Maakt de Hoge Raad de werkdruk voor IE-rechters onnodig zwaar?

Maakt de Hoge Raad de werkdruk voor IE-rechters onnodig zwaar?

De Hoge Raad concludeert in het onderstaande arrest dat het hof vanwege de gevonden 'mate van overeenstemming' tussen een merkartikel en een vermeend plagiaat had moeten onderzoeken of er verwarringsgevaar is of verband—en door dit na te laten blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Maakt de Hoge Raad het werk van IE-feitenrechters nu onnodig zwaarder?
Waarom zouden feitenrechters nog het verwarringsgevaar en het verband moeten onderzoeken, als geoordeeld is dat merk en teken niet op (merkenrechtelijk) relevante wijze overeenstemmen?