Het ontstaansmoment van vorderingen en het vestigen van een pandrecht op vorderingen
Het hof oordeelt in deze zaak dat Rabobank een pandrecht op lesgeld heeft verkregen, ondanks dat dit lesgeld pas na faillissementsdatum werd geïncasseerd en de lessen tijdens de voortzettingsperiode werden gegeven. Volgens het hof blijkt uit de contractuele voorwaarden dat de vorderingen voor faillissementsdatum zijn ontstaan. De regel uit WUH/Emmerig q.q. gaat niet op, omdat de curator niet verplicht was om de zwemlessen te geven. De wet en/of het verbintenissenrecht bepaalt dus de inhoud van een vordering en in hoeverre de boedel verplicht is om de tegenprestatie te leveren.