Hoe bepaalt de rechter of een belangenorganisatie een algemeenbelangactie mag starten?

Hoe bepaalt de rechter of een belangenorganisatie een algemeenbelangactie mag starten?

In civiele algemeenbelangacties (denk aan de Urgenda-zaak, geluidshinder van Schiphol, of het stikstofbeleid) moet de rechter in het kader van de ontvankelijkheid beoordelen of de procederende belangenorganisatie 'voldoende representatief' is. In het onderstaande rapport wordt de uitwerking van deze representativiteitseis in Nederland vergeleken met België, Duitsland, Engeland & Wales, Frankrijk, Noorwegen en Zweden.
Alle onderzochte juridicties geven belangenorganisaties de bevoegdheid op te komen voor de belangen van derden. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen twee typen representativiteitseisen. Het eerste heeft betrekking op de vraag of de desbetreffende belangenorganisatie geschikt is om op te komen voor de belangen die onderwerp zijn van de procedure. Het tweede type heeft betrekking op de relatie met de achterban waarvoor de organisatie opkomt.
Het onderzoek laat zien dat de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (Wamca) weinig aanknopingspunten biedt bij de uitwerking van het representativiteitsvereiste. Dit leidt tot rechtsonduidelijkheid. Wel hebben rechters inmiddels nader uitwerking gegeven aan dit vereiste.