De onkreukbare ambtenaar onder het civiele arbeidsrecht

De onkreukbare ambtenaar onder het civiele arbeidsrecht

Al onder de Ambtenarenwet 1929 nam integriteit een belangrijke plaats in. De ambtenaar legt bijvoorbeeld een eed of belofte af en heeft zich te gedragen als een goed ambtenaar. Na de normalisering van het ambtenarenrecht is integriteit onverminderd tot de kern van het ambtenaarschap blijven behoren. Kan echter van een 'genormaliseerde ambtenaar' méér integer handelen worden verwacht dan van een 'gewone' werknemer?