Deze zaak ging over juffrouw De Vries, bewoonster van een bovenhuis in Zutphen. Dit bovenhuis had met het daaronder liggende pakhuis, een opslag voor leren kleding, een gemeenschappelijke waterleiding waarvan de hoofdkraan zich in het bovenhuis bevond. In de eerste dagen van 1909 sprong door strenge vorst de waterleiding in het pakhuis. De Zutphense juffrouw weigerde de hoofdkraan af te sluiten of gelegenheid daartoe te geven. Pas na een tijdje draaide zij de kraan dicht, maar inmiddels had het water al 20 minuten schade aangericht aan opgeslagen goederen.
Is voor onrechtmatige nalatigheid een wettelijke verplichting tot handelen vereist? Deze vraag werd door de Hoge Raad bevestigend beantwoord, waarbij een strikte wetsuitleg gehanteerd werd. Het arrest was de voorloper van het arrest Lindenbaum/Cohen en is belangrijk geweest in de ontwikkeling van het leerstuk van de onrechtmatige daad.