De (gedeeltelijke) vernietiging van concurrentiebedingen in beëindigingsovereenkomsten
Hoe zit het met de geldigheid van concurrentiebedingen in beëindigingsovereenkomsten? Speelt de omstandigheid dat een concurrentiebeding in een beëindigingsovereenkomst is opgenomen een rol in geval van een beroep op (gedeeltelijke) vernietiging? Heeft een rechter vrijheid inzake toepasselijkheid van een of meerdere vernietigingsnormen — en zo ja, in welke mate? Welke vernietigingsnormen en vrijheden passen rechters in de praktijk toe en valt er een lijn in de jurisprudentie te ontdekken?