Jurisprudentie Bestuursrecht

Uitgever Sdu
Tijdschrift Jurisprudentie Bestuursrecht
Datum 20-10-2022
Aflevering 11
RubriekHoge Raad
TitelHoge Raad 03-06-2022
CiteertitelJB 2022/148
SamenvattingProcesstukken, Procesreglement.
Samenvatting (Bron)Art. 392 Rv. Prejudiciële vragen over regels in procesregelementen van de hoven over maximale omvang van processtukken in hoger beroep. Is de rechter bevoegd om deze beperkingen te stellen en mag zon beperking in procesreglement worden gesteld? Mag in procesreglement worden bepaald dat bij overschrijding van het maximale aantal bladzijden het processtuk wordt geweigerd? Is die weigering een schending van recht op hoor en wederhoor of recht op toegang tot de rechter? Biedt de regeling voldoende rechtsbescherming?
AnnotatorG.J. Stoepker
UitspraakECLI:NL:HR:2022:824
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 24-06-2022
CiteertitelJB 2022/149
SamenvattingRedelijke termijn, Coronavirus.
Samenvatting (Bron)Bpm; coronapandemie niet zonder meer reden voor verlenging redelijke termijn.
UitspraakECLI:NL:HR:2022:935
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRaad van State
TitelRaad van State 17-06-2022
CiteertitelJB 2022/150
SamenvattingEx-tunctoetsing beroep.
Samenvatting (Bron)Bij besluiten van 20 december 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen om de vreemdelingen een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen, afgewezen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:1724
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 06-07-2022
CiteertitelJB 2022/151
SamenvattingAsielaanvraag, Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, Strijd met Unierechtelijk doeltreffendheidsbeginsel, EU Handvest, Onverbindend verklaren.
Samenvatting (Bron)De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen. Bij besluit van 15 december 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd zonder te bepalen dat hij aan de vreemdeling een dwangsom verschuldigd is. Deze uitspraak gaat over de vraag of de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Stb. 2020, 242), die op 11 juli 2020 voor een jaar in werking is getreden, in strijd is met het Unierecht voor zover de Tijdelijke wet de mogelijkheid uitsluit om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag.
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:1810
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 13-07-2022
CiteertitelJB 2022/152
SamenvattingBestuurlijke boete, Evenredigheid, Boetebeleid, Gradaties van verwijtbaarheid, Onredelijk beleid.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 18 september 2019 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid [bedrijf] een boete opgelegd van 36.000,00 wegens negen overtredingen van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen en drie overtredingen van artikel 15a van de Wav. De minister heeft bij besluit van 18 september 2019 aan [bedrijf] een boete opgelegd van 36.000,00 wegens overtreding van de Wav, omdat zij in de periode van 6 juli 2016 tot 29 september 2016, of een gedeelte daarvan, negen vreemdelingen arbeid liet verrichten bestaande uit verschillende productiewerkzaamheden in de tuinbouw. De vreemdelingen waren niet in het bezit van een gecombineerde vergunning voor die werkzaamheden bij [bedrijf]. [bedrijf] was voor die werkzaamheden ook niet in het bezit van tewerkstellingsvergunningen. De minister heeft de boete met 25% gematigd, omdat er tussen het afronden van het onderzoek en het insturen van het boeterapport een periode zit van meer dan een half jaar.
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:1973
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 13-07-2022
CiteertitelJB 2022/153
SamenvattingBelanghebbende, Concurrentiebelang, Verzoek om handhaving, Aanvraag.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 1 oktober 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere de verzoeken van [appellanten] om handhavend op te treden tegen het in strijd met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen recreatief verhuren van vier woningen in Veere, afgewezen. [appellanten] hebben bij het college vier verzoeken ingediend om handhavend op te treden tegen het in strijd met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen recreatief verhuren van de woningen aan de [locatie 1], [locatie 2], [locatie 3] en [locatie 4] te Veere. Zij stellen dat zij hun belang bij de verzoeken ontlenen aan een concurrentiebelang, omdat zij zelf woningen verhuren voor recreatief nachtverblijf aan de [locatie 5] en aan de [locatie 6] in Westkapelle. Het college heeft bij besluit van 1 oktober 2019 de verzoeken van [appellanten] om handhavend op te treden afgewezen, omdat zij volgens het college niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden bij de verzoeken.
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:1979
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 13-07-2022
CiteertitelJB 2022/154
SamenvattingBeleidsregel, Onverbindend.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 6 februari 2020 heeft de minister van Justitie en Veiligheid een verzoek van [appellante] tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers afgewezen. [appellante] is op 2 oktober 2009 en 3 november 2014 ingeschreven als vertaler in het Rbtv. Op 3 november 2019 is haar laatste inschrijving van rechtswege geëindigd. Op 4 november 2019 heeft ze een aanvraag tot inschrijving als vertaler Nederlands-Arabisch, Arabisch-Nederlands, Nederlands-Frans en Frans-Nederlands ingediend. De minister heeft de aanvraag aangemerkt als een verzoek om hernieuwde inschrijving in de zin van artikel 4 van het Besluit verlenging inschrijving Rbtv. Hij heeft de aanvraag afgewezen omdat [appellante] niet aan de werkervaringseis van artikel 11, aanhef en onder a, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers voldoet.
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:1972
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 27-07-2022
CiteertitelJB 2022/155
SamenvattingBelanghebbende, Collectief belang, Algemeen belang.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 29 april 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Katwijk aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het omzetten van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning.
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:2142
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 17-08-2022
CiteertitelJB 2022/156
SamenvattingDelegatie, Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, Rechtszekerheid, Concreet en objectief begrensd, Bekendmaking, Beleidsregels.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 24 november 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boekel het bestemmingsplan "Omgevingsplan: Veegplan 5" vastgesteld. Op het perceel [locatie] in Boekel exploiteert [partij] een paardenhouderij. Tot 1 januari 2020 exploiteerde zij op dit perceel tevens een varkenshouderij als nevenactiviteit. Met de bestreden plannen is beoogd om naast de paardenhouderij nieuwe nevenactiviteiten mogelijk te maken. Het gaat om een groepsaccommodatie met 48 bedden, vier vakantiewoningen met in totaal 32 bedden, lichte horeca met een oppervlakte van 100 m2, een zaalaccommodatie met een oppervlakte van 100 m2 en dagrecreatie. De totale oppervlakte van de voorziene bebouwing is 970 m2. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen zijn omwonenden van [locatie]. Zij kunnen zich met name niet met de omvang van de nieuwe activiteiten verenigen en vrezen daarvan hinder te zullen ondervinden.
AnnotatorH.P. Wiersema , K.M.G. Hamelink , J. Massali
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:2394
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 14-06-2022
CiteertitelJB 2022/157
SamenvattingGeen misbruik van recht, Geen kwade trouw, Beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht, Reëel geschilpunt en redelijk doel met instelling beroep.
Samenvatting (Bron)Beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Geen sprake van misbruik van recht. Nalaten beroep in te trekken. De rechtbank heeft ten onrechte onder verwijzing naar eerdere uitspraken van de Raad geoordeeld dat sprake was van misbruik van recht. Deze uitspraken waren ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gedaan. Destijds was sprake van een reëel geschilpunt en had het instellen van het beroep een redelijk doel. Door na te laten het beroep in te trekken wordt geen gebruik gemaakt van een bevoegdheid die met een bepaald doel is verleend. Misbruik van recht is daarom niet aan de orde.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1381
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 14-06-2022
CiteertitelJB 2022/158
SamenvattingMisbruik van procesrecht, Kwade trouw, Ontbreken reëel geschilpunt, Instellen van beroepen in een kwestie waarover al eerder is beslist.
Samenvatting (Bron)Beroep niet-ontvankelijk. Misbruik van recht. Kwade trouw. Het ontbreken van een reëel geschilpunt in de rechtsverhouding tussen appellante en het college, de handelwijze en het procedeergedrag van appellante en het daarbij volharden in het instellen van beroepen in een kwestie waarover al door de rechtbank en de Raad is beslist, bezien tegen de achtergrond van het grote aantal dwangsomprocedures dat appellante al tegen het college heeft gevoerd, wijst erop dat het appellante met de ingestelde beroepen bij de rechtbank niet daadwerkelijk te doen is om het verkrijgen van duidelijkheid over haar rechtspositie. Appellante heeft de bevoegdheid om beroepen bij de rechtbank tegen de bestreden besluiten in te stellen zodanig evident aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven, dat het aanwenden van die bevoegdheid blijk geeft van kwade trouw.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1427
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 20-06-2022
CiteertitelJB 2022/159
SamenvattingBewust en ondubbelzinnig prijsgegeven grondslag voor besluit, Strijd met goede procesorde.
Samenvatting (Bron)Ten onrechte intrekking en terugvordering van bijstand en boete. De Svb heeft bewust en ondubbelzinnig de grondslag dat appellanten konden beschikken over vermogen in de vorm van bouwgrond en de landbouwgronden prijsgegeven. De Svb kan daar niet op terugkomen door in hoger beroep alsnog aan de besluitvorming ten grondslag te leggen dat het vermogen van appellanten wel met inachtneming van deze onroerende zaken wordt vastgesteld. Het geschil spitst zich vervolgens toe op de vraag of de woning in Turkije in de te beoordelen periode een bestanddeel vormde van het vermogen waarover appellanten in die periode beschikten of redelijkerwijs konden beschikken. De omstandigheid dat een onroerende zaak in een OZB-register op naam van de betrokkene staat genoteerd rechtvaardigt de vooronderstelling dat deze zaak een bestanddeel vormt van het vermogen waarover hij/zij daadwerkelijk beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Appellanten er in geslaagd om aannemelijk te maken dat het tegendeel het geval is. Hun stelling dat uit het taxatierapport over de woning van 5 juli 2021 volgt dat de woning niet kan worden verkocht is aannemelijk.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1355
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 20-06-2022
CiteertitelJB 2022/160
SamenvattingHoren in bezwaar, Bezwaaradviescommissie, Instelling adviescommissie betekent niet dat deze commissie moet horen en adviseren, Geen geslaagd beroep op vertrouwensbeginsel.
Samenvatting (Bron)Terechte afwijzing aanvraag om bijstand. Vertrouwensbeginsel. Appellant heeft onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de BV om zijn bijstandbehoevendheid in de hier te beoordelen periode te kunnen bepalen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Niet in geschil is dat met de mail de gerechtvaardigde verwachting is gewekt dat aan appellant onder voorwaarde bijstand zou worden verleend. Dat betekent niet dat aan die verwachting altijd moet worden voldaan. Het belang van het college weegt in dit geval zwaarder.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1384
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 22-06-2022
CiteertitelJB 2022/161
SamenvattingBeperking wettelijk bewijsvermoeden, Onbillijkheid van overwegende aard, DUO mag maximaal drie jaar studiefinanciering herzien en terugvorderen.
Samenvatting (Bron)DUO mag maximaal drie jaar studiefinanciering herzien en terugvorderen. Na een controle van de woonsituatie van een uitwonende student heeft de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) de studiefinanciering herzien over de hele periode (ruim vijf jaar) waarin de student op het adres is ingeschreven bij de basisregistratie personen (brp). De Raad oordeelt dat de werking van het wettelijk bewijsvermoeden moet worden beperkt tot maximaal 36 maanden: deze periode is lang genoeg voor DUO om een controle uit te voeren. De beperking voorkomt ook dat de student in bewijsproblemen komt. De student hoeft nu minder terug te betalen dan in eerste instantie gevorderd is.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1248
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 13-07-2022
CiteertitelJB 2022/162
SamenvattingBelanghebbende bij schadeveroorzakend besluit, Afgeleid belang echtgenote, Schadevergoeding wegens vertraging van voldoening geldsom, Wettelijke rente, Omvang en duur schadevergoedingsverplichting genormeerd door wettelijke rente.
Samenvatting (Bron)1) Appellante is geen belanghebbende. De rechtbank heeft het schadevergoedingsverzoek van appellante terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij als echtgenote slechts een afgeleid belang bij de WIA-aanspraken van appellant heeft. 2) De rechtbank heeft het schadevergoedingsverzoek van appellant terecht afgewezen. De omvang en de duur van een civielrechtelijke schadevergoedingsverplichting zijn genormeerd. Met de vergoeding van de wettelijke rente wordt dus alle schade, ontstaan door de vertraging in de voldoening van een geldsom, geacht te zijn voldaan.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1548
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 13-07-2022
CiteertitelJB 2022/163
SamenvattingRechtszekerheidsbeginsel.
Samenvatting (Bron)Vaststelling WIA-uitkering op een lager bedrag dan de verstrekte voorschotten voor de jaren 2012 en 2013 in strijd met rechtszekerheidsbeginsel. Door nalatigheid van het Uwv is zodanig lange tijd verstreken sinds de betaling van het voorschot dat appellant redelijkerwijs geen rekening meer hoefde te houden met een vaststelling op een lager bedrag. Dat appellant heeft verzuimd het Uwv te informeren over het uitblijven een beslissing over het recht op vaststelling op een WIA-uitkering maakt dit niet anders.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1486
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 04-08-2022
CiteertitelJB 2022/164
SamenvattingHeroverweging in bezwaar, Voorwaarden herstel gemaakte fout, Geen wettelijke grondslag aanwezig voor intrekking primair besluit, Strijd met verbod van reformatio in peius.
Samenvatting (Bron)Intrekking van Wlz-zorg heeft, gelet op het verbod van reformatio in peius, ook in bezwaar niet mogen plaatsvinden. Met de invoering van artikel 3.2.4 van de Wlz is door de wetgever, anders dan onder de AWBZ, expliciet voorzien in een bevoegdheidsgrondslag voor CIZ om in bepaalde gevallen een eerder door CIZ afgegeven indicatiebesluit te herzien of in te trekken. De Raad stelt vast dat de daar genoemde criteria voor herziening of intrekking van een indicatiebesluit in dit geval niet van toepassing zijn. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking voor zover daarbij het besluit van 25 januari 2017 is herzien in die zin dat appellant per 11 november 2017 geen recht meer heeft op Wlz-zorg. Wat betreft het bezwaar tegen het besluit van 25 januari 2017 wordt als volgt overwogen. Appellant heeft niet duidelijk kunnen maken dat het door appellant gewenste zorgprofiel op basis van de grondslag verstandelijke handicap een hoger pgb zou opleveren dan het toegekende zorgprofiel op basis van de grondslag lichamelijke handicap. Gelet op de omstandigheden in dit geval is een nadere inhoudelijke beoordeling van het bezwaar door CIZ niet meer nodig en blijft het bezwaar tegen het besluit van 25 januari 2017, zoals vastgesteld bij het bestreden besluit, ongegrond. De Raad zal deze ongegrondverklaring dus op zichzelf beschouwd in stand laten. Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1807
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 04-08-2022
CiteertitelJB 2022/165
SamenvattingSchending hoorplicht in bezwaar, Opeenstapeling van overheidsbesluiten met foutieve inschattingen, Bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijken beleid.
Samenvatting (Bron)Kinderbijslag ten onrechte geweigerd. Schending hoorplicht. In het voorliggende geval heeft de Svb zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een bijzonder geval in de zin van het beleid. Gelet op het feit dat appellante de vaststelling van haar vreemdelingenrechtelijke positie tot in hoogste instantie heeft aangevochten en gelet op het feit dat er een opeenstapeling van overheidsbesluiten is geweest waarbij achteraf bezien foute inschattingen zijn gemaakt, ten nadele van kwetsbare mensen, komt de Raad tot de slotsom dat sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat die de Svb aanleiding hadden moeten geven met toepassing van artikel 4:84 van de Awb af te wijken van zijn beleid. Het gevolg van onverkorte toepassing van het beleid is onder deze omstandigheden onevenredig ten opzichte van het hiermee te dienen doel, te weten rechtszekerheid voor het bestuursorgaan. Het feit dat de Svb geen verwijt treft, doet voor de toepassing van artikel 4:84 van de Awb niet ter zake.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1814
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 26-08-2022
CiteertitelJB 2022/166
SamenvattingOnafhankelijkheid en onpartijdigheid rechtspraak, Nevenfuncties rechterlijke ambtenaren, Exceptieve toetsing, Beleidsregel, Evenredigheid, Zorgvuldigheid, Geen concretiserend besluit van algemene strekking, Procesbelang.
Samenvatting (Bron)Nevenbetrekking gerechtsauditeur CRvB. 1) De bestuursbeslissing van 16 maart 2021 is een (wetsinterpreterende) beleidsregel. Bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. 2) Toestemming voor het vervullen van nevenbetrekkingen is ten onrechte ingetrokken. Het beleid van de Raad in de bestuursbeslissing van 16 maart 2021 is onevenredig in verhouding tot de ermee te dienen doelen. Het beleid is bovendien inhoudelijk niet zorgvuldig tot stand gekomen. Het beleid is ten eerste niet geschikt om het publieke vertrouwen in de rechtspraak van de CRvB te handhaven. Bovendien is onvoldoende gemotiveerd dat juist dit beleid noodzakelijk is en dat niet met een minder vergaande regeling kon worden volstaan. Dit laatste klemt vooral omdat het beleid een verdergaande beperking betekent van het recht op vrije arbeidskeuze van gerechtsauditeurs en omdat daarmee wordt teruggekomen van de eerder verleende toestemming een nevenbetrekking bij een bezwaaradviescommissie te mogen vervullen.
AnnotatorJ.H. Keinemans
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1859
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 05-07-2022
CiteertitelJB 2022/167
SamenvattingEinduitspraak na tussenuitspraak, Motiveringsgebrek, Schending zorgvuldigheidsbeginsel, Gebrek niet hersteld.
Samenvatting (Bron)Einduitspraak na tussenuitspraak. Teeltverbod opgelegd wegens besmetting met knolcyperus. Volgens verweerster blijkt uit de foto en de schets van de keurmeester dat het gehele perceel van verzoekster is besmet met knolcyperus. Appellante betwist dit en stelt dat slechts 1% van het perceel is besmet. In de tussenuitspraak heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat verweerster onvoldoende bewijs heeft geleverd dat het volledige perceel van appellante is besmet met knolcyperus. De voorzieningenrechter heeft verweerster daarom opgedragen dit gebrek te herstellen door het perceel van appellante opnieuw te controleren. Verweerster heeft het College bericht geen gebruik te zullen maken van de herstelmogelijkheid, omdat het feitelijk absoluut onmogelijk zou zijn om in deze periode nader onderzoek te doen. Het geconstateerde motiveringsgebrek (en mogelijk ook de onzorgvuldige voorbereiding) is aldus niet hersteld. Het College verklaart het beroep daarom gegrond, vernietigt het bestreden besluit, herroept het primaire besluit en neemt een nieuw besluit waarin het teeltverbod beperkt blijft tot het in ro. 5 genoemde deel van het perceel.
UitspraakECLI:NL:CBB:2022:360
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 09-08-2022
CiteertitelJB 2022/168
SamenvattingProcesbesluit.
Samenvatting (Bron)ACM heeft in een overtredingsbesluit vastgesteld dat de Mededingingswet (Wet Markt & Overheid) is overtreden omdat het college van burgemeester en wethouders bij de verhuur van een sportcentrum niet de integrale kosten heeft doorberekend. Het College sluit aan bij de uitspraak van de ABRvS (ECLI:NL:RVS:2021:567) dat een procesbesluit ook na het verstrijken van de hogerberoepstermijn kan worden overgelegd. Er is een geldig procesbesluit en daarmee is het beroep van het college van burgemeester en wethouders tegen het overtredingsbesluit ontvankelijk. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd. Het College doet de zaak mede op verzoek van partijen verder zelf af. Het College oordeelt dat de verhuur van het sportcentrum een economische activiteit is; de verhuur dient niet ter uitoefening van overheidsgezag. Bij een economische activiteit moeten de integrale kosten worden doorberekend. ACM heeft terecht in het overtredingsbesluit vastgesteld, dat dat niet (correct) is gebeurd. Zie voor de procedure over het algemeen belang-besluit van de gemeenteraad: ECLI:NL:CBB:2022:506.
UitspraakECLI:NL:CBB:2022:507
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 23-08-2022
CiteertitelJB 2022/169
SamenvattingSubsidie, Coronasteun, Evenredigheid, Drietrapstoets.
Samenvatting (Bron)Vaststelling subsidie op grond van de Regeling Tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers. Verweerder heeft de subsidie verlaagd naar 0,- en het reeds betaalde voorschot teruggevorderd omdat appellante niet voldoet aan het vereiste van 30% omzetverlies. Het College is van oordeel dat appellante daardoor onevenredig wordt benadeeld, omdat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden. De minister mocht daarom in dit geval geen gebruik maken van zijn bevoegdheid om de subsidie lager vast te stellen. Het beroep is gegrond en het College voorziet zelf in de zaak.
UitspraakECLI:NL:CBB:2022:557
Artikel aanvragenVia Praktizijn