AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 25-05-2022
Aflevering 21
RubriekHof van Justitie van de Europese Unie
TitelHvJ EU 24-02-2022, C-175/20
CiteertitelAB 2022/173
SamenvattingHet verzamelen van informatie die een aanzienlijke hoeveelheid persoonsgegevens inhoudt waartoe de belastingautoriteit van een lidstaat overgaat bij een marktdeelnemer is onderworpen aan de vereisten van de AVG, in het bijzonder die van artikel 5, lid 1.
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 24 februari 2022.#SIA ,,SS" tegen Valsts ienemumu dienests.#Prejudiciele verwijzing - Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens - Verordening (EU) 2016/679 - Artikel 2 - Toepassingsgebied - Artikel 4 - Begrip ,verwerking' - Artikel 5 - Beginselen inzake verwerking - Doelbinding - Minimale gegevensverwerking - Artikel 6 - Rechtmatigheid van de verwerking - Verwerking noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang die aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen - Verwerking noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust - Artikel 23 - Beperkingen - Verwerking van gegevens voor fiscale doeleinden - Verzoek om informatie over online geplaatste advertenties voor de verkoop van voertuigen - Evenredigheid.#Zaak C-175/20.
AnnotatorL.E.C. Neve
LinkVolledige tekst annotatie (EUR.nl)
UitspraakECLI:EU:C:2022:124
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 22-12-2021
CiteertitelAB 2022/174
SamenvattingBeginsel van effectieve rechtsbescherming noopt tot ex tunc-beoordeling in bezwaar.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 26 april 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de aanvraag van [bedrijf] voor een exploitatievergunning voor het vervoeren van passagiers met het [bedrijfsvaartuig] afgewezen. Op 2 november 2016 heeft [bedrijf] een aanvraag gedaan voor een exploitatievergunning voor het vervoeren van passagiers met het vaartuig [bedrijfsvaartuig]. Het college heeft aan die aanvraag een rangnummer toegekend. Omdat dit rangnummer hoger was dan het aantal beschikbare vergunningen is de aanvraag afgewezen. Bij besluit van 13 juni 2018 heeft het college het bezwaar van [bedrijf] tegen de afwijzing ongegrond verklaard, omdat er een vergunningstop gold. Bij uitspraak van 13 december 2018 heeft de rechtbank het beroep van [bedrijf] tegen het besluit van 13 juni 2018 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
AnnotatorJ. Wieland
LinkVolledige tekst annotatie (Stijladvocaten.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2918
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 24-11-2021
CiteertitelAB 2022/175
SamenvattingHet bewijsbeleid van het IMG, dat voor dit bestuursorgaan strenger is dan de Hoge Raad eist, is deels juist en deels onjuist toegepast.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 2 december 2019 heeft de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen aan [appellant] een schadevergoeding toegekend van € 7.756,45. [appellant] is eigenaar van de woning aan de [locatie]. De woning is gebouwd in 2003 en bevindt zich boven het Groningenveld, in het gebied waar zich als gevolg van gaswinning bodemdaling en aardbevingen voordoen. Op 16 januari 2018 heeft [appellant] schade als gevolg van mijnbouwactiviteiten in het Groningenveld gemeld bij het Centrum Veilig Wonen. In 2013 is een omvangrijke schade aan de woning behandeld en afgewikkeld. In deze procedure gaat het om nieuwe schades en om schades die volgens [appellant] na herstel in 2013 weer zijn ontstaan door mijnbouwactiviteiten.
AnnotatorH.E. Bröring
LinkVolledige tekst annotatie (RuG.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2631
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 24-11-2021
CiteertitelAB 2022/176
SamenvattingUitgangspunt is dat de schadevergoeding de gelaedeerde zoveel mogelijk in de toestand moet brengen waarin hij zou verkeren indien het schadeveroorzakende feit niet zou hebben plaatsgevonden. Op verhuiskosten is een concrete schadeberekening van toepassing.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 6 december 2019 heeft de minister van Economische Zaken aan [appellant sub 1] een schadevergoeding van € 13.805,42, inclusief wettelijke rente, toegekend. [appellant sub 1] is sinds december 2015 eigenaar van de woning aan [locatie] in [woonplaats]. De woning is gebouwd in 1975 en bevindt zich boven het Groningenveld, in het gebied waar zich als gevolg van gaswinning bodemdaling en aardbevingen voordoen. Op 24 december 2018 heeft [appellant sub 1] schade aan de woning als gevolg van mijnbouwactiviteiten in het Groningenveld gemeld bij de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen. De schade is onder meer omschreven als scheuren in de vloer van de hal en de woonkamer. Bij besluit van 20 mei 2020 heeft de Tijdelijke Commissie geen aanleiding gezien een hogere schadevergoeding toe te kennen dan € 13.805,42, inclusief wettelijke rente, voor schades 1 t/m 7.
AnnotatorH.E. Bröring
LinkVolledige tekst annotatie (RuG.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2625
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 01-12-2021
CiteertitelAB 2022/177
SamenvattingDe werkwijze van het IMG met betrekking tot de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de door hem ingeschakelde deskundigen is aanvaardbaar. Er is geen grond voor het oordeel dat de betrokken deskundigen niet voldoende deskundig zijn.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 15 april 2019 heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat aan [appellant] een schadevergoeding van € 34.397,83, inclusief wettelijke rente, toegekend. [appellant] is sinds 1996 eigenaar van de woning aan de [locatie] te Haren. De woning is gebouwd in 1936 en bevindt zich boven het Groningenveld, in het gebied waar zich als gevolg van gaswinning bodemdaling en aardbevingen voordoen. Op 18 juni 2017 heeft [appellant] schade als gevolg van mijnbouwactiviteiten in het Groningenveld gemeld bij het Centrum Veilig Wonen. Bij besluiten van 20 september 2019 en 10 september 2020 heeft het Instituut aan [appellant] € 47.190,28, inclusief wettelijke rente, toegekend voor het herstel van 55 schades aan gevels, wanden en plafonds van de woning.
AnnotatorH.E. Bröring
LinkVolledige tekst annotatie (RuG.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2682
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 17-03-2022
CiteertitelAB 2022/178
SamenvattingUWV mag een verzekerde met een kwetsbare persoonlijkheid niet blijvend een ZW-uitkering weigeren. Het aangaan van een seksuele relatie met een cliënt is verwijtbaar, maar niet in overwegende mate.
Samenvatting (Bron)Benadelingshandeling. ZW. Verminderde verwijtbaarheid. Anders dan de rechtbank en het Uwv wordt geoordeeld dat van de gepleegde benadelingshandeling appellante niet in overwegende mate een verwijt kan worden gemaakt. In dat kader is van belang dat bij appellante sprake is van een kwetsbare persoonlijkheid. Appellante is gediagnosticeerd met een borderline persoonlijkheidsstoornis, PTSS en stemmingsproblematiek. Bij een WIA-beoordeling per 11 december 2013 is appellante vanwege haar psychische problematiek onder andere aangewezen geacht op werk waarin meestal weinig of geen direct contact met patiënten of hulpbehoevenden is vereist (sommige beroepen in de zorg- en hulpverlening). Appellante is desondanks een paar jaar later als assistent ervaringsdeskundige gaan werken met patiënten/hulpbehoevenden. Verder staat in een verslag van 7 maart 2014 van neuropsychologisch onderzoek vermeld dat sprake is van een grote kwetsbaarheid om onder druk niet meer helder te kunnen denken, waarbij concentratieproblemen en vervreemding kunnen optreden, alsook een verlies van grip op de werkelijkheid. Uit de gedingstukken volgt dat appellante in de periode waarin het haar verweten gedrag heeft plaatsgevonden, ernstige psychische problemen had. Anders dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd, wordt op grond van alle feiten en omstandigheden geoordeeld dat appellante van de gepleegde benadelingshandeling niet in overwegende mate een verwijt kan worden gemaakt. Nu in het bestreden besluit tot een andersluidende conclusie is gekomen, voldoet dat besluit niet aan de motiveringseis neergelegd in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
AnnotatorA.C. Hendriks
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:626
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 24-02-2022
CiteertitelAB 2022/179
SamenvattingVerdenking van simulatie arbeidsongeschiktheid is achteraf gezien volgens deskundige onjuist. Als UWV daarop de eerdere beoordelingen niet aanpast, gebiedt CRvB het UWV dit besluit te herstellen.
Samenvatting (Bron)In de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 september 2019 wordt het verlaten van de diagnose simulatie door Mutsaers als nieuw feit erkend. Evenwel leidt dit volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet tot een wijziging van de eerdere beoordelingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarmee onvoldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom de informatie van Mutsaers geen aanleiding geeft om terug te komen van de eerdere besluiten die in het kader van de WAO en ZW zijn genomen. De gemachtigde van het Uwv heeft ter zitting geen afdoende toelichting kunnen geven. Gelet hierop kan niet worden gesteld dat het bestreden besluit wordt gedragen door een afdoende medische grondslag. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd. Er bestaat aanleiding om het Uwv met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het Uwv dient een nadere medische beoordeling te verrichten met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. Hierbij dient te worden ingegaan op de door psychiater Mutsaers in de rapporten van 23 november 2009 en 27 november 2018 genoemde psychische belastbaarheid van appellant. Het Uwv dient inzichtelijk te motiveren of de door Mutsaers in zijn rapport van 23 november 2009 genoemde beperkingen van appellant dienen te worden gevolgd en of dit aanleiding vormt terug te komen op de onder 1.3 tot en met 1.5 genoemde besluiten. Indien het Uwv komt tot aanpassing van de medische beperkingen van appellant zal, zo nodig, een arbeidskundige beoordeling moeten plaatsvinden. De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 1 mei 2020 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
AnnotatorA.C. Hendriks
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:464
Artikel aanvragenVia Praktizijn