Quint/Te Poel

Quint/Te Poel

Bouwen op grond van iemand anders, in opdracht van de huurder. Ongerechtvaardigde verrijking. Bronnen van verbintenis.
Het B.W. houdt niet den algemenen regel in, dat op dengene die zonder wettigen grond ten koste van het vermogen van een ander is verrijkt, een verbintenis rust om dien ander schadeloos te stellen tot het bedrag waarmede hij is verrijkt. Uit art. 1269 B. W., bepalende dat verbintenissen ontstaan of uit overeenkomst of uit de wet, volgt niet, dat elke verbintenis die niet uit overeenkomst voortvloeit, rechtstreeks op enig wetsartikel moet steunen. De woorden "uit de wet" zijn aldus te verstaan, dat in gevallen die niet bepaaldelijk door de wet zijn geregeld, de oplossing moet worden aanvaard, die in het stelsel van de wet past en aansluit bij de wèl in de wet geregelde gevallen.
Een aannemer die ter uitvoering van een met den huurder van een perceel aangegane overeenkomst daarop werken heeft aangelegd en die schade lijdt doordat zijn medecontractant niet tot betaling in staat blijkt te zsijn, heeft tegen den grondeigenaar die door toepasselijkheid van den natrekkingsregel verrijkt is, geen vordering tot schadevergoeding.
Aan den aannemer die, hoewel hij door tijdig de openbare registers te raadplegen had kunnen weten, dat hij ging bouwen op grond, die niet aan zijn opdrachtgever toebehoorde, daarvan eerst na afloop van den bouw heeft kennis genomen, komt een bescherming, gelijk art. 659 aan den bezitter te goeder trouw niet toe.