documenten. De NOS en de NTR zijn van mening dat niet tijdig is besloten op de drie Wob-verzoeken en hebben beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit. Volgens hen is de door de minister toegepaste werkwijze in strijd met de Wob. Vast staat en ook niet in geschil is dat de minister ten tijde van de procedure bij de rechtbank geen besluiten had genomen op de verzoeken van de NOS en de NTR. De Afdeling zal moeten beoordelen of de naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank aangepaste gefaseerde werkwijze van de minister in overeenstemming is met de Wob.
AnnotatorL.F.D. Honée , A. Drahmann
LinkVolledige tekst annotatie (Universiteitleiden.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2348
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 20-10-2021
CiteertitelAB 2022/13
SamenvattingWob-verzoek. Gefaseerde besluitvorming. Niet-tijdige besluitvorming. Recht van journalisten.
Samenvatting (Bron)Op 2 februari 2021 heeft [appellant] bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vier verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur ingediend. [appellant] is als onderzoeksjournalist verbonden aan The Investigative Desk. In het kader van zijn werk heeft hij bij de minister op 2 februari 2021 met betrekking tot de coronapandemie vier verzoeken op grond van de Wob ingediend. De verzoeken van [appellant] hebben volgens de minister betrekking op ongeveer 310.000 documenten. [appellant] heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op zijn Wob-verzoeken. Hij betoogt dat de minister zijn verzoeken direct onder een aangepast werkproces heeft geschaard terwijl hij daar niet mee heeft ingestemd. Vast staat en ook niet in geschil is dat de minister ten tijde van de procedure bij de rechtbank geen besluiten had genomen op de verzoeken van [appellant]. De Afdeling moet beoordelen of de gefaseerde werkwijze van de minister in overeenstemming is met de Wob.
AnnotatorL.F.D. Honée , A. Drahmann
LinkVolledige tekst annotatie (Universiteitleiden.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2346
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 20-10-2021
CiteertitelAB 2022/14
SamenvattingWet Bibob. Sprake van een ernstig gevaar van misbruik.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 17 juni 2019 heeft de burgemeester van Tilburg de aan [appellant] verleende vergunning op grond van de Drank- en Horecawet en de exploitatievergunning ingetrokken. [appellant] exploiteerde een horeca-inrichting, [bedrijf], in Tilburg. Op 22 januari 2015 heeft de burgemeester aan [appellant] een DHW-vergunning, een exploitatievergunning en een aanwezigheidsvergunning voor het mogen plaatsen van twee kansspelautomaten in zijn horeca-inrichting voor de duur van vier jaar verleend. Uit een rapport blijkt dat op 2 maart 2018 bij een controle bij [bedrijf] is geconstateerd dat in de horeca-inrichting laptops aanwezig waren die werden gebruikt als kansspelautomaat, zonder dat deze laptops voorzien waren van een merkteken. Dit is een overtreding van de Wet op de kansspelen. Hij heeft [appellant] gevraagd om een vragenformulier in te vullen. [appellant] heeft dit niet gedaan. Omdat [appellant] de gevraagde gegevens niet heeft verstrekt, heeft de burgemeester de vergunningen ingetrokken.
AnnotatorB. van der Vorm
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2329
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 04-08-2021
CiteertitelAB 2022/15
SamenvattingIntegrale geloofwaardigheidsbeoordeling asielzaken. Daadwerkelijke en kenbare motivering vereist van gewicht bewijsstukken seksuele gerichtheid.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 23 februari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. De vreemdeling heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en uit Nigeria is gevlucht nadat hij werd betrapt, terwijl hij intiem was met zijn partner. Hij heeft de gestelde betrapping en daardoor ontstane problemen niet met zijn verklaringen of met bewijsmateriaal aannemelijk gemaakt. De vreemdeling heeft echter ook stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn gestelde seksuele gerichtheid. In deze uitspraak gaat het om de vraag of de staatssecretaris deugdelijk gemotiveerd op die stukken is ingegaan en of hij ze bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door de vreemdeling gestelde seksuele gerichtheid integraal heeft bezien in relatie tot de door de vreemdeling afgelegde verklaringen.
AnnotatorA.M. Reneman , V.M. Bex-Reimert
LinkVolledige tekst annotatie (RuG.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1754
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 30-06-2021
CiteertitelAB 2022/16
SamenvattingGeen beginselplicht tot handhaving bij bestuurlijke boete.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 6 augustus 2018 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het Pieter Baan Centrum afgewezen. [appellant] heeft de AP verzocht handhavend op te treden tegen het PBC, onder meer door het opleggen van een bestuurlijke boete, wegens overtreding van artikel 9, vierde lid, en artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Aanleiding voor het verzoek is dat in een door [appellant] tegen de (waarnemend) directeur van het PBC aangespannen klachtprocedure bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door het PBC een aantal bij brief van 5 januari 2018 nader aan [appellant] verstrekte stukken met daarin hem betreffende medische gegevens ook aan het tuchtcollege is toegezonden.
AnnotatorM.L. van Emmerik , T. Barkhuysen
LinkVolledige tekst annotatie (Universiteitleiden.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1407
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 31-03-2021
CiteertitelAB 2022/17
SamenvattingHavenbedrijf Rotterdam NV is geen bestuursorgaan en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan. Wob niet van toepasing.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 3 oktober 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam beslist op het door [appellant] ingediende verzoek om hem op grond van de Wet openbaarheid van bestuur informatie te verstrekken. [appellant] is journalist en in die hoedanigheid geïnteresseerd in de buitenlandse activiteiten van het Havenbedrijf Rotterdam, in het bijzonder in de deelneming in het havenproject Kuala Tanjung in Indonesië. Hij heeft daarom een Wob-verzoek ingediend bij het Havenbedrijf Rotterdam dat het verzoek heeft doorgezonden aan het college. Niet in geschil is dat [appellant] nu alleen nog verzoekt om openbaarmaking van vier documenten. Het college heeft bij het besluit van 3 oktober 2018 aan [appellant] meegedeeld dat het Havenbedrijf geen bestuursorgaan is als bedoeld in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht en dat om die reden het bij het Havenbedrijf ingediende Wob-verzoek is doorgezonden naar het college.
AnnotatorH. Peters
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:658
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 25-02-2021
CiteertitelAB 2022/18
SamenvattingDichtregelen discretionaire bevoegdheid tot terugvordering in lagere subsidieregeling. Onverbindend. Belangenafweging.
Samenvatting (Bron)Scholingsvoucher. Subsidie is niet besteed voor beoogde opleiding. Subsidieregeling in strijd met terugvorderingsbevoegdheid Awb. Discretionaire bevoegdheid tot terugvordering verplicht tot belangenafweging. Motiveringsgebrek gepasseerd omdat terugvordering voldoet aan beleidsregel.
AnnotatorJ.E. van den Brink
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:417
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 11-11-2021
CiteertitelAB 2022/19
SamenvattingDichtregelen discretionaire bevoegdheid tot terugvordering in lagere subsidieregeling. Onverbindend. Belangenafweging.
Samenvatting (Bron)Niet in geschil is dat appellant zijn certificaat heeft behaald op 31 oktober 2016 en dat hij zijn aanvraag voor de scholingsvoucher heeft gedaan op 23 december 2016. Dit is niet binnen de in artikel 5, eerste lid, van de Regeling genoemde termijn van uiterlijk twee weken na aanvang van de scholing. Bovendien heeft appellant bij zijn aanvraag vermeld dat de opleiding zou beginnen per 7 januari 2017, terwijl hij het certificaat van die opleiding toen al had behaald. Daardoor heeft het Uwv ten onrechte de scholingsvoucher toegekend, terwijl appellant wist of behoorde te weten dat dit onjuist was. Dit betekent dat het Uwv op grond van artikel 4:49, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb bevoegd was de subsidie in te trekken. Partijen verschillen van mening over de vraag of het Uwv in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Beleidsnotitie Herziening en terugvordering scholingsvoucher van 4 maart 2019. Gelet op de omstandigheden wordt geoordeeld dat het Uwv in redelijkheid tot intrekking van de subsidievaststelling heeft kunnen besluiten. Uit artikel 4:57 van de Awb volgt echter dat sprake is van een discretionaire bevoegdheid tot terugvordering. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Ook het Uwv heeft zich eerst in verweer in het hoger beroep op het standpunt gesteld dat bij een terugvordering als hier aan de orde, sprake is van een discretionaire bevoegdheid, waardoor op grond van artikel 3:4, eerste lid, van de Awb de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen moeten worden afgewogen. Gelet op wat hiervoor is overwogen, kleeft aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek. Aanleiding bestaat om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat aannemelijk is dat appellant hierdoor niet is benadeeld. In de hoger beroepsprocedure heeft het Uwv nader uiteengezet dat in de Beleidsnotitie is verwoord in welke gevallen van terugvordering wordt afgezien. Appellant voldoet niet aan deze criteria. Verder is het Uwv niet gebleken dat appellant als gevolg van de terugvordering in onoverkomelijke problemen is komen te verkeren. Appellant heeft dit niet betwist. Uit de door appellant ter zitting gegeven beschrijving van de gang van zaken rond de aanvraag, volgt dat deze in overwegende mate werd geregeld door zijn werkgever. Appellant is echter zelf verantwoordelijk voor de juistheid van de aanvraag. Voor zover de werkgever daarbij fouten heeft gemaakt, kan appellant zich daarvoor tot zijn werkgever wenden. Appellant heeft niet onderbouwd dat deze collegas in dezelfde positie verkeerden als hij. Ook overigens zijn door appellant geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het Uwv van de terugvordering zou moeten afzien. Dit betekent dat het Uwv in redelijkheid kon overgaan tot rugvordering van de aan appellant verleende subsidie. Uit de overwegingen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden, zal worden bevestigd.
AnnotatorJ.E. van den Brink
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:2814
Artikel aanvragenVia Praktizijn